84 DONDERDAG 25 JANUARI 1934. Gcmeentebegrooting Algcmcene beschouwingen. (Bergers e.a.) tingen op het abattoir hier verminderen. De vleeschconserven- fabrieken hebben gedreigd met weggaan en hebben daarom tariefsverlaging gekregen, maar de slagers kunnen dat niet zoo gemakkelijk doen, maar er kan ook wel eens een tijd komen, dat zij de hoofden bij elkaar steken en zeggen: dat kunstje kunnen wij ook wel eens probeeren. De Wethouder ontkent dit nu wel en zegt nu, dat zij de stad toch niet kunnen uitgaan, maar zij kunnen buiten de stad slachten voor lagere tarieven; dan betalen zij in plaats van /4.90 voor een varken 40 X 3 cent of 30 X 3 cent voor invoer. Dat is een groot ver schil. Van de week had spreker een gesprek met een buiten slager. De Voorzitter geeft den heer Bergers in overweging niet te diep op de slagerij in te gaan. De heer Bergers zegt er niet diep op in te zullen gaan. Hij zeide reeds geen voorstel te zullen indienen. Hij heeft alleen aan Burgemeester en Wethouders verzocht er eens over te denken, maar nu de heer Goslinga er op in gegaan is, acht spreker zich verplicht hem te antwoorden. De Voorzitter doet den heer Bergers opmerken, dat deze gemakkelijk in de Commissie met den heer Goslinga over de zaak kan spreken. De heer Bergers antwoordt, dat hij wenscht, dat de Raads leden er eens over zullen kunnen denken, wat zijn bedoeling- is. Er wordt misbruik gemaakt van de macht, welke de ge meente over de slagers heeft. Volgens den heer Goslinga kunnen de slagers niet weggaan en zullen zij dat ook niet doen, maar als de boog te strak werd gespannen, zou het weieens kunnen gebeuren, dat zij toch verdwenen. Bij het debat over de Waterleiding heeft de heer Goslinga de vraag gesteld, wat het nageslacht wel van den tegenwoordigen Raad zal zeggen. Het nageslacht zal het wel leuk vinden, als de tegenwoordige gebruikers van het Slachthuis die inrichting geheel hebben betaald. Zij hebben haar ruimschoots betaald, want, indien er niet zooveel winst in de gemeentekas was ge vloeid, zou zij reeds voor 1.op de balans staan. De heer Goslinga doet spreker opmerken, dat niet alleen de slagers dat alles hebben betaald. De heer Bergers antwoordt, dat hij liet heeft gehad over de „gebruikers van het Slachthuis". Hij geeft toe, dat dat niet alleen de slagers zijn. Spreker wijst er verder op, dat het Slachthuis in het belang van de volksgezondheid in het leven is geroepen. Indien er elk jaar geld bij moest, zou spreker zich daarmede kunnen vereenigen. De wet zegt wel, dat de gemeente een billijke ver goeding mag vragen en de opbrengst daarvan in de kas van de gemeente mag komen, maar indien er nooit iets in de ge meentekas vloeide, zou spreker het ook goed vinden. De slagers hebben wel om een keuring gevraagd, maar nooit om een duur slachthuis. Nu het er eenmaal is, leggen zij zich er bij neer. Zij moeten betalen; eerst was het 80 cent, daarna ƒ1.80 en nu het op dat hooge niveau staat, blijft het er op. Er is gezegd, dat het tarief te Leiden niet zoo hoog is, maar de gemeente Leiden is niet te vergelijken met den Haag, zoo dat de vergelijking van den heer Goslinga niet opgaat en toch zijn de tarieven daar lager. Spreker wenscht nu nog iets te zeggen over de kwestie van het doen plaats hebben van het vervoer van het materiaal van Gemeentewerken in eigen beheer en over het subsidie aan de Yereeniging Schoolkindervoeding en -kleeding. Spreker is blij, dat de Wethouder de nota-Schüller inzake het eigen beheer bij het vervoer geheel weerlegd heeft en dat gebleken is, dat de nota van den heer Schüller in het geheel niet juist was, dat eigen beheer niet voordeeliger voor de gemeente is. Maar al was eigen beheer voordeeliger voor de gemeente, dan was spreker er nog tegen: er zijn gelukkig nog meer menschen dan gemeentewerklieden en gemeenteambtenaren, die ook moeten leven. Nu begrijpt spreker den heer Schüller niet, die altijd te keer gaat dat de gemeentewerklieden het niet goed hebben en zooveel gekort worden, en, bij de Reini ging, te hard werken, maar toch tracht hij maar weer gemeen tewerklieden te kweekenbij invoering van eigen beheer moet er immers weer nieuw personeel zijn; als hij nu zoo bang is, dat die menschen het slecht hebben, dan begrijpt spreker niet, dat hij voor eigen beheer is. Spreker kan zich niet voor stellen dat hij dat erg meent. Misschien is de heer Schüller voorzitter van een organisatie en wordt hij daarvoor ge spannen; hij slaat zich met zijn eigen woorden dood. Spreker zegt wat betreft de bezuiniging op de school kindervoeding, op de vergadering van de Yereeniging Gemcentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Bergers e.a.) voor schoolkindervoeding van 23 Januari is men tot de conclusie gekomen, dat bezuiniging mogelijk iser is