DONDERDAG 25 i: JANUARI 1934. 63 Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 22 Januari 1934, op Donderdag 25 Januari 1934, des namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. Afwezig is thans de heer van Es. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1934. De heer Goslinga begint met zijn voldoening uit te spreken over den zooveel rustiger en zakelijker toon der debatten, vergeleken bij dien in de schriftelijke gedachtenwisseling. Hij hoopt, dat dit een voorbode mag zijn voor ook een zakelijk einde der debatten, dat hem als Wethouder van Financiën bijzonder ter harte gaat. Spreker wil, alvorens de bezwaren tegen de begrooting te behandelen, enkele losse punten bespreken. De heer Coster heeft gevraagd, of de Lichtfabrieken niet te veel voor reclame uitgeven. Die vraag is niet in het sectie-verslag opgenomen, zoodat spreker haar eigenlijk niet direct behoefde te beant woorden, maar hij heeft de moeite genomen zich ten deze eenigszins te oriënteeren en daarom kan hij het volgende mededeelen. Voor het geheele verzorgingsgebied Avordt aan reclame besteed ongeveer 25.000.inbegrepen het nadee- lig saldo Aran den toonwinkel, de kosten van de acquisitie, van de tentoonstellinkjes in buitengemeenten, van kook-de- monstraties en alles wat daarmede samenhangt. Die 25.000 is slechts j van de ontvangsten ad 5.000.000.terwijl men in een gewone handelszaak aanneemt, dat er ongeveer 2\ a 3 van den omzet voor reclame mag worden besteed. De Lichtfabrieken zijn in dit opzicht dus zeer sober. Vraagt men, of die reclame wel noodig is, dan verwijst spreker naar de uitkomsten. De Lichtfabrieken gaan aardig goed en nu is dit ook wel te danken aan de billijke tarieven en de goede bediening, maar de reclame speelt zeer zeker daarbij ook een rol. Iedere zakenman maakt reclame, ook de heer Coster voor „De Blauwe Druif". Men kan niet bepaald bewijzen, dat die gunstige uitkomsten een gevolg zijn van de reclame; in reclame moet men gelooven. Er wordt, naar sprekers meening, niet te veel Voor reclame uitgegeven. Voorts heeft de heer Coster de toezegging gevraagd, dat bij eArentueele verhooging \ran de opcenten op de personeele belasting de caféhouders niet zullen worden getroffen. Die toezegging kan spreker buitengewoon moeilijk doen, maar hij A¥il wel herhalen wat hij onlangs op een Auaag van den heer Bergers heeft geantwoord, dat Burgemeester en Wet houders bij een eventueele verhooging van de opcenten op de personeele belasting zullen voorstellen de huurwaarde van de café's terug te brengen tot 2/3. De heer Coster doet opmerken, dat de heer Goslinga heeft gezegd, dat, indien de opcenten op de personeele belasting Averden verhoogd, de caféhoudersbedrijven daarvoor niet in aanmerking kwamen. De heer Goslinga antwoordt, dat dat niet kan, omdat bij belastingverordeningen geen uitzonderingen mogen worden gemaakt voor caféhouders. Burgemeester en Wethouders zijn bereid voor te stellen de huurwaarde der café's te brengen op 2/3, practisch komt dat hierop neer, wanneer de verhooging niet groot is, dat de caféhouders van die verhooging niets gevoelen. Wordt de huurwaarde der café's tot 2/3 terugge bracht en wordt het aantal opcenten verhoogd met 50, dan zullen de caféhouders de verhooging niet bemerken, maar gaat men bij de verhooging verder, dan zullen zij in geringe mate worden getroffen. Voorts sprak de heer Coster over de caféhouders en andere belanghebbenden bij de veemarkt. Het is inderdaad juist, dat Burgemeester en Wethouders binnenkort hopen te komen met een voorstel tot gedeeltelijke verplaatsing van de vee markt. Het was niet zulk een eenvoudige zaak, maar het is nu gelukkig zoover, dat het praeadvies aan den Raad kan worden opgemaakt. Al de Commissies zijn er over gehoord, behalve de Commissie van Financiën, omdat alsnog de finan- cieele gevolgen van het plan in zijn allernieuwste gedaante worden berekend. Spreker hoopt het voorstel spoedig aan het oordeel van de Commissie van Financiën te kunnen onder werpen en deze heeft de loflijke gewoonte van snel te werken. Het voorstel houdt in, dat de veemarkt op de Steenstraat verdwijnt en daar een parkeerterrein zal worden gemaakt, waaraan dringend behoefte bestaat. Het is ook mogelijk er is nog niet in den breede over gesproken, maar spreker is er voor dat er een station voor autobussen komt, gelijk men dat te Gouda heeft. De omwonenden, de neringdoenden en de caféhouders, Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Goslinga e.a.) zullen van de verplaatsing van de veemarkt bezwaar onder vinden. Spreker heeft reeds enkele menschen bij zich gehad, die zeiden, dat die verplaatsing den ondergang van hun zaak zou beteekenen men spreekt in die kringen gaarne in den superlatief maar spreker heeft hun geantwoordthans hebt gij één dag drukte vóór uw deur, in de toekomst krijgt gij 7 dagen per week drukte vóór uw deur; de zaak komt nog in den Raad en dan moet deze beslissen. De wensch, door den heer Coster geuit ten aanzien van het plaatsen van een nieuwe tent of het inrichten van een café op de veemarkt door anderen dan de benadeelden, vindt veel weerklank bij Burgemeester en Wethouders. Komt er op het terrein rondom den Molen een dergelijke gelegenheid, dan spreekt het van zelf, dat niet een wild vreemde, maar een van de tegenwoordige bewoners van de Beestenmarkt voor het exploiteeren daarvan in aanmerking komt. De heer Bergers zou de heer Bergers niet zijn, indien hij niet eenige opmerkingen had geAvijd aan het Slachthuis. Dat Slachthuis, zoo zeide hij, is door de verbruikers betaald en er is nog een flinke spaarpot overgebleven. Spreker is dat met hem eens, als hij met die „verbruikers" bedoelt het vleesch- etend publiek, d.w.z. de Leidsche burgerij, want die heeft het Slachthuis tenslotte betaald in den prijs,, welken zij voor het vleesch heeft gegeven. De slagers zijn wel groote philan- thropen, maar toch niet in die mate, dat zij de onkosten van hun bedrijf niet op hun klanten zouden verhalen. Die hebbe lijkheid hebben slagers met velen gemeen. Dat doen zij ook hier, b.v. bij de omzetbelasting. De onkosten worden dus ver haald, ook deze. Nu zegt de heer Bergerstariefsverlaging is noodig. Er is op het oogenblik niet aan te denken, dