22
de huur in ieder geval op 1 Mei 1945 zal eindigen, zonder
dat eenige opzegging daartoe wordt vereisclxt, en verder
onder de in de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 44. Leiden, 9 Maart 1934.
Van den heer W. Noppe, huurder van het bovenhuis
Drie Octoberstraat 27a, is een verzoek om huurvermindering
ingekomen. Deze woning werd aan hem bij raadsbesluit van
30 November 1931 (Ingek. Stukken No. 291) verhuurd voor
den prijs van 336.per jaar, onder bepaling, dat de straat-
belasting voor rekening van den huurder kwam.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat
er in dit geval aanleiding is, den huurprijs te verlagen tot
318.per jaar, met inbegrip van de straatbelasting ad
rond 18.welke belasting, overeenkomstig het tegen
woordig gevolgd systeem, niet meer afzonderlijk in rekening-
wordt gebracht, doch voortaan in den huurprijs wordt
opgenomen.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken, geven wij mitsdien Uwe Vergadering in overweging,
Uw besluit van 30 November 1931 inzake de verhuring van
liet bovenhuis Drie Octoberstraat 27a aan W. Noppe, in
dier voege te wijzigen, dat met ingang van 1 Mei 1934 de
huurprijs wordt verlaagd tot 318.per jaar, waaronder
begrepen de straat belasting.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
N°. 45. Leiden, 9 Maart 1934.
Bij raadsbesluit van 11 April 1932 (Ingek. Stukken No. 81)
werd het recht tot heffing van den weg- en watertol tegenover
den Bijnsburgschen Vliet, bij het zg. „Leidsche Hek" voor
den tijd van twee jaren, ingaande 1 Mei 1932, verpacht aan
P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor de som van 1.500.per
jaar. De pacht eindigt derhalve op 30 April a.s.
De heer Ciggaar is na gevoerde besprekingen bereid ge
vonden den tol wederom te pachten, echter slechts voor één
jaar tegen een pachtsom van 1200.
In verband met de tijdsomstandigheden kan o.i. met dit
bedrag, zoomede met den pachttijd van één jaar genoegen
worden genomen. Volledigheidshalve voegen wij hieraan nog
toe, dat met liet oog op het afloopen op 30 April a.s. van
de laatstelijk bij Koninklijk Besluit van 27 April 1933 No. 45
verleende concessie tot het heffen van den tol, aan H.M. de
Koningin is verzocht de machtiging tot tolheffing, met in
gang van 1 Mei 1934, wederom te verlengen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie van
Fabricage, geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing
naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, in over
weging het recht tot heffing van den weg- en watertol tegen
over den Bijnsburgschen Vliet, bij het „Leidsche Hek", waar
onder begrepen de huur van de huizing, staande op het
trekpad aan dien Vliet, alsmede de huur van den tuingrond,
gelegen bij, en van het perceel grond, gelegen achter de
woning, voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1934,
te verpachten aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor een jaar-
lijksclie pachtsom van 1200.zulks onder voorbehoud
van verlenging van de concessie tot tolheffing en overigens
onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
N°. 46. Leiden, 9 Maart 1934.
Het op de hierbij overgelegde teekening met een roode
arceering aangeduide gedeelte van de Oosterstraat en Ooster
dwarsstraat, kad. bekend gemeente Leiden, sectie K No. 1396,
is bijzonder eigendom.
De eigenares is bereid dien grond om niet in eigendom
en onderhoud aan de gemeente over te dragen.
Aangezien het in het algemeen gewenscht is, dat openbare
straten bij de gemeente in eigendom zijn en de bedoelde
straatgedeelten in een goeden staat van onderhoud verkeeren,
zijn wij met de Commissie van Fabricage van oordeel, dat
overneming van die gedeelten aanbeveling verdient.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging te
besluiten tot het in eigendom en onderhoud bij de gemeente
overnemen, om niet, van de op de overgelegde teekening
in roode arceering aangeduide gedeelten openbare straat,
kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie K No. 1396, deel
uitmakende van de Oosterstraat en Oosterdwarsstraat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 47. Leiden, 9 Maart 1934.
Blijkens haar hierachter afgedrukt schrijven verzoekt de
Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal" ons
te bevorderen, dat de verordening, regelende de voorwaarden
voor het bezoek van het Stedelijk Museum „de Lakenhal"
op een drietal in dat schrijven genoemde punten wordt
gewijzigd.
Wij kunnen ons met dat verzoek vereenigen, doch merken
op, dat, indien de door de Commissie aangegeven wijzigingen
in de desbetreffende verordening worden aangebracht, ook
de verordening regelende de heffing van gelden voor het
bezichtigen van genoemd museum een wijziging dient te
ondergaan, opdat zij met eerstgenoemde verordening in
overeenstemming blijve.
In verband met een en ander stellen wij Uwe Vergadering,
in aansluiting aan het advies van de Commissie van Financiën,
voorzooveel de heffingsverordening betreft, voor vast te
stellen de volgende verordeningen:
a. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 13 Maart 1922
(Gemeenteblad No. 11), regelende de voorwaarden voor
het bezoek van het Stedelijk Museum „de Lakenhal
te Leiden.
Eenig Artikel.
Artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
„Het Stedelijk Museum „de Lakenhal" is geopend op alle
werkdagen in de maanden Januari, November en December
van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uur; op alle
werkdagen in de maanden Februari, Maart, April, Mei en
October van des voormiddags 10 tot des namiddags 4 uur;
en op alle werkdagen in de maanden Juni, Juli, Augustus
en September van des voormiddags 10 tot des namiddags
5 uur.
Op alle Zondagen, de tweede Paasch- en Pinksterdagen,
den Hemelvaartsdag en de beide Kerstdagen is het museum
geopend van des namiddags 1 uur tot het sluitingsuur voor
de werkdagen in de maand, waarin een der in dit lid genoemde
dagen valt, bepaald.
Op den dag, waarop Leidens ontzet wordt gevierd is het
museum niet geopend."
b. V E li R D E N I N G
houdende wijziging van de verordening van 13 Maart 1922
(Gemeenteblad No 9), regelende de heffing van gelden
voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum „de
Lakenhalte Leiden.
Eenig Artikel.
In artikel 2 van bovengenoemde verordening vervalt de
komma achter het woord „Hemelvaartsdag" en wordt voor:
„de beide Kerstdagen en den derden October" gelezen: „en
de beide Kerstdagen".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 29 December 1933.
Bij Uwe apostille van 11 September j.l., No. 614/1 A.Z.,
ontvingen wij ter kennisneming afschrift van een schrijven
van Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen van 1 September te voren No. 3796
(afd. K.W.), ten geleide van een exemplaar van de regeling-
der openstelling van de Rijksverzamelingen van geschiedenis
en kunst, zooals deze regeling met ingang van 1 September
1933 luidt.
Bij vergelijking van deze regeling met die van ons Museum
blijkt dat er in de tijden van openstelling geen noemens
waardige verschillen zijn en dat bovendien van eenige over
eenstemming geen sprake kan zijn, omdat ook voor de Rijks
instellingen geen uniforme regeling bestaat.
Toch zouden wij gaarne zien dat de verordening van 13