116
VBIJDAG 26 JANUABI 1934.
Gemeentebegrooting.
(Koolc e.a.)
jongens gaan zwemmen, en waarbij meisjes tegenwoordig zijn.
Waar ook bet bestuur van ,,de Zijl" nu voorstander is van
openstelling op Zondag, beeft spreker zijn voorstel aldus
geformuleerd, dat het door een bespreking tusscben beide
partijen mogebjk is, tot overeenstemming te komen. Verleden
jaar heeft Dr. Horst gewaarschuwd tegen het zwemmen in
„de Zijl" in verband met de ziekte van Weil en toch heeft
men daarin gezwommen. Sprekers voorstel verdient dan
ook aangenomen te worden. Men voorkomt daardoor de
onzedelijke vertooningen op straat en heeft den waarborg,
dat niet meer des Zondags in „de Zijl" gezwommen zal
worden. Verschillende leden van beide vereenigingen ge
voelen het op het oogenblik als een vrijheidsberoov ing, dat
zij des Zondags niet in de gelegenheid gesteld worden, van
de zweminrichtingen gebruik te maken.
De heer Wilbrink zal niet in discussie treden over de vraag
van de nuttigheid en wenschelijkheid van wedstrijden, maar
zou eerder zijn stem gegeven hebben aan het voorstel van
den heer van Eek betreffende het subsidie voor de plaatselijke
drankbestrijdersvereenigingen, die de menschen van den ver
keerden weg trachten af te houden, dan aan een voorstel om
in dezen tijd van bezuiniging van gemeentewege geld beschik
baar te stellen voor feestelijkheden.
Sprekers fractie is van meening, dat ongeacht de vraag,
hoe de leiders van de zwemvereeniging „de Zijl" over de
openstelling van de inrichting op Zondag denken, de inrichting
op Zondag gesloten moet zijn en wel met het oog op de be
langen van het personeel.
Indertijd heeft spreker bij zijn ijveren voor de Zondagsrust
van de brugwachters den steun van de sociaal-democraten
genoten en nu bevreemdt het hem, dat de lieer Koole uit
sluitend ter wille van de personen, die de zwemsport willen
beoefenen, het personeel des Zondags aan het werk wil
zetten. Hij schijnt dit minder erg te vinden dan toen het ging
om het genoegen van de beoefenaren van de watersport.
Indien dit zoo is, omdat het nu gaat om personen uit andere
kringen, acht spreker de houding van den heer Koole niet
consequent.
Wat de zedelijkheid betreft, weet de heer Koole even
goed als spreker, dat zij, die in de Haven zwemmen zonder
badpak, omdat zij het niet bezitten, toch niet op Zondag
in de inrichting aan het Eijn-Schiekanaal zullen komen.
Spreker heeft zelf aan het Utrechtsche Veer geconstateerd,
dat in de buitenwateren des Zondags niet drukker wordt
gezwommen dan op werkdagen, waarop de inrichtingen
geopend zijn.
De werktijden zijn tegenwoordig zoo geregeld, dat ieder
in de gelegenheid is, des avonds, des Zaterdagsmiddags of
op een anderen middag in de inrichtingen te zwemmen.
Door openstelling van „de Zijl" voorkomt men zeker niet
dat de jongelui naar buiten gaan om te zwemmen, omdat
zij zich daar vrijer kunnen bewegen en meer ruimte hebben
dan in een zwemkom. Spreker kan dus in het betoog van
den heer Koole geen enkelen grond vinden om zijn stem
aan het voorstel-Koole (No. 8) te geven.
De heer Goslinga zegt, dat tegen het voorstel-Koole (No. 29)
dat wil terugkomen op een verleden jaar genomen Baads-
besluit, dezelfde argumenten aangevoerd kunnen worden
als zoo pas tegen het voorstel-van Eek.
Volgens den heer Koole zijn tengevolge van de crisis ver
schillende leden van die zwemvereeniging in minder goeden
doen. Weet de heer Koole nu ineens weer, dat er crisis is?
Maar die crisis bestaat toch ook voor de gemeente-financiën.
Die vloeien toch ook minder ruim; juist daarom is verleden
jaar dit subsidie afgeschaft als zijnde een niet beslist nood
zakelijke uitgave.
Spreker kan den Eaad niet adviseeren daarop weer terug
te komen; dat zou weer indruischen tegen de bezuiniging,
noodig door de crisis ook voor de gemeente-financiën. Spreker
adviseert dus ten sterkste dit voorstel af te wijzen.
De Voorzitter zal zich, vooral na het betoog van den lieer
Wilbrink, inzake het voorstel-Koole tot openstelling van
de zweminrichtingen op Zondag (No. 8) er toe bepalen te
zeggen dat in de houding van het College geen verandering
is gekomen, ook niet door het feit, dat het bestuur van
„de Zijl" er anders over zou denken, hetgeen spreker nog
niet bekend is; dan zal die houding precies dezelfde zijn
als die van de zweminrichting aan de Bijn- en Schiekade.
