114 VRIJDAG 26 JANUARI 1934. Gemeentebegrooting (Braggaarde Does e.a.) Wilbrink, Manders, van Rosmalen, van Eecke, Bosman en de Reede. Vóór stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, Schiiller, van Eek, Vallentgoed, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kuipers, Kooistra, van Stralen, Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole en van Weizen. Yolgnr. 308 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgnr. 309, luidende: Subsidie aan de Vereeniging Zuigelingenzorg4.000. Mevrouw Braggaarde Does spreekt er haar verbazing over uit, dat deze vereeniging in de huidige omstandigheden, waarin velen amper in staat zijn, zich zelf te helpen, met een subsidie van 4.000.kan volstaan, terwijl zij in 1926 5.600 subsidie ontving. Wat wordt gedaan in het belang van de moeders en kin deren? Wat geschiedt er, wanneer een kind kunstmatige voeding noodig heeft en de moeder niet in staat is deze te geven? Wat wordt gedaan voor de moeders, die haar kinderen moeten voeden, maar zelf niet voldoende voedsel krijgen om daartoe in staat te zijn? Oefent de Vereeniging voldoende contröle uit op het nakomen van het advies, dat den moeders door de bureaux wordt gegeven? Wordt voldoende onder richt gegeven aan aanstaande en jonge moeders, wordt onder de aanstaande moeders voldoende lectuur verspreidt? Wordt aan het bestaan dezer Vereeniging voldoende bekendheid gegeven, zoodat men weet, tot wie men zich moet wenden? In verband met het antwoord, dat het Ooilege op spreek sters vraag in de Memorie van Antwoord heeft gegeven, mag spreekster verwachten, dat de Wethouder in staat zal zijn, de zooeven gestelde vragen te beantwoorden. De heer Komijn wil de vraag van mevrouw Braggaar gaarne nog eens voorleggen aan deze vereeniging; uit het Jaarverslag blijkt echter in geen enkel opzicht, dat de ver eeniging het gevoel heeft, tekort te komen in de haar op gedragen taak. Intusschen wil spreker die speciale vraag van mevrouw Braggaar, die niet in het Voorloopig Verslag' voorkwam, maar hier ineens ter tafel kwam, gaarne aan die vereeniging voorleggen en het antwoord daarop aan me vrouw Braggaar doen toekomen. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat het er op zou lijken alsof spreekster het College met deze vraag overviel, maar zij dacht, dat die zeker verband hield met hetgeen zij in de sectie heeft gevraagd; dit is er nauw aan verbonden; kort heidshalve heeft spreekster die vraag zoo gesteld. Krijgt spreekster ook kennis van hetgeen daaromtrent is besloten? De lieer Komijn antwoordt bevestigend. Volgnr. 309 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgnr. 310, luidende: Kosten van gemeentelijke volksbadenf 10.342. De heer Koole is eenigszins bevreemd door het antwoord van het College op de vraag in het Voorloopig Verslag in zake wederinvoering van het wekelijksche schoolbad. Spreker neemt onmiddellijk als juist aan de verklaring van den Wet houder, dat hem geen klachten bekend zijn, maar spreker heeft op 12 October een zeer ernstige klacht ingezonden bij den Directeur van den Geneeskundigen Dienstspreker meende, dat die daar behoorde, omdat deze belast is met het toezicht op de schoolbaden. Aangezien spreker wenscht, dat de verschillende klachten, zoowel van door den badmeester als van door het verplegend personeel waargenomen dingen, onder de oogen komen van de leden van de Commissie, verzoekt spreker den Wethouder die klachten te doen op nemen in het maandelijksch rapport aan de leden van de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst, opdat dezen een juist overzicht krijgen van den geheelen loop van zaken in zake het schoolbad. De heer Komijn zal onderzoeken de quaestie van de klacht van den heer Koole en ook, of er reden is die op te nemen in het verslag van den Geneeskundigen Dienst. Spreker kan er evenwel zonder meer zoo geen antwoord op geven. Gemeentebegrooting. (Komijn e.a.) Volgnr. 310 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Volgnr. 