nu een nieuwe aanbesteding geweest van het eten; dat geeft be zuiniging. Ook kan bezuinigd worden door de voeding ge durende de Paasch-vacantie en de groote vacantie niet te laten doorgaan. Verder is bezuiniging mogelijk door de normen anders te stellen en ook rekening te houden met de inkomsten van kinderen boven de 18 jaar, en ook misschien door scherpere contröle, maar spreker gelooft niet te zullen kunnen meegaan met een voorstel van Burgemeester en Wethouders, volgens hetwelk per se 10.000.zal moeten worden bezuinigd. De Vereeniging heeft den brief van Burgemeester en Wethouders ontvangen en het bestuur heeft een bespreking gehad met den Wethouder van Onderwijs; de beste voornemens bestaan om te trachten in het belang van de gemeente te bezuinigen, maar het belang van de kinderen mag men niet uit het oog verliezen. Wordt er gezegd, dat er per se 10.000.moet worden bezuinigd, dan moet daarvan misschien het gevolg- zijn, dat de verstrekking van voedsel en kleeding een paar maanden wordt stopgezet, en dan worden de kinderen er de dupe van. Naar spreker heeft vernomen, zou de bezuiniging, welke thans reeds verkregen is, 6.000.a 7.000.bedragen en dat vindt hij al een mooi bedrag. Er zal nog naar andere bezuinigingsobjecten worden gezocht, zoodat de Vereeniging haar goeden wil toont. Spreker verklaart zich daarom tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker wil tenslotte zeggen, dat hij alle respect heeft voor de Vereeniging Schoolkindervoeding en -kleeding. Hij maakt de vergaderingen mee, gaat nog al eens kijken en volgt de werk zaamheden. De dames en heeren, die het werk geheel belange loos doen, getroosten zich een groote opoffering en doen dat met liefde en plezier ten behoeve van het arme kind. Spreker brengt aan die dames en heeren daarvoor gaarne hulde van deze plaats. De heer Wilmer wenscht nog enkele vragen te stellen en in het bijzonder naar aanleiding van de rede van den Wet houder van Financiën enkele opmerkingen te maken. Som mige passages in die rede hebben hem verwonderd. Hij had geconstateerd, dat het gemeentebestuur in dezen tijd naast zijn taak van opbouwenden aard, ook de taak van te bezuinigen had, waarmede hij volstrekt niet had bedoeld, dat bezuinigen altijd het karakter van afbreken moest hebben. Nu heeft de Wethouder gevraagd waarin spreker die bezuiniging dan wilde zoeken. Het heeft spreker verwonderd, dat de Wet houder die vraag speciaal aan hem stelde en blijkbaar had gewenscht, dat hij in zijn eerste rede had medegedeeld op welk terrein hij die bezuiniging had willen zien ingevoerd. Het is immers bekend uit hetgeen hij in den loop dezer tijden in den Raad heeft gezegd en uit de voorstellen, welke hij heeft gedaan en heeft helpen aannemen, op welk gebied naar zijn meening bezuinigd kan worden. Hij herinnert er aan, dat hij den Raad mede heeft geadviseerd om het bedrijf van de Bank van Leening te reorganiseeren, omdat naar zijn mee ning zonder schade voor de speciale functie van het bedrijf en zonder schade voor het personeel, aan die inrichting ver bonden, voor de gemeente een bezuiniging was te bereiken, en dat hij ook heeft geadviseerd te bezuinigen op het openbaar onderwijs door reorganisatie van de openbare scholen, aan gezien naar zijn oordeel op dit gebied aanmerkelijk kon worden bezuinigd zonder dat schade werd toegebracht aan het open baar onderwijs. Spreker heeft in de secties gewezen op 4 punten (Voor- loopig Verslag blz. 18, 2de alinea), die z.i. zonder schade voor de sociale functie van de gemeente uitgevoerd zouden kunnen worden. Volgens het College is inkrimping van het personeel der politie door uitbreiding van de rijwiel- en motorbrigades niet mogelijk (Memorie van Antwoord blz. 23); spreker legt zich daarbij neerde 3 andere door spreker genoemde punten waren volgens het College in overweging. Nu is de reorganisa tie van de diensten, door spreker in de secties genoemd, voor de gemeente van belang of zij is dat nietis zij niet van belang voor de gemeente, dan moet dat worden aangetoond, en als zij wel voor de gemeente van belang is, dan moet dit eens worden aangepakt. Er kunnen redenen zijn om dit niet te doen, dat geeft spreker toe, maar die redenen zijn den Raad niet bekend. Spreker wijst speciaal op de samensmel ting van politie en brandweer, welke zaak al 10 jaar geleden bij de begrooting is behandeld. Het verwondert spreker, dat de Wethouder van Financiën eenige keeren een beroep heeft gedaan op de rechterzijde om toch met het College mede te werken in zijn taak van bezuiniging, want zeer terecht heeft de Voorzitter in zijn betoog, dat spreker om inhoud en vorm zeer waardeert en waarvoor hij alle respect heeft, gezegd dat, terwijl het Voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 22