144
MAANDAG 19 FEBRUARI 1934.
Wijziging verordening op het Rijden.
(Voorzitter.)
College daarover gehoord heeft, is het tot de overtuiging
gekomen, dat er inderdaad alle reden is te trachten die
openbare vervoermiddelen in stand te doen blijven en hun
nuttige functie, die niet kan worden overgenomen door
particuliere vervoerondernemers, te doen blijven vervullen.
Uit dien hoofde wil de Commissie zooveel mogelijk, zonder
anderen te benadeelen, de bestaande vervoermiddelen be
schermen en den verkeersmisstand, langzamerhand ontstaan
door het verschijnen op den openbaren weg, vooral op de
hoofdwegen, van de kleine taxi's, zooveel mogelijk keeren.
Verder gaat de bedoeling van de Commissie voor de Straf
verordeningen niet. Allereerst is natuurlijk gedacht aan een
snorverbod; bij een onderzoek is echter gebleken, dat daar
mede niet te werken valtvoor den rechter stuit men voort
durend op de allergrootste moeilijkheden, omdat men bij
vervolging moet bewijzen, dat alle elementen van dat straf
bare feit zich voorgedaan hebben; slaagt men daarin niet,
dan volgt vrijspraak.
De Commissie is toen te rade gegaan om het eenvoudiger
te doentoen is door den deskundige de gemeente aangeraden
om eenvoudig aan bestuurders van motorrijtuigen te ver
bieden op den openbaren weg al of niet tegen betaling publiek
op te nemen. Nu was het eerste bezwaar hiertegen, dat men
familieleden of kennissen niet meer zou mogen opnemen;
dat is echter niet verbodendaarom spijt het spreker, dat de
toelichting niet uitvoeriger is geweest, maar hij kan voldoende
autoriteiten aanhalen om te bewijzen, dat door hier te spreken
van publiek" tegen een verkeerde interpretatie, hetzij door
de politie, hetzij door de rechterlijke macht, gewaakt kan
worden. Onder het begrip „publiek" is niet te begrijpen
iedereen; dit is een quaestie van een bepaalde verhouding
tusschen bepaalde personen op een zeker oogenblik.
Wanneer in een verordening als deze wordt gesproken
van „het opnemen van publiek", bedoelt men, dat tusschen
dengene, die den passagier opneemt, en dengene, die zich
laat opnemen, geen andere verhouding bestaat dan tusschen
iemand, die een ander vraagt mede te rijden met het doel
hem tegen betaling te vervoeren. Gelukkig behoeft men te
dien aanzien over de opvattingen van de rechterlijke macht
niet benauwd te zijn.
Spreker kan de garantie geven, dat de politie, die dezen
maatregel heeft voorgesteld, er allerminst op uit zal zijn
iederen automobilist, die iemand op straat in zijn wagen
opneemt, dadelijk te bekeuren. De politie wil eigenlijk alleen
het hinderlijke snorren op de groote hoofdwegen in de stad
tegengaan. De stad is klein genoeg om precies te weten, wie
er snorren; de politie kent de chauffeurs en de wagens.
Het moet de Raadsleden geruststellen, dat de rechter in
dezen ook helpen zal.De uitdrukking: „Het is verboden publiek
op te nemen," beoogt de particulieren er buiten te houden
en houdt den eisch in, dat, zooals bij taxi's het geval is, er
een aanbod moet zijn, waarvan ieder gebruik kan maken.
Het opnemen van vrienden en familieleden valt er buiten
en zal niet worden tegengegaan. Het laatste wordt bevestigd
door een arrest van den Hoogen Raad van 6 Juni 1933, dat
een nadere opvatting heeft gegeven van de beteekenis van
het woord „publiek". De Hooge Raad heeft gevoeld, dat
men niet in woordenzifterij moet vervallen en geen dwaas
heden bij den wetgever moet veronderstellen. Het arrest
betrof de toepassing van de Winkelsluitingswet en de Hooge
Raad maakte een onderscheid tusschen lien, die met den
winkelhouder in zakelijke relatie staan en degenen, die met
hem in relatie staan uit persoonlijke motieven.
Precies hetzelfde zal zich mutatis mutandis voordoen bij
de thans voorgestelde verordening. De politie zal natuurlijk
iederen automobilist vrij laten, die een vriendje of een
vriendinnetje opneemt in zijn wagen, en weet precies, wie
tot de overtreders behoort en van wie men kan aannemen,
dat zij inderdaad de bedoeling hebben te snorren.
Men heeft dus getracht een bepaling te vinden, die men kan
handhaven. Wanneer men een snorverbod maakt, weet men
van te voren, dat het niet te handhaven is en dat men de
bepaling dus te vergeefs gemaakt heeft.
Het is de bedoeling op deze wijze de misstanden, die op
het gebied van het verkeer zijn ontstaan, uit den weg te
ruimen.
Met standplaatsen heeft deze verordening in het geheel
niets te maken. Wel wordt er op een bepaalde plaats over
standplaatsen gesproken, maar dan betreft het een uit
zondering op den regel, dat op bepaalde wegen geen passagiets
mogen worden opgenomen. Een taxihouder, die een vaste
standplaats heeft op den hoek van den Rijnsburgersingel en
den Stationsweg, mag daar wel passagiers opnemendaarvoor
is natuurlijk een uitzondering gemaakt, maar men kon niet
verwachten, dat in deze verordening de quaestie van de
standplaatsen zou geregeld worden; daarvoor is ze niet
Wijziging verordening op het Rijden.
