28 II. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 18 Mei 1931 (Gemeenteblad No. 15), op de invordering van de belasting op tooneelvertooningen en andere vermaJcelijlcheden. Artikel I. In artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt „invordering" vervangen door „inning". Artikel II. In artikel 2 worden de woorden: „is invorderbaar" ver vangen door: „moet worden betaald". c. de aldns gewijzigde verordeningen opnieuw vast te stellen, met dien verstande, dat: 1°. artikel 14 van de verordening op de heffing van eene belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijk heden wordt gelezen als volgt: „Deze verordening treedt in werking op den eersten dag der maand, volgende op die, waarin het bericht der Konink lijke goedkeuring bij het Gemeentebestuur is ingekomen. Alsdan vervalt de verordening van 18 Mei 1931 (Gemeente blad No. 15)." 2°. artikel 4 van de verordening op de invordering van eene belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijk heden wordt gelezen als volgt: „Deze verordening treedt in werking tegelijk met de verordening op de heffing van deze belasting. Alsdan vervalt de verordening van 18 Mei 1931 (Gemeente blad No. 15)." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 57. Leiden, 9 Maart 1934. In Uwe Vergadering van 25 Juli 1933, gewijd aan de behandeling van het rapport uitgebracht door de Reorganisatie- Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon (Handelingen 1933 pag. 355), werd door den heer van Stralen een motie ingediend, luidende als volgt: „De Raad spreekt de wenschelijklieid uit dat voor de georganiseerde werkloozen, welke door Maatschappelijk Hulp betoon worden gesteund, de aanmelding en de uitbetaling- der ondersteuning geschieden via de besturen der betrokken organisaties". Deze motie werd door ons College met goedvinden van Uwe Vergadering in praeadvies genomen en is door ons met verzoek om advies aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon doorgezonden. Blijkens haar in de Leeskamer ter visie liggend schrijven van 13 Februari j.l. heeft deze Commissie in hare vergadering van 30 Januari j.l. den in deze motie geformuleerden wensch onder het oog gezien en behandeld. Met op één na algemeene stemmen heeft deze instelling zich tegen inwilliging hiervan verklaard. Blijkens haar mede in de Leeskamer ter visie liggend schrijven van 13 Februari j.l. heeft de voornoemde Commissie tevens op die vergadering haar houding bepaald tegenover het aan ons College gericht verzoek van het R.K. Werklieden verbond in Nederland van 11 Juli 1933, dat door ons even eens om advies in haar handen was gesteld. Dit Verbond drong er op aan, om de ondersteuning van hen, die krachtens hun leeftijd geen aanspraak meer op kasuitkeering kunnen maken en daardoor eveneens uitgesloten zijn van de Rijks steunregeling, via hun organisatie uit te betalen. In de voor melde raadsvergadering sprak de heer van Tol ook in dien zin. Gelijk uit dat schrijven blijkt, heeft de Gemeentelijke Com missie voor Maatschappelijk Hulpbetoon zich met algemeene stemmen vóór inwilliging van dit verzoek verklaard en de noodige maatregelen genomen, om dit ter kennis van de betrokkenen te brengen. Aangezien blijkens het bovenstaande de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon zich met over- groote meerderheid heeft verklaard tegen de uitvoering van het denkbeeld, in de motie van den heer van Stralen neer gelegd, en derhalve op grond van dit gezaghebbend oordeel mag worden aangenomen, dat de door den heer van Stralen aanwezig geachte wenschelijklieid in werkelijkheid niet bestaat, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging de voornoemde motie niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 8