MAANDAG 19 Wijziging verordening Keuringsdienst van Vee en Vleeseh; e.a. (Coster e.a.) De artikelen I tot en met XXV worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel, eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, wordt vastgesteld. XXI. Voorstel tot wijziging van de verordening op het rijden. (Zie Ing. St. No. 4.) Hierbij komen tevens aan de orde de ingekomen adressen. De heer Coster juicht het toe, dat Burgemeester en Wet houders orde willen brengen in het taxibedrijf te Leiden. Spreker zegt door dit voorstel wel voldaan te zijn, maar is nog niet tevreden, aangezien men het taxibedrijf ook een bestaansmogelijkheid moet geven. Spreker acht het ge- wenscht, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel terugnemen, aangezien nu half werk is verricht. Het is n.l. gewenscht in de verordening de bepaling op te nemen, dat verschillende plaatsen in de stad als standplaatsen voor taxi's worden aangewezen, waarbij het opschuifsysteem in den ruimsten zin van het woord wordt toegepast. D.eze stand plaatsen mogen echter niet in de onmiddellijke nabijheid van taxiverhuurinrichtingen liggen. Men komt op die manier aan de wenschen van de taxi- ondernemers te gemoet, terwijl het publiek weet, waar het een taxi kan vinden, als de standplaatsen met behulp van borden worden aangeduid. De heer Wilbrink kan niet zeggen, dat de door Burge meester en Wethouders voorgestelde maatregelen een goede oplossing brengen van den chaotischen toestand van het verkeer, maar moet erkennen ook niet in staat te zijn dadelijk een behoorlijke oplossing aan te geven. Het betreft hier een buitengewoon moeilijke materie. Bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zullen de houders van taxibedrijven aan het inzicht van den Commissaris van Politie of het College over geleverd zijn. Ieder, ook een taxihouder, wenscht nog wel een klein beetje rechtszekerheid te hebben en ieder, die een auto geheel of gedeeltelijk bezit, wenscht daarover eenige zeggenschap te behouden, buiten het College en den Commis saris van Politie om. Volgens de letter van de voorgestelde bepaling, zou het een automobilist verboden zijn, onderweg zijn dochter of een bekende, b.v. een zakenrelatie, in zijn auto op te nemen. Het zal wel niet de bedoeling zijn, zoo kras op te treden, maar dan zou spreker daaromtrent toch ook eenige zekerheid willen hebben, want in zoo'n geval zou spreker niet graag een proces-verbaal, dat men in Leiden gemakkelijk genoeg kan krijgen, tegen zich opgemaakt zien. Heeft het College verder niet overwogen om nu direct in de verordening vaste standplaatsen voor die taxi's aan te wijzen, ook zooveel mogelijk in de onmiddellijke omgeving van de hoofdwegen omdat deze te smal zijn, kunnen ze niet op de hoofdwegen zelf stationneeren. Zoo zijn er b.v. in de omgeving van den Hoogen Rijndijk, verschillende plaatsen in het centrum van de stad, bv. Korevaarstraat, Steenschuur, Vischmarkt, Papengracht, waar taxi's kunnen stationneeren; ze worden wel eenigszins in hun bedrijf bemoeilijkt dan, omdat ze niet maar raak kunnen rijden, maar daartegenover staat, dat de gemeente ook verplichtingen heeft tegenover het andere vervoer; het zou voor de gemeente niet verantwoord zijn dezen ongeregelden toestand te laten voortduren, waar door b.v. het lokale tramverkeer zou worden opgeheven, wat voor tal van menschen een ramp zou zijn, doordat telkens een taxi nemen voor hen te duur zou zijn. Daarnaast zijn tallooze schoolkinderen door goedkoope tramabonnementen goed in de gelegenheid de gewenschte school te bezoeken, wat zou ophouden, als de tram het bestaan onmogelijk werd gemaakt. Zonder behoorlijk passagiersvervoer kan de tramexploitatie nooit loonend zijn; als het slecht betaalde vervoer overblijft voor tram en bus en het beter betaalde vervoer wordt weggekaapt door de taxi's, dan zal de tram onmogelijk haar dienst in stand kunnen houden; dat acht spreker van groot belang voor de Leidsche burgerij. Daarom moeten maatregelen genomen worden, maar spreker had zeer gaarne gezien, dat het College een bepaling zou weten te redigeeren, zoodat particulieren tenminste onderweg vrienden en familieleden zouden kunnen opnemen en verder, dat voor de taxi's standplaatsen werden gereserveerd. De heer Beekenkamp sluit zich in groote lijnen geheel bij den heer Wilbrink aan, doch heeft ook ernstige bezwaren tegen de redactie van dit voorstel; zoo is het bij de tegen woordige redactie verboden vrienden, kennissen of zaken relaties op te nemen; men schijnt zich uit de impasse te i'EBRUARI 1934. 143 Wijziging verordening op het Rijden. (Beekenkamp e.a.) willen redden, door de interpretatie, dat hier alleen ver boden is „publiek" op te nemen. Het lijkt spreker echter buitengewoon moeilijk in deze het bewijs te leveren. Hoe kan een politieagent prima vista beoordeelen of bepaalde personen „publiek" zijn? Daarom acht spreker het volkomen juist een snorverbod zooals in andere plaatsen bestaat te vermijden; dit zou inderdaad groote moeilijkheden opleveren. De heer Wilbrink heeft aangedrongen op een wijziging van de redactie van het artikel. Dat is inderdaad zeer moeilijk. Spreker heeft zelf bij een vorige gelegenheid er op aan gedrongen, dat men de invoering van het zgn. concessie stelsel, zooals het in Groningen en Rotterdam wordt toege past, zou overwegen. Wil men daar niet aan, dan zou te overwegen zijn, het tweede lid van het artikel in dien zin te wijzigen, dat het aan houders van luxe-auto's, verhuurders van taxi's, of hun in dienst zijnd personeel verboden is al of niet tegen betaling personen op te nemen. Daardoor zouden de bezwaren, die te recht tegen de voorgestelde redactie worden aangevoerd, ondervangen zijn. Wat de vaste standplaatsen betreft, laat de voorgestelde redactie de mogelijkheid open, dat Burgemeester en Wet houders t. z. t. hier en daar vaste standplaatsen aanwijzen, maar ze laat den Raad op het oogenblik in het onzekere omtrent de vraag, waar zij zullen komen. In en buiten den Raad heeft men geklaagd over het on gerief, dat het publiek van de totstandkoming der verordening- zal hebben. De voorgestelde regeling bedoelt de hoofdstraten zooveel mogelijk van taxi's te ontlasten en ze is juist, indien men haar ziet als een verkeersregeling. Men moet er echter voor waken, geen regeling te treffen, die aan den eenen kant belangen dient en aan den anderen kant belangen schaadt. Het publiek zal er niet mede gediend zijn, als de taxi's van de Breestraat, de Hoogewoerd en de Steenstraat verdwijnen. Juist met het oog op de belangen van het pubhek is het gewenscht, dat Burgemeester en Wethouders binnen den kortst mogelijken tijd in de nabijheid van de hoofdverkeers aders vaste standplaatsen aanwijzen, opdat het publiek kan weten, waar het ten allen tijde een taxi kan bereiken. Spreker noemt in dit verband: de Korevaarstraat, de Papengracht, het Gangetje, de Vischmarkt, de Groenhovenstraat bij het Diaconessenhuis, de Hooigracht bij het St. Elisabeths- gesticht. Daarmede is ook het taxibedrijf gediend, omdat de taxihouders voor een groot deel broodeloos worden gemaakt, wanneer zij niet üi staat gesteld worden, hun brood te ver dienen met snorren op de Breestraat enz. Wanneer zij in de gelegenheid worden gesteld een standplaats in te nemen bij de verkeersaders, waarin zij vroeger hun brood schijnen gevonden te hebben, zullen de bezwaren verdwijnen als sneeuw voor de zon. Men zegt: op het oogenblik verzetten de mensehen zich tegen vaste standplaatsen en daarom willen wij er niet aan. Wanneer zij echter moeten kiezen tusschen twee kwaden, zullen zij de vaste standplaatsen kiezen. Spreker stemt gaarne toe, dat men een dergelijke lastige en ingewikkelde materie niet rauwelings in den Raad moet brengen en daarover voorzichtig moet denken. Daarom geeft spreker het College in overweging het voorstel terug te nemen en het opnieuw in de Commissie voor de Strafverordeningen, die door een hedenmiddag genomen besluit toch bijeen geroepen moet worden, aan de orde te stellen. De Commissie zou dan ook de door spreker voorgestelde redactie onder de oogen kunnen zien. De heer Groeneveld zegt, dat uit hetgeen sub 3 is voor gesteld blijkt, dat Burgemeester en Wethouders voornemens zijn ook langs de straten, waar trams en bussen rijden, vaste standplaatsen aan te wijzen. Uit deze verordening blijkt echter niet, dat het College voornemens is standplaatsen aan te wijzen op andere plaatsen, in de buitenwijken; spreker is het met den heer Coster eens; spreker wil zich er niet tegen verzetten, dat ook in de nabijheid van bestaande lijnen standplaatsen worden aangewezen, maar het eerst noodig zijn toch wel standplaatsen daar, waar in het geheel geen verbindingen zijn. De Voorzitter zegt, dat men een onjuiste voorstelling van de bedoeling van deze verordening heeft, die niet door het College, maar door de Commissie voor de Strafverordeningen is voorgesteld; men haalt er allerlei bij, dat er niet mee te maken heeft. Spreker geeft toe, dat er op het oogenblik op verkeersgebied een verkeerde toestand heerscht, voornamelijk waar te nemen op de voornaamste wegen. Er is ook geklaagd door de openbare vervoermiddelen hier, dat zij te lijden hebben onder de concurrentie van de kleine taxi's. De Directie van den autobusdienst heeft het College er op gewezen, dat ook dat bedrijf er aanzienlijk onder te lijden heeft. In over eenstemming met het oordeel van een deskundige, dien het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 13