110 VRIJDAG 26 JANUARI 1934.
(Voorzitter e.a.)
Gemeen tebegrootiny
De Voorzitter zegt, dat de inrichtingen soortgelijke be
langen hebben. Ook deze zaak zal onder de oogen worden
zien.
Volgnr. 215 wordt zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
De volgnrs. 216 tot en met 234 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 235, luidende: „Uitgifte van het
verslag van de Handelingen van den Gemeenteraad met de Inge
komen Stukken f 10.000.
De heer Groeneveld stelt zich voor, dat het verstrekken,
aan het einde van het jaar, van een nienw en gebonden
exemplaar van de Ingekomen Stukken en Handelingen,
waarom hij in de sectievergadering heeft gevraagd, niet
160.a 170.behoeft te kosten, aangezien bij den
huidigen gang van zaken aan het inbinden van de losse
Verslagen en Ingekomen Stukken veel werk voor den binder
is verbonden, doordat de stukken gehavend en incompleet
zijn, en dat werk toch ook betaald moet worden. Dit kost
toch ook tijd en geld. Het in massa laten inbinden van com
plete en gave jaargangen Handelingen is toch goedkooper
dan het stuk voor stuk laten inbinden van onvolledige en
beschadigde jaargangen. Van dat bedrag zal dus nog wel
iets afgaan. Spreker wil geen voorstel doen, maar dringt er
op aan, waar het College er niet geheel afwijzend tegenover
staat, dit nog eens te overwegen. Spreker acht dit nood
zakelijk en een belangrijke verbetering voor de Raadsleden
en ook voor anderen.
De heer \Iandcrs geeft den heer Groeneveld in overweging-
het te doen zooals spreker; hij heeft nl. gevraagd een lossen
band voor de stukken te mogen ontvangen; dat is voor-
deeliger voor de gemeente en het is voor de Raadsleden een
groot gemak wanneer zij een enkel stuk willen meenemen.
Daardoor wordt het bezwaar van den heer Groeneveld onder
vangen; bovendien worden daardoor dubbele exemplaren
vermeden; wat moet men met al die papieren thuis doen?
De Voorzitter zegt, dat het denkbeeld van den heer Manders
wel aanbeveling verdient. Het College heeft de beslissing aan
den Raad overgelaten, maar is over het algemeen van meening,
dat deze uitgave eigenlijk niet geheel verantwoord is. Het
College kan dus het denkbeeld van den heer Groeneveld niet
overnemen, maar spreker wil het denkbeeld van den heer
Manders in het College bespreken; het College zal zien wat
het doen kan.
De heer Goslinga begrijpt de vraag van den heer Groeneveld
wel; spreker gebruikt een bepaald stuk ook wel eens zeer
druk; men maakt er aanteekeningen op, maar dan is er geen
bezwaar tegen om voor dat min of meer gehavende stuk
een nieuw exemplaar te vragen. Spreker ontkent, dat dit
tijd en geld kost, zooals de heer Groeneveld zegt. Dat doet
spreker ook telkenshij doet het precies zooals de heer
Manders. Indien men zou ingaan op het denkbeeld van den
heer Groeneveld, zou dat toch 35 nummers van alle Hande
lingen extra kosten; dat is toch niet noodig. Voor den enkelen
keer dat men een gehavend stuk heeft, kan men dit toch
gemakkelijker op de Secretarie laten vervangen; dat be
valt best.
De heer Groeneveld hoort tot zijn verbazing, dat de heer
Manders op diens verzoek een losse portefeuille voor de
stukken ontvangt. Een deel van de Raadsleden stelt er
echter prijs op de Handelingen te laten inbinden, spreker
vindt dat ook gemakkelijker, waardoor men ze vanzelf altijd
bij elkaar heeftandere Raadsleden hebben de stukken liever
los in een portefeuille, zoodat zij er een strik uit kunnen
lichten. Eenige jaren geleden is echter een voorstel van
spreker om dien Raadsleden, die dat wenschen, in plaats
van een ingebonden exemplaar zoo'n portefeuille te ver
strekken, verworpen en dan begrijpt spreker niet hoe de heer
Manders aan die portefeuille is gekomen, in strijd met het
Raadsbesluit.
