124 VRIJDAG 26 JANUARI 1934. Gemeentebeg rooting. (Braggaarde Does e.a.) Beraadslaging over volgnr. 587, luidende: Subsidie aan de Vereeniqinq tot verzorqinq van kleine kinderen te Leiden1.000 Mevrouw Braggaarde Does zegt dat volgens het College aan een tweede crèche geen behoefte wordt gevoeld, zooals spreekster het begrijpt, omdat het bezoek aan de tegenwoor dige crèche zeer verminderd is. Echter is het een groot be zwaar, dat er in de geheele stad maar één crèche is, omdat de afstanden steeds grooter worden, doordat de stad zich steeds uitbreidt. De bestaande inrichting voldoet niet aan de eischen, die men daaraan stellen kan. Spreekster geeft direct toe, dat door de welwillendheid van verschillende ingezetenen zeer veel verbetering is gebracht in de zaken, waarover spreek ster vroeger wel geklaagd heeft, dat het er ongezellig en ver waarloosd uitzag en dat het speelgoed en meubilair slecht was. Het is spreekster echter wel opgevallen, dat in dezen tijd, nu vele moeders verplicht zijn in het onderhoud van hun ge zin te voorzien, en daarom er op uit moeten trekken, van deze inrichting zoo weinig gebruik wordt gemaakt. Kan het niet zijn, dat het bedrag, dat men voor het verplegen van een kind daar moet betalen te hoog is? Dit kost 0.20 per dag; spreekster weet wel, dat daarop toegelegd wordt, maar wanneer zoo'n vrouw met uit werken gaan 2.per dag- verdient, en er moet 2/3 af in den regel wordt de man ge steund en bovendien nog 0.20 voor het kind, dan is het eigenlijk de moeite niet waard. Dan blijft er over 2/3 x 2. 0.65 0.20 0.45, wat zoo'n vrouw per dag verdient. Daarom lijkt het spreekster gewenscht, dat het College eens met het bestuur in overleg treedt of het niet mogelijk is dat verpleeggeld te verlagen. De zaal is zeer aardig opgeschilderd en ziet er knap uit, maar wat spreekster toch wel heel erg vindt, is dat ineen tijd, waarin zoovele schilders Averkloos rondloopen, de direc trice met de helpsters gedwongen zijn om zelf dat heele lokaal te schilderen; dat acht spreekster toch wel eenigszins absurd; dat zou zij in geen geval goedkeuren. Verder is een groot bezwaar van spreekster, dat zoo weinig gebruik wordt gemaakt van de crèche en dat de kinderen daardoor op minder deskundige manier verzorgd worden; daarom acht zij het zeer gewenscht, dat het College een onder zoek instelt naar de mogelijkheid van verlaging van den ver- pleegprijs. De heer Romijn is bereid te overwegen, op welke wijze aan de bezwaren van mevrouw Braggaarde Does kan worden tegemoet gekomen. Er zijn misschien andere oplossingen mogelijk dan de door haar aangegevene (verlaging van den verpleegprijs). Bij dit volgnr. wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de „Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen te Leiden" van een subsidie van ten hoogste 1.000.- op den bestaanden voet volgens het overgelegde ontwerp besluit, waarna volgnr. 587 eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnr. 588 wordt vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 589 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de Zita-Vereeniging, afd. Margrita van Cortonastichting van een subsidie van ten hoogste 1.000.op den bestaanden voet volgens het over gelegde ontwerp-besluit, waarna volgnr. 589 eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 590 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de Vereeniging „Christelijke Jeugdhulp" van een subsidie van ten hoogste 500.op den bestaanden voet volgens het overgelegde ontwerp-besluit, waarna volgnr. 590 eveneens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 591 en 592 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 593, luidende: „Subsidie ten be hoeve van de Stedelijke Werkinrichting. 