104
VRIJDAG 26 JANUARI 1934.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Stralen e.a.)
voor het Overheidspersoneel zelfs een ziektepercentage van 8.
Spreker kan zich dat niet goed voorstellen, want dat zou
hierop neerkomen, dat elk lid van het personeel gemiddeld
25 ziektedagen per jaar zou hebben en dat komt spreker
toch wel zeer onwaarschijnlijk voor. Bovendien betaalt niet
alleen de gemeente 100 bij ziekte, maar gebeurt dit in
vele andere particuliere bedrijven ook, bv. in het geheele
typografische bedrijf, en ook bij zeer vele coöperaties. Er
is volstrekt geen sprake van, dat daardoor het ziektecijfer
abnormaal wordt beïnvloed. Indien daarvoor gevaar aanwezig
was, heeft men daarvoor toch tenslotte controle, ter voor
koming van simulatie.
De heer van Weizen noemde de sociaal-democratie een
steunpunt van de bourgeoisie. Spreker vindt dat toch wel
een zeer zonderling standpunt; dat komt toch hierop neer,
dat door vernietiging of zelfs door verzwakking van de
S.D.A.P. de positie van de bourgeoisie eveneens zou worden
verzwakt en spreker begrijpt dan niet goed waar dan vandaan
komen die felle aanvallen van alle kanten op S.D.A.P. en
N.V.V. en andere socialistische instellingen. Komt dan al
die plagerij van de V.A.R.A door de Regeering voort uit de
erkenning van de sociaal-democratische beweging als steun
punt van de bourgeoisie? Verstandige menschen weten beter;
zelfs zij, die communistische ideeën hebben, zullen toch
inzien dat dit standpunt onzin is.
Het feit, dat de reactie eiken maatregel toejuicht, die de
moderne arbeidersbeweging en de S.D.A.P. kan verzwakken,
is het beste bewijs, dat deze partij in geen enkel opzicht een
steunpilaar van de bourgeoisie is. Juist de communisten
bieden door hun bestrijding van de S.D.A.P. en van de een
heid der arbeiders een zeer goed steunpunt aan de bourgeoisie
en daarom zijn niet de sociaal-democraten, maar de commu
nisten een gevaar voor de arbeidersklasse.
De heer Kuipers voldoet gaarne aan het verzoek van den
Voorzitter, de namen van de vertrokken agenten mede te
deelen. Het zijn: van den Berg, ontslagen op 16 April, van
der Laan, vertrokken naar Amsterdam, waar hij bij den
politiedienst is aangesteld, Wielinga en Schutte, die den
dienst met pensioen hebben verlaten.
De Voorzitter zegt, dat de heer Kuipers zich vergist. De
agent van politie van den Berg is in den loop van de maand
December ontslagen en een agent van politie is in Januari
met pensioen uit den dienst gegaan. Op het oogenblik, dat
de heer Kuipers zijn vraag stelde, waren er twee vacatures,
hetgeen hij uit de stukken heel duidelijk kan opmaken.
De heer Kuipers merkt op, dat volgens de mededeeling
van de administratie van den Berg in April 1933 is ontslagen.
Deze agent van politie is zenuwziek geweest en spreker heeft
getracht voor hem bij het Ambtenarengerecht te pleiten in
de maand Maart van 1933.
De Voorzitter zegt, dat het ontslag van van den Berg eerst
in den loop van de maand December 1933 van kracht is ge
worden.
De heer Kuipers zegt, dat deze mededeeling van den Voor
zitter onjuist is.
In de begrooting voor 1934 wordt voor schoenengeld aan
gevraagd 151 X 10.ook in 1933 hebben Burgemeester en
Wethouders bij de begrooting voor 151 agenten schoenengeld
aangevraagd. Volgens de administratie zijn er op het oogenblik
140 agenten, nl. 10 hoofdagenten, 9 brigadiers, 811ste klasse
en 40 2de klasse agenten. Wanneer men hierbij rekent de
4 vacatures en de 7 vacatures, die feitelijk ook bij de ad
ministratie zouden moeten zijn, komt men precies tot 151.
Sprekers mededeelingen waren derhalve juist. Er kunnen
dus nu nog een negental, 2de klasse agenten bevorderd
worden, hetgeen meerendeels oude agenten zijn.
Wat den aandrang tot het maken van processen-verbaal
betreft, herinnert spreker er aan, dat ongeveer 2 jaar geleden,
toen nog geen trottoirs langs de Steenschuur waren aan
gelegd, op de kleine steentjes voor het Kamerlingh Onnes-
Laboratorium een post werd geplaatst, die onder toezicht van
een inspecteur of een hoofdagent van politie allen, die op
deze kleine steentjes reden, moest bekeuren. Spreker meent
zelfs, dat Wethouder Goslinga ook in dezen tijd werd aange
houden, wegens deze kleine overtreding. Er verschenen ver
schillende artikelen omtrent dit politie-optreden in de
Leidsche dagbladen; op het Kantongerecht zijn die zaken
behandeld; door die omstandigheden is die post ineens
ingetrokken. Dit is een bewijs, dat er toch wel aandrang
wordt uitgeoefend op het personeel om zooveel mogelijk
processen-verbaal op te maken.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Kuipers e.a.)