De Voorzitter zegt, dat dit alleen is te wijten aan de vrien
delijkheid van de Secretarie.
De heer Groeneveld zegt, dat er toch een Raadsbesluit is.
Waarom dat voorstel van spreker indertijd is verworpen
heeft hij nooit kunnen begrijpen, want het beteekende be
zuiniging. Misschien geschiedde het, omdat het van sprekers
(Groeneveld e.a.)
Gemeentebegrooting.
kant kwam. In elk geval is sprekers voorstel verworpen en
mogen volgens het Raadsbesluit geen portefeuilles worden
verstrekt.
De Voorzitter zal zich met den Secretaris verstaan; deze
zal ongetwijfeld tegenover den heer Groeneveld dezelfde
vriendelijke houding aannemen, als hij tegenover den heer
Manders heeft aangenomen.
De heer Groeneveld heeft er toch bezwaar tegen, dat het
Raadsbesluit niet wordt uitgevoerd. De een bereikt iets met
een vriendelijk verzoek en spreker kan hetzelfde niet gedaan
krijgen door middel van een Raadsbesluit.
Nu is het zoo, dat aan het einde van het jaar enkele Raads
leden hun verzameling in orde hebben, maar andere Raads
leden de stukken laten inbinden, terwijl daaraan de helft
ontbreekt en een deel zoo gehavend is, dat het niet kan
worden ingebonden. Wanneer de verzameling van de laatst
bedoelde leden in orde gemaakt wordt, kost het tijd en geld.
De methode, die spreker voorstelt, is eenvoudiger en vlotter
en behoeft weinig kosten met zich te brengen. Nu het College
sprekers denkbeeld niet ondersteunt, zal spreker geen voorstel
indienen.
Volgnr. 235 wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De volgnrs. 236 tot en met 260 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 261, luidende: Gratificatiën
aan gemeente-ambtenaren, bij gelegenheid van de vervulling van
hun 25-jarigen, 40-jarigen of 50-jarigen diensttijd(nihil).
De heer van Rosmalen stelt naar aanleiding van hetgeen bij
de algemeene beschouwingen over de begrooting gezegd is
voor, den oorspronkelijken post te handhaven.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer van Rosmalen, luidende:
„De ondergeteekende stelt den Raad voor om volgnummer
261 over de gratificatiën te handhaven."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Kuipers herinnert er aan, dat hij bij de algemeene
beschouwingen op de handhaving van dit volgnummer in
zijn oorspronkelijken vorm heeft aangedrongen en sluit zich
dan ook volkomen bij het voorstel van den heer van
Rosmalen aan.
Het voorstel van den heer van Rosmalen wordt aangeno
men met 24 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Wilmer, Donders, Verweij,
Groeneveld, Schiiller, van Eek, Vallentgoed, van der Reijden,
mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Tol, Kuipers,
Kooistra, Simonis, Coster, van Stralen, Bergers, Meijnen,
Wilbrink, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Manders,
van Rosmalen, Koole, van Eecke en van Weizen.
Tegen stemmende heeren van Es, Huurman, Beekenkamp,
Vos, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Bosman en De Reede.
Volgnr. 261, uitgetrokken op een bedrag van 200.
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 262 tot en met 265 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 266, luidende: „Jaarwedde van
den Commissaris van Politie f 5.887.
Mevrouw Braggaarde Does heeft met groote instemming
en voldoening in de Memorie van Antwoord gelezen, dat op
het oogenblik bij de politie een vrouwelijke meester in de
rechten werkzaam is, die belast is met vrouwen- en kinder
zaken. Ligt het echter in het voornemen om, wanneer deze
dame blijken van bekwaamheid en geschiktheid geeft, haar
in vasten dienst te nemen?
In verschillende plaatsen, Rotterdam, Amsterdam, Den
Haag, Bussum, Haarlem, Arnhem en Groningen is ook een
ambtenares bij de politie werkzaam; dit is ook voor Leiden
noodig.