VRIJDAG 26 JANUARI 1934. 101 Gemeentebegrootiiig Algemeene beschouwingen. (Braggaarde Does e.a.) had, zij zich bij het genomen besluit, al was zij het er niet mede eens, had neer te leggen. Spreekster weet dat zeer goed, maar dan moeten de arbeiders naar evenredigheid van hun getalsterkte in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon zijn vertegenwoordigd. De Leidsche bevolking- bestaat voor 80 uit arbeiders, terwijl in de Commissie slechts 2 sociaal-democraten als arbeidersvertegenwoordigers zitting hebben, zoodat van een evenredige vertegenwoordiging- geen sprake is. Wanneer spreekster in den Raad heeft gewezen op ver schillende verbeteringen, welke bij Maatschappelijk Hulp betoon noodig waren, dan heeft zij dat niet gedaan om iemand onaangenaam te zijn, maar om degenen, die door Maat schappelijk Hulpbetoon gesteund worden, te helpen. Aangezien de Wethouder op verschillende opmerkingen, door spreekster gemaakt, niet is ingegaan, zal zij daarop niet terugkomen. Zij heeft verschillende grieven genoemd, welke inderdaad bestaan, zooals het herhaaldelijk afwijken van de steunnormen, de kwestie van het stempelen, het van het kastje naar den muur sturen enz., en nu zou zij gaarne van den Wethouder de toezegging ontvangen, dat hij die grieven onder het oog wil zien. Doet hij dat, dan kan men tot overeenstemming' komen. Kan aan die grieven niet worden tegemoet gekomen, dan zal spreekster genoodzaakt zijn ze in den Raad te bespreken. Heden kwam haar nog een geval ter oore, dat iemand van het kastje naar den muur werd gestuurd. De heer Romijn doet opmerken, dat hij in Maatschappelijk Hulpbetoon zelf heeft gezegd van plan te zijn een vergadering- te beleggen met alle mogelijke vereenigingen van liefdadig heid, het Crisis-comité en den Geneeskundigen Dienst, in verband met de reorganisatie, maar dat dit nog niet mogelijk was, omdat de goedkeuring van Gedeputeerde Staten nog niet was verkregen. Al is er in Maatschappelijk Hulpbetoon niet over gesproken, spreker is er mede bezig. Mevrouw Braggaar legt een blaam op alle dienstenniemand wordt daar beter van en de zaak wordt er niet door gediend. Mevrouw Braggaarde Does antwoordt, dat de Wethouder niet het recht heeft te zeggen, dat zij een blaam werpt op alle diensten. Zij tracht welwillend tegemoet te treden en als zij de zaken bespreekt, doet zij dat niet om de besprekingen als zoodanig, maar in het belang van de arbeiders. Het gaat er bij spreekster niet om, een blaam op dien dienst te werpen; zij heeft altijd blijk gegeven, aangebrachte verbeteringen te erkennen. Wanneer de Wethouder toezegt, dat over deze dingen gesproken zal worden, dan kan spreekster daarmede verder genoegen nemen. Het antwoord van den Wethouder inzake de schoolkinder voeding heeft spreekster allerminst kunnen bevredigen. Het opnoemen van die gemiddelde bedragen per hoofd der be volking in verschillende gemeenten is, oppervlakkig gezien, een sterk argument; het gaf toch wel eenigszins den schijn, alsof de toestand hier in Leiden beter was. In wezen is dat anders. De cijfers van den Wethouder hadden waarde gehad, wanneer hij daarbij ook had vermeld, hoeveel kinderen in elke plaats aan de schoolkindervoeding deelnemen; hij heeft plaatsen vergeleken, die in dat opzicht niet te vergelijken zijn. De Wethouder noemde b.v. Groningen; spreekster heeft juist iemand uit Groningen gesproken, die haar zeide: hoe komt men aan zoo'n vergelijking. In schijn is het voor Leiden een groot bedrag, in wezen beteekent het echter niets. Dit hangt af van den economischen toestand van de plaats. Tot spreeksters spijt kon de Wethouder geen gegevens verstrekken, hoeveel in Leiden is uitgegeven voor school- voeding en -kleeding per kind. Volgens artikel 36 der Leer plichtwet mag voor schoolkleeding per kind 20.per jaar uitgetrokken wordenhet bedrag, dat voor de voeding mag uitgegeven worden is onbeperkt. De Wethouder wist niet, wat wordt uitgegeven, maar spreekster kan wel zeggen, dat hier per kind aan de kleeding nog geen 15.wordt besteed men blijft dus nog beneden het toegestane bedrag. Spreekster heeft dus zoo het denkbeeld, dat de Wethouder het schrijven van hoogerhand gebruikt heeft als schrikbeeld, om te zeggen: wij moeten inkrimpen. Waar men in Leiden echter nog blijft beneden hetgeen gegeven mag worden, zou spreekster nog liever willen, dat men van hoogerhand tot verlaging gedwongen werd dan dat men vrijwillig aan de kinderen tekort zou doen. Ook vindt spreekster het onverantwoordelijk van den Wethouder, dat hij hier komen wil met een voorstel om dien post met 10.000.te verlagen; hij heeft nog niet uit gerekend en hij weet op het oogenblik nog niet waarop be zuinigd moet worden. Maar de vereeniging Schoolkinder voeding komt bij het tegenwoordige subsidie al tekort; zij heeft op het oogenblik al noodig 47.000.Dit is den Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Braggaarde Does e.a.) Wethouder bekend; maar hoe is het dan mogelijk, dat hij nu komt met een verlaging van dit subsidie? De heer van Es zegt, dat daaruit blijkt, dat het juist noodig is het subsidie te verlagen. Mevrouw Braggaarde Does antwoordt den heer van Es, die dokter is, dat het juist zeer verderfelijk zou zijn om aan kinderen, die aan alles tekort komen en toch al zooveel moeten missen, het eenige te ontnemen wat zij nog krijgen. Spreekster wil dit aan den heer van Es als dokter zeggen. Spreekster komt aan de normen, want daarop doelde de heer van Es. Voor dit jaar is dus noodig 47.000.Nu is er gezegd, dat er bezuinigd moet worden, terwijl de Wethouder heeft verklaard, dat in geen geval het gehalte van het eten er onder mag lijden, maar als deze Vereeniging, welke geen loonen uitkeert het Bestuur vervult zijn taak gratis en goed beheerd wordt, kans zag 10.000.te bezuinigen zonder dat het gehalte van het eten verminderde, zou men tot de gedachte komen, dat zij totdusverre 10.000.had verknoeid. Als de Wethouder niet weet, welke bezuinigingen men wil aanbrengen, dan zal spreekster het wel zeggen, maar het ligt dan op den weg van den Raad na te gaan, of ze niet funest zullen werken op de schoolkinderen. Zooals men weet, is het niet alleen de bedoeling den kinderen voedsel te ver strekken, maar ook het hun mogelijk te maken het onderwijs in zich op te nemende honger mag daarvoor geen beletsel zijn. Wil men de beoogde bezuiniging bereiken, dan zal in de Paasclivacantie en in de zomervacantie de voedselver- strekking moeten worden stopgezet, hetgeen een bezuiniging van 3000.zal geven. Aangenomen wordt, dat er aan 1050 kinderen voedsel wordt verstrekt, terwijl in de vacanties ongeveer 850 kinderen aan de schoolkindervoeding deel nemen, waaruit blijkt, dat dit laatste een betrekkelijk belang rijk groot aantal is. Het in rekening brengen van het volle loon der kinderen boven de 18 jaar zou 2000.bezuiniging geven. Nergens elders wordt het volle loon van de kinderen spreekster verwijst naar het Bureau voor Kinderbescherming in rekening gebracht bij het bepalen van de gezinsinkomsten. Men brengt weleens 2/3 of in rekening en ook weieens 2. maar nooit het volle bedrag. Men beweert wel, dat de normen er niet door naar beneden worden gehaald, maar het staat daarmede gelijk of het is nog erger, als men b.v. een gezin heeft, waarvan twee kinderen werken en elk 10.12.of 14.verdienen, en die kinderen voor het geheele gezin moeten zorgen, zoodat zij al hun geld moeten thuis brengen. Er wordt zoo gemakkelijk gezegd: wij gaan er uit. Op dit oogenblik is het gewoonte dat, wanneer een school hoofd verklaart, dat een kind niet voldoende gevoed wordt, en vraagt of het mag meeëten, de Vereeniging zegt: „laat het maar meeëten", terwijl daarna door den Armenraad wordt onderzocht, of het kind er recht op had, maar thans is als bezuinigingsmaatregel ingevoerd, dat, wanneer een kind honger heeft, eerst de Armenraad moet gehoord worden, alvorens het kind mag mede eten. Dat is dan ook een bezuini ging. Dan zegt men, dat men het kind niet zal treffen. Verder is medegedeeld, dat er een nieuwe inschrijving voor de voeding- gehouden is, waardoor men een goedkooper contract heeft kunnen afsluiten, waardoor 2.000.per jaar bezuinigd wordt. Dit gaat evenwel voor dit jaar niet op, omdat men pas met 1 April, in verband met de opzegging van het oude contract, tegen nieuwen prijs kan afnemen; dit scheelt dus niet /2.Ó00.maar ƒ1.500.de rest van de bezuiniging- zou dus gevonden moeten worden in het stopzetten van de zomervoeding b.v. Nu zegt men: die kinderen zullen er niet onder lijden, zij krijgen niet minder voeding. Maar wat zou de Raad spreekster wreed vinden als zij tot den Wethouder zeide: gij naoogt Uw kinderen gedurende eenige maanden geen eten geven. Mag men op die kinderen, wier ouders naar tevoren door den Armenraad is uitgemaakt niet in staat zijn hun voeding te geven, dan 10.000.bezuinigen, terwijl er nog een reserve is Uit den door den Wethouder genoemden staat kan men niet de noodige conclusies trekken, omdat daarin niet vermeld staat, hoeveel kinderen dagelijks aan de schoolvoeding hebben deelgenomen. Men kan hier niet bezuinigen zonder het kind zelf te schaden. Spreekster geeft toe, dat het aanbesteden van de voeding nog als proef geschieden zal, maar niettegenstaande dat heeft men toch goed toe te zien of, wanneer er 2.000. op bezuinigd zal worden, dit niet bezuinigd zal worden op het gehalte van de voeding zelf. De voeding is op het oogen blik net aan, maar houdt niet over. Spreekster zon eerder geneigd zijn voor te stellen het subsidie te handhaven of zelfs te verhoogen. Zij, die evenals spreekster meer in arme gezinnen vertoeven, kunnen weten dat er onder deze kinderen zijn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 11