DONDERDAG 25 JANUARI 1934. 87 Gcmeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Groeneveld.) spelers of aan het stnk, maar aan het publiek. Dat zijn toch niet zulke verschrikkelijke dingen, om nu speciaal daarom weer scherpere bepalingen in te voeren speciaal ter bescherming van de jeugd. Spreker gevoelt daarvoor zeer weinig. Het is zoo, dat door de eeuwen heen, zoolang er menschen hebben gesproken en er boeken zijn geschreven, steeds door de ouderen is beweerd, dat de jeugd zoo slecht was, maar daarvan was natuurlijk geen woord waar. Als het waar was, dat elk afstervend geslacht werd vervangen door een op komend geslacht van lagere moraal, dan was de menschheid reeds lang ten onder gegaan in een poel van verdorvenheid. Dat er een Rijkskeuring op films is, vindt spreker goed, maar er moet rekening mede gehouden worden, dat Leiden een gemengde bevolking heeft en er derhalve wel een beetje vrij heid moet worden gegeven; de geheele bevolking kan niet leven naar de Schabionen van den heer Beekenkamp en de zijnen. Wat het uitbreidingsplan betreft, volgens den heer Splinter zou spreker nooit tevreden zijn. Het College, zoo zeide de Wethouder, heeft zich uitgesloofd om in een lang antwoord aan den Raad uiteen te zetten, waar het uitbreidingsplan geduren de de 7 jaren, dat het onderweg is geweest, telkens was. Die lange uiteenzetthig was niet noodig geweest, want ook zonder haar hadden de Raadsleden wel kunnen begrijpen, dat het uitbreidingsplan ergens was, maar met dat al heeft het vree- selijk lang geduurd. Dat spreker in dit oordeel niet alleen staat, blijkt uit een uitlating, door den Voorzitter in 1928 in den Raad gedaan, dat het uitbreidingsplan ,,op een oor na gevild was." Het villen van dat oor heeft nog 5 jaar geduurd, hetgeen wil zeggen, dat het ook naar het oordeel van den Voorzitter heel lang geduurd heeft, want spreker kan zich niet indenken, dat hij zich in 1928 heeft voorgesteld, dat het villen van dat oor 5 jaren zou duren. Het is in elk geval zoo, dat het werk van het uitbreidings plan is begonnen op 17 Mei 1926, dat op 8 November 1933 de wettelijke termijn was verstreken, waarbinnen een beslis sing kon worden genomen en dat op 6 November 1933, dus 2 dagen tevoren het plan in den Raad kwam. Men kan spreker niet wijs maken dat, als op een werk van 7 jaren slechts 2 dagen voor den Raad overblijven, een goede werkmethode is gevolgd. De Voorzitter zeide, dat bij het uitbreidingsplan weinig voorstellen uit den Raad zijn gekomen. Dat is verklaarbaar, want de Raadsleden misten de beloofde kaart, waardoor het voor hen vrijwel onmogelijk was een behoorlijk overzicht van het uitbreidingsplan te krijgen. De heer Huurman, die voor stelde die kaart aan de Raadsleden te verstrekken, zag wel in hoe noodig die kaart was voor het nemen van een beslissing. Dat zij niet aan de Raadsleden is Verstrekt, is een groote leemte geweest. De Voorzitter zeide ook, dat de praeadviezen op de voor stellen, die om praeadvies waren gezonden, niet zijn uitge bracht op advies van de Commissie van Fabricage. Spreker gelooft, dat die voorstelling onjuist is. Inderdaad heeft de Commissie van Fabricage, terecht, geadviseerd om de wegen in de binnenstad niet in het uitbreidingsplan vast te leggen, omdat daaraan zeer belangrijke consequenties vastzaten. De Commissie had daarbij echter meer speciaal op het oog een verkeersweg als b.v. de Hooigracht; vastlegging van de doortrekking van de Hooigracht als verkeersweg op het uit- breidingsplan zou meebrengen, dat de gemeente verplicht zou zijn b.v. aan de Pelikaanstraat een groot aantal huizen te koopen of te onteigenen en aangezien de doortrekking van de Hooigracht nog niet aan de orde was, heeft de Commissie van Fabricage geadviseerd die straat niet op het uitbrei dingsplan te teekenen. Anders stond het evenwel met de voor stellen, die om praeadvies waren, b.v. dat tot demping van het Levendaal; daaraan zaten misschien niet zooveel conse quenties inzake onteigening vast, maar toch wel eenige; wanneer de Raad dus zou besluiten tot demping van het Levendaal, zal hij ook accepteeren de consequenties ten aan zien van onteigeningen, die daaraan vastzitten. Dat de Com missie van Fabricage op die Raadsbeslissing niet vooruit liep en niet vast als het ware het Levendaal ging dempen, is te begrijpen. In welke positie verkeeren nu die voorstellen? De Wethou der zegtdie zijn er nog. Dat is nu iets wat spreker maar niet kan begrijpen. De Wethouder haalt zijn schouders op, maar spreker denkt, dat hij het ook niet begrijpt. De Wethouder zegt nu, dat hij het zeer goed begrijpt, maar hij begrijpt het niet, hij kan het niet begrijpen en niemand kan het begrijpen. Niet alleen gingen die voorstellen om praeadvies, maar boven dien was vastgesteld een tijdstip, waarop dat praeadvies zou worden uitgebracht, n.l. bij de indiening van het uitbreidings plan; dat stond er nadrukkelijk in vermeld en wel op voor stel van het College zelf. Nu zegt de Wethouder: die voor- Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Groeneveld