311 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 312, luidende: Kosten van gemeentelijke zweminrichtingen6.350. waarbij tevens aan de orde komen: le het voorste] van Burgemeester en Wethouders, om als afgedaan te beschouwen het voorstel van den heer Knuttel, luidende „Ondergeteekende stelt voor, voor werkloozen en hun gezinnen vrije bewijzen, rechtgevende op een bad in een der gemeentelijke inrichtingen, beschikbaar te stellen." 2e de voorstellen van den heer Koole (Nis. 8 en 29), luidende „Ondergeteekende stelt bij volgnummer 312 voor: De Raad besluit aan de besturen der beide zweminrichtingen op te dragen de zweminrichtingen des Zondags zoowel 's'morgens als des middags open te stellen. De uren van openstelling worden in overleg met B. en W. en beide besturen geregeld." en „De Raad besluit aan de Zwemvereeniging „de Zijl" een subsidie te verstrekken van honderd gulden, als tegemoet koming in de kosten voor het organiseeren van een zwemfeest." De heer van Weizen zegt, dat het College blijkens de Memorie van Antwoord zeer ernstige bezwaren heeft tegen het voorstel-Knuttel in zake het gratis gebruik maken door werkloozen van de zweminrichtingen. Een uiteenzetting van de bezwaren is niet gegeven en daarom zou spreker ze gaarne aangetoond willen zien. t Aangezien vele werkloozen tot nu toe wekelijks gebruik maakten van een badinrichting, verzoekt spreker maat regelen te nemen, waardoor zij in den loop van de week kunnen gebruik maken van de badinrichtingen aan de van der Werfstraat en in het Kooikwartier. De heer Koole heeft den indruk, dat de Wethouder niet heeft begrepen, wat de heer Knuttel met diens voorstel bedoelde. Het ging daarbij hoofdzakelijk over het verstrekken van baden in de gemeentelijke inrichtingen, terwijl de heer van Stralen er aan verbonden heeft het kosteloos gebruik maken van de zweminrichtingen door de werkloozen. Naar aanleiding van de mededeeling, dat de besturen der zweminrichtingen tegen het laatste bezwaren hebben, heeft spreker een onderzoek ingesteld. Het gerucht ging, dat de werkloozen geen genoegen namen met de uren van open stelling. Spreker betwijfelt dit, want de zweminrichtingen kunnen natuurlijk niet op de spitsuren voor dit doel worden opengesteld. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de vraag, van de zweminrichtingen gebruik te laten maken, bij het College op bezwaren stuit, aangezien het de gemeente niets kost, wanneer het College op de stille uren van de inrichtingen laat gebruik maken. Uit het maandelijksche rapport is het spreker gebleken, dat de Wethouder zich wel met vragen gewend heeft tot den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, terwijl hij geen overleg heeft gepleegd met spreker, die in verband met het voorstel van den heer Knuttel heeft verklaard, voor de uren, dat hij voor dit doel extra zou moeten werken, niets in rekening te zullen brengen ten einde de uitvoering van het voorstel-Knuttel zoo goedkoop mogelijk te doen zijn. Spreker acht het mogelijk, dat met een weinig opoffering van de beide badmeesters de werkloozen tegen een zeer gereduceerden prijs (het zal niet meer dan 5 cent per werk- looze kosten), waartegen Burgemeester en Wethouders ab soluut geen bezwaar kunnen maken, in de gelegenheid ge steld kunnen worden om wekelijks een bad te nemen. Spreker verzoekt daarom het College, over het voorstel van den heer Knuttel praeadvies uit te brengen en gelooft, dat een be spreking met den Wethouder wel tot een oplossing zal kunnen leiden. Indien men de badinrichtingen des Donderdags van 48 uur voor de werkloozen openstelt, zijn de gebouwen nog verwarmd. De toeloop van het overige publiek is op die uren niet groot. Voor de verwarming van de weinige liters water, die meer gebruikt zullen worden, zal niet veel gas noodig zijn. Dan zou dit tot zeer gereduceerde prijzen voor de werkloozen gedaan kunnen worden. Spreker verzoekt den Wethouder alsnog zijn besluit te herroepen; door samen te spreken, zou men misschien tot een oplossing kunnen komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 24