Dit is dus voor het College allerminst aanleiding om van
meening te veranderen en een andere gedragslijn te volgen.
De heer Koole wees op het onzedelijke van het in het
openbaar ontkleed zwemmen; dat is natuurlijk onbehoor
lijk; spreker zal zorgen, dat door de politie daarop acht
Gemeentebegrooting.
(Voorzitter e.a.)
wordt gegeven. Spreker betwijfelt echter ten sterkste of
dat zwemmen voorkomen zal worden door openstelling
van de zweminrichtingen op Zondag en ontraadt den Eaad
daarom het voorstel aan te nemen.
De lieer Koole zegt, dat totnogtoe een doorslaggevend
argument van den Voorzitter tegen openstelling van de
zweminrichtingen op Zondag was, dat het bestuur dat niet
wenschte. Daarin is wijziging' gekomen; het vorige bestuur
heeft dat altijd tegengehouden. Openstelling' op Zondag is
ook gewenscht, omdat de zweminrichtingen pas op 15
Mei open gaan en dat meermalen in Juli en Augustus
daarvan geen gebruik kan worden gemaakt wegens het
slechte weer.
Waar er een dergelijk streven is ook onder de leden van
„de Zijl", kan spreker dat bezwaar van het College niet deelen.
Bezwaren ten aanzien van den godsdienst kan dit niet hebben;
beide zweminrichtingen liggen ver buiten de kom der ge
meente; aanstootelijk voor godsdienstige opvattingen kan
dit dus niet zijn. Spreker heeft van het bestuur van de zwem
inrichting aan den Hoogen Bijndijk vernomen, dat het
meer prijs stelt op openstelling in de ochtenduren dan in
den middag; immers, dan heeft men het bezwaar, dat men
in zijn beste kleeren naar de zweminrichting gaat en zich
daar op een gazon moet ontkleeden, waardoor de kleeren
te lijden hebben.
Ten aanzien van sprekers voorstel tot toekenning- van
100.subsidie (No. 29) zegt de heer Goslinga: er is crisis
en er moet bezuinigd worden. Maar heeft de heer Goslinga,
die zoo dikwijls tegenwoordig is geweest bij zwemwedstrijden
dan niet altijd gezien, hoe de toeschouwers daardoor werden
aangemoedigd om zelf de zwemsport te leeren? De aanwas
van het ledental is juist veroorzaakt door het houden van
wedstrijden. Voor verschillende vrouwen, die er nooit aan
gedacht hadden de zwemsport te beoefenen, is dat aanleiding-
geweest dat te gaan doen.
Wanneer de wedstrijd uitgesteld zou moeten worden,
beteekende het een achteruitgang' van de zwemsport.
De lieer Groeneveld zegt, dat de heer Wilbrink er niet in
is geslaagd, de sociaal-democraten in tegenspraak met zich
zelf te brengen. Bij het sluiten van de bruggen op Zondag
ging het om het tegen elkaar afwegen van belangen. De sociaal
democraten gunnen aan den eenen kant den brugwachters
een vrijen Zondag, maar gunnen aan den anderen kant den
beoefenaren van de watersport ook hun genoegen. Op grond
van de overweging, dat door het sluiten van de bruggen in
de binnenstad de watersport eenigszins werd belemmerd,
maar niet geheel onmogelijk werd gemaakt, hebben de
sociaal-democraten eertijds hun stem gegeven aan het voor
stel, dat hun steun niet zou hebben gehad, indien door den
voorgestelden maatregel de watersport geheel onmogelijk
werd gemaakt.
Het voorstel van den heer Koole (No. 8) wordt verworpen
met 22 tegen 13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Wilmer, Donders, van der
Eeijden, van Es, van Tol, Eikerbout, Simonis, Coster, Huur
man, Beekenkamp, Tepe, Splinter, Goslinga, Eomijn, Bergers,
Meijnen, Wilbrink, Manders, van Eosmalen, van Eecke,
Bosman en de Eeede.
Vóór stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, Schüller,
van Eek, Vallentgoed, mevrouw Braggaarde Does, de
heeren Kuipers, Kooistra, van Stralen, Vos, mevrouw
de Clerde Bruijn, de heeren Koole en van Weizen.
Het voorstel van den heer Koole (No. 29) wordt verworpen
met 23 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Wilmer, Donders, van der
Eeijden, van Es, van Tol, Eikerbout, Simonis, Coster,
Huurman, Beekenkamp, Vos, Tepe, Splinter, Goslinga,
Eomijn, Bergers, Meijnen, Wilbrink, Manders, van Eosmalen,
van Eecke, Bosman en de Eeede.
Vóór stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, Schüller,
van Eek, Vallentgoed, mevrouw Braggaarde Does, de
heeren Kuipers, Kooistra, van Stralen, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Koole en van Weizen.
Volgnr. 312 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 313 tot en met 341 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging' of hoofdelijke stemming aangenomen.