e.a.) stellen zijn er nu; nog met die tijdsbepaling er bij. De Wet houder ontkent dit nu; hoe is die tijdsbepaling dan uit die voorstellen gekomen? Die kan er alleen uitgelicht worden door een nieuw Raadsbesluit, waarbij die ingetrokken wordt en er een andere tijdsbepaling voor in de plaats gesteld wordt. Daarom heeft spreker gezegd: het College moet zich eens een reglement van orde aanschaffen; daarin staat uitdrukke lijk, dat de gang van zaken zoo moet zijn. Bij een andere zaak, n.l. het besluit om een directeur van Maatschappelijk Hulp betoon te benoemen, waarbij ook een tijdsbepaling was ge steld, is het wel overeenkomstig het reglement van orde ge gaan. Toen de Wethouder niet op tijd klaar kon komen, is wel de wettelijke weg gevolgd. Dat voorstel is ingetrokken en er is een nieuw voorstel gedaan om een anderen termijn te noemen. En nu houdt spreker vol, dat het College de Raads besluiten niet heeft uitgevoerd en ook niet volgens het Re glement van Orde heeft doen intrekken. Als het College zich er op beroept, dat de praeadviezen niet bij het uitbreidings plan behoefden te worden uitgebracht, dan zijn dat de valsche kaarten, welke het College gebruikt, maar niet kon gebruiken. Het had praeadvies moeten uitbrengen en, als het opzag tegen een gunstig praeadvies, dan had het een ongunstig moeten uitbrengen; daarvoor is het niet zoo bang. Naar sprekers meening heeft het College de zaak niet behandeld op de wijze als-bij de verordening is voorgeschreven. In de secties is gevraagd een opgave te doen van alle voor stellen en adressen, welke in handen van Burgemeester en Wethouders zijn gesteld om praeadvies. Het College heeft dat verkeerd begrepen; het dacht, dat bedoeld werden de toe gezegde praeadviezen, behoorende bij het uitbreidingsplan, maar dat Was de bedoeling niet. Spreker geeft toe, dat dat misverstand verklaarbaar is, maar waar in de Memorie van Antwoord wordt gezegd, dat de praeadviezen zijn opgenomen, „voorzoover wij hebben kunnen nagaan", vindt hij die toe voeging bedenkelijk, omdat er uit blijkt, dat het College nog niet eens een register houdt van de zaken, welke om praeadvies gaan. Dat is gevaarlijk, want op die manier kunnen voorstel len, waarover praeadvies moet worden uitgebracht, zoek raken. Spreker zou dat willen voorkomen en geeft daarom in overweging in het vervolg in het register op het gedrukte verslag over het loopende jaar op te nemen de zaken, welke in dat jaar om praeadvies zijn gegaan, en die, waarover in dat jaar praeadvies is uitgebracht. De heer Beckenkamp is voor het antwoord, dat het College heeft gegeven op het door hem in eerste instantie gesprokene, dankbaar, maar hij is er niet over voldaan. De argumenten, door den Voorzitter aangevoerd tegen het denkbeeld, dat spreker heeft ter sprake gebracht nopens de wijze, waarop de begrooting werd behandeld, waren evenmin nieuw als overtuigend. Dat de wijdloopigheid der debatten in de hand gewerkt zou worden, is mogelijk, zelfs gezien de breed sprakigheid van sommige leden waarschijnlijk, maar niet noodzakelijk. Wie beweert voorstander te zijn van den parle mentairen regeeringsvorm, zal zooveel zelfbeperking aan den dag hebben te leggen, dat het gemeentelijk parlement niet tot een aanfluiting wordt en niet tot kletscollege wordt ge degradeerd. Sprekers eenige bedoeling was de deugdelijkheid van de behandeling van zaken te waarborgen en niet is tegengesproken, dat die niet gebaat is door de thans gevolgde, althans op spreker vaak verwarrend werkende methode. Hoewel noode zal spreker zich ook in deze voegen naar de leiding van den Voorzitter en kan hij slechts hopen, dat deze te eeniger tijd tot een ander inzicht zal komen. Met veel genoegen heeft spreker gehoord, dat de Voorzitter uit eigen waarneming van oordeel is, dat hier herhaaldelijk films worden vertoond, die aanstoot geven en verkeerde affecten opwekken kunnen. Deze uitspraak van den Burge meester van een zoo belangrijke stad als Leiden zal stellig niet nalaten eenigen indruk te maken op de Centrale Film keuring Commissie. Dat aan invoering van een gemeentelijke nakeuring - moeilijkheden zijn verbonden, is door spreker in eerste instantie erkend. Dat daardoor debatten in den Raad zullen worden ontketend, acht spreker evenwel niet het sterkste argument van den Voorzitter. De practijk in het Zuiden des lands bewijst daarvan niets; spreker is daarvan althans niets bekend. Het is trouwens een quaestie van zelf bestuur en de Voorzitter heeft zelf betoogd, dat de Raad beter deed over dergelijke zaken zijn mond te houden. Ten hoogste zou een gemeentelijke nakeuring, zooals op het oogen- blik in Venlo, een actie kunnen ontketenen van den Neder- landschen Bioscoopbond, doch de adressen van belang hebbenden zal de Raad op hun juiste waarde kunnen schatten. Sterker was het argument van den Voorzitter, ontleend aan de interpretatie van art. 4 der Bioscoopwet; inderdaad zal de gemeentelijke nakeuring niet gelden voor de op het oogen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 25