(Voorzitter e.a.)
gemaakt. De mogelijkheid om standplaatsen uit te geven,
bestaat al lang; daarvan is reeds herhaaldelijk gebruik
gemaakt door het Collegeop alle punten van de stad, waar
voor door voortvarende taxibezitters vergunning werd aan
gevraagd, is die ook verleendwanneer men vraagt om stand
plaatsen, is het College altijd bereid zoodanig verzoek in over
weging te nemen en, zoo mogelijk, in te willigen. Wanneer b.v.
op groote schaal de taxi-ondernemingen, die zich door aan
neming van deze verordening gedupeerd achten, om stand
plaatsen zouden vragen, dan is daartegen in beginsel geen
enkel bezwaar. Dit onderwerp wilde de Commissie echter
in deze verordening niet regelen. Er zijn ook aanvragen voor
standplaatsen in de buitenwijken, die nog niet zoo definitief
zijn, dat spreker daarover nu spreken kan, maar die behoudens
andere bezwaren zullen worden toegestaan; het College staat
in dit opzicht volmaakt vrij; mocht men meenen, dat men
de uit deze verordening voor de taxi-ondernemingen voort
vloeiende moeilijkheden kan doen verdwijnen door het
aanvragen van standplaatsen, welnu, laat men dat doen;
daartegen is geen enkel bezwaar; spreker vreest alleen maar,
dat men van die standplaatsen niet veel voordeel hebben
zal. Wanneer men die standplaatsen op eenigszins ruimere
schaal gaat geven, zal men dit moeten regelen en daaraan
zekere voorwaarden moeten verbinden; dit zijn punten, die
de ondernemers misschien niet gaarne geregeld zien.
Enkele taxi-ondernemingen hebben niet het minste be
zwaar tegen deze verordening, heeten haar integendeel
welkom en zijn allerminst gesteld op het hebben van stand
plaatsen; die zien hun toekomst in de ontwikkeling van hun
bedrijf tot een garagebedrijf.
De zaak is dus veel onschuldiger dan men zich dacht;
spreker geeft den Raad in overweging deze proefneming nu
eens te doen met het oog op de bescherming van de beide
hier bestaande openbare vervoermiddelen en op het uit den
weg ruimen van misstanden op verkeersgebied, in het leven
geroepen door de uitbreiding van de taxi-ondernemingen.
De heer Wiliner moet constateeren, dat de bedoeling van
dit voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen
uitstekend is en dat deze ook geheel en al tot haar recht komt.
Die bedoeling is n.l. om verkeersmisstanden op te heffen en
om de openbare vervoermiddelen, die bij de huidige verkeers-
ontwikkeling nog noodzakelijk zijn, te beschermen en niet
dood te laten concurreeren. Nu is echter in deze verordening
het moeilijke en verkeerde, dat in de practijk veel meer zal
worden bereikt dan de bedoeling is; deze verordening zal
in de practijk resultaten hebben, die niet bedoeld zijn. Spreker
is het met den heer Wilbrink eenshet is in deze gemakkelijk
te critiseeren, maar moeilijk om op te bouwen. Toch kan
spreker die critiek niet versmoren; hij vreest n.l. dat deze
verordening het resultaat zal hebben, dat het opkomende en
in groei zijnde taxibedrijf, dat aan de verlangens van dezen
tijd voldoet, dat in dezen tijd in een stad als Leiden wordt
gevraagd en dat men zou missen, indien het er niet meer was,
in zijn ontwikkeling wordt gesmoord. Men interrumpeert nu:
Niets hoor! Waarop is dat optimisme gegrond? Spreker
grondt zijn sombere voorstelling op het feit, dat dit bedrijf
het voor een groot gedeelte moet hebben van de passagiers,
die het in de drukke stad en op de drukke wegen opneemt
en zeker niet voor het grootste gedeelte van hen, die het be
drijf opbellen of naar de garages gaan.
Spreker vindt het voorstel dan ook niet zoo onschuldig.
Is het niet mogelijk iets te bedenken, waardoor naast het
goede effect, dat deze verordening ongetwijfeld in de praktijk
zal hebben, het verkeerde effect wordt weggenomen, althans
niet meer zoo sterk is, als spreker vreest, dat het op het oogen
blik zijn zal. Wanneer dat niet geschiedt en het opkomende
bedrijf, dat aan de verschillende eischen van den modernen
tijd voldoet en eigenlijk in dezen tijd een behoefte is, door
de aanneming van deze verordening wordt onderdrukt, kan
spreker zijn stem niet aan dit voorstel geven.
De heer Coster verzoekt het College bij het verstrekken van
vergunningen tot het innemen van vaste standplaatsen
rekening te houden met de bestaande taxiverhuurinrichtingen
en de standplaatsen niet in de onmiddellijke nabijheid daar
van aan te wijzen.
De heer Manders had dezelfde bezwaren als aangevoerd
zijn door de sprekers in eerste instantie, maar gevoelt niet
zoo sterk het bezwaar, dat geuit is door den heer Wilmer.
De Voorzitter heeft de in eerste instantie aangevoerde be
zwaren zeer goed weerlegd. De verordening zal alleszins
beantwoorden aan het doel, dat men bij de samenstelling
beoogd heeft. Het taxibedrijf zal er niet door te gronde