13.990. waarbij tevens aan de orde is het voorstel van den heer van Weizen (No. 30), luidende: „Ondergeteekende stelt voor aan B. en W. op te dragen maatregelen te treffen, welke leiden tot opheffing van de Stedelijke Werkinrichting.". Gemeenlebegrooting. (van Weizen e.a.) De heer van Wclzen heeft zijn voorstel ingediend op grond van het feit, dat: 1°. de loonen van de verpleegden in de Stedelijke Werk inrichting tot de allerlaagste behooren en in het algemeen een loondrukkende werking uitoefenen; 2°. de wijze, waarop de verpleegden te werk worden gesteld, zijn goedkeuring niet kan wegdragen en 3°. de Averkzaamheden, die de verpleegden verrichten, hen niet kan opheffen uit den toestand, Avaarin zij op het oogen- blik verkeer en. Spreker heeft persoonlijk ter plaatse een onderzoek ingesteld. Het aantal verpleegden is in de laatste jaren gestegen en bedraagt nu ongeveer 60. Sommige van hen Avaren een of twee jaar geleden in staat, zelfstandig in hun onderhoud te voorzien. Spreker vreest, dat door de huidige omstandigheden het aantal verpleegden zal toenemen. Aangezien de overheid ten opzichte van hen een zeer belangrijke taak heeft te ver- Arullen, zal zoo spoedig mogelijk aan de neerdrukkende werking van deze inrichting een einde moeten gemaakt worden. De gemeente draagt ten behoeve van de Stedelijke Werk inrichting bij ruim ƒ11.500.met een dergelijk bedrag, dat van jaar tot jaar stijgt, kan ander werk verricht, dat er toe kan leiden, deze menschen uit hun asocialen toestand op te heffen, door een normale steunuitkeering aan hen. Inderdaad zou dit de gemeente iets meer kosten dan op het oogenblik, maar dit mag geen beletsel zijn om de neer drukkende werking, die van deze inrichting uitgaat te doen verdwijnen. Bovendien wordt blijkens gevallen, die spreker ter oore zijn gekomen, niet zoo'n groot aantal, maar er zijn er toch bij Maatschappelijk Hulpbetoon op het oogenblik zelfs een systeem toegepast om menschen, die niet direct voor steunuitkeering in aanmerking komen, te verwijzen naar de Stedelijke Werkinrichting. De heer Romijn: Zonder Jat zij steun krijgen? De heer van Weizen zegt, dat juist deze menschen, die zich voor steun aanmelden, maar op het oogenblik daarvoor niet in aanmerking komen, naar de Werkinrichting worden verwezen De heer Romijn zegt, dat die worden afgewezen, dat hun geen steun Avordt verleend, maar verder niet. De heer Aan Weizen zegt, dat die menschen zeer zeker geen steun krijgen, maar wanneer gevraagd wordt, hoe zij dan geholpen moeten worden, dan worden zij verwezen naar de Stedelijke Werkinrichting, met de mededeeling er bij, dat dan eventueel hun logementskosten A^ergoed worden. De heer Bomijn zegt, dat zij dan dus gesteund worden. De heer van Weizen zegt, dat in elk geval hieruit blijkt, dat er een bepaalde tendenz waarneembaar is om die menschen in toenemend aantal naar de Stedelijke Werkinrichting te verwijzen. De heer Romijn zegt, dat dat er in het geheel niet uit volgt. De heer van Weizen meent dit in elk geval Avel te kunnen concludeeren. Afgezien van zijn principieele bezAvaren heeft spreker ook nog enkele practische bezwaren. Er zitten daar op een rij 20 menschen erwten te lezen, op korten afstand van elkaartusschen de erwten liggen het brood met de boter op sprekers vraag of dat de normale Avijze was, waarop dat voedsel verstrekt wordt, werd hem bevestigend geantwoord daarbij werd zelfs verklaard, dat de menschen dat zoo ver langden. Zelfs dan meent spreker dat de overheid, althans het bestuur, de taak heeft om ingrijpende maatregelen te treffen, dat dergelijke dingen niet meer kunnen voorkomen. Spreker begrijpt volkomen, dat in een werkplaats de grond er niet altijd evTen helder uit kan zien, maar het feit, dat naast die menschen, die tabak kauwen, een kAvispedoor staat, waarin zij spuwen, schept toch een sfeer, die niet verheffend is. In elke andere werkplaats, ook in de fabrieken, treft men dergelijke toestanden niet aan; daarin wordt in elk geval daar op andere wijze A~oor zien dan op Imt oogenblik in de Werkinrichting. Ook de toestand op de priAraten is niet goed. De heer van Stralen zegt, dat het algemeen bekend is, dat de toestand bij de Stedelijke Werkinrichting verre van ideaal is en in hygiënisch opzicht bijna alles te wenschen laat. Men kan verwachten, dat er een behoorlijke toestand

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 34