Spreker is het eens met de interruptie van den heer Wilmer
tijdens de rede van den Voorzitter, dat de beste agenten
die waren, die de minste processen-verbaal opmaakten.
Natuurlijk is het ook juist, dat het niet goed te keuren is,
wanneer een agent nooit een proces-verbaal maakt.
Spreker blijft van meening, dat op het kruispunt Korevaar-
straatBreestraatHoogewoerd een vaste verkeerspost ge
plaatst moet worden. Laat men beginnen in de spitsuren;
er is bij de Nutrix-fabriek dikwijls een verkeersstremming,
die lang aanhoudt, doordat bij het lossen en laden de wagens
op de tramrails staan, zoodat de tram moet stilhouden; dan
ontstaat een geweldige opstopping, doordat dan ook auto's
of wielrijders de tram niet mogen passeeren. Is daar een
verkeersagent, dan kan de file verder gaan; zonder toezicht
duurt het veel langer. Spreker blijft dus zijn motie aanbevelen.
Inzake sprekers voorstel tot handhaving der loonen van
de suppoosten van de Lakenhal (No 37) heeft spreker
voorgesteld de regeling van 1931 te handhaven en niet het
loon van 16.zooals de Voorzitter bedoelde.
Spreker heeft met voldoening vernomen, dat het voorstel
tot verlaging van het schoenengeld voor de politie door het
College is ingetrokken; dat stemt tot tevredenheid.
De voorstelling van den heer Splinter, als zou spreker
met den heer Schüller een voorstel hebben gedaan om de
loonen der gemeentelijke straatmakers te herzien, is niet
juist. Spreker heeft gesproken over de arbeidsvoorwaarden
van die arbeiders, die in dienst van een aannemer van straat
werk beneden het loon werkten. Spreker heeft voorgesteld
deze arbeidsvoorwaarden door de gemeente in de bestekken te
doen opnemen, b.v. het grondloon van een gemeentelijken
straatmaker. Spreker hoopt, dat de heer Splinter dit eens
met den Directeur der Gemeentewerken zal willen over
leggen en dit zal invoeren.
Volgens den heer Goslinga zou binnenkort onder den
drang van de Regeering een salarisverlaging moeten plaats
hebben, die ook inderdaad noodig zou zijn. Burgemeester en
Wethouders zullen echter de noodzakelijkheid daarvan eerst
moeten aantoonen, want volgens spreker mag aan de
salarissen, gezien de lage loonen van de laagst bezoldigden,
niet getornd worden. Spreker zou de noodzakelijkheid eerst
in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg door den Wet
houder willen hooren bepleiten. Gelet op de in een zeer kort
tijdsbestek toegepaste kortingen op de salarissen van het
vaste personeel, kan spreker zich met deze versobering en
bezuiniging niet vereenigen. De economische toestand heeft,
ook volgens Wethouder Goslinga, neiging tot verbetering.
Volgens de laatste mededeelingen van het Centraal Bureau
voor de Statistiek hebben de Rijksmiddelen in 1933 10
millioen meer bedragen dan de raming was. Uit de mede
deelingen in de Staatscourant van 16 Januari jl. kan men
meer van dergelijke voorbeelden aanhalen. De millioenen,
die sommige Rijksbelastingen meer hebben opgebracht,
helpen de gemeente wel niet bij de vaststelling van deze
begrooting, maar men kan den financieelen toestand ook te
zwart inzien.
Spreker stelt den heer Goslinga, die het nogal eens zóó
voorstelt, dat niemand meer heil van het socialisme verwacht,
de vraag, of deze inderdaad heil verwacht; van de ingevoerde
loonsverlagingen en pensioenkortingen. Spreker geeft den
Wethouder in overweging de brochures van de sociaal
democraten Dr. Banning, A. B. Kleerekoper en Ir. J. W.
Albarda te lezen. De Kerstrede van laatstgenoemde was een
stuk levenswerk eveneens de rede van den bekenden A. B. K.
Onze strijd gaat niet tegen personen, doch tegen stelsels,
zooals uit onze „Arbeiderspers", duidelijk blijkt.
De heer Kooistra heeft bij de verdediging van zijn voorstel
tot vermindering van den post „winst Endegeest" met 1840.
(No. 15) niet betoogd, dat Burgemeester en Wethouders niet
bevoegd zouden zijn het bedrag vast te stellen, dat op het
salaris van het inwonend verplegend personeel in mindering
wordt gebracht voor kost en inwoning. Spreker meent echter,
dat dit een deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden van
dit personeel bij Ingekomen Stuk No. 164 van 1931 stelt
het College voor, het vrij wonen enz. te waardeeren resp. op
600.800.en 1000.waarmede de Algemeene
Ambtenaren Commissie zich heeft kunnen vereenigen, welk
voorstel op 6 Juni 1931 door den Raad is aangenomen en
dat dit dus thuis hoort bij het Georganiseerd Overleg. Het
Georganiseerd Overleg is in deze echter niet gehoord. De heer
Goslinga zegthet Georganiseerd Overleg duurt zoo ver
schrikkelijk lang, maar welk bezwaar zou er nu tegen zijn
om dit nog even te laten wachten? Over deze 1800.zal
de begrooting toch ook niet struikelen.
De heer Goslinga zegtgij sociaal-democraten wilt absoluut
niets en dat hebt gij bewezen door zelfs dat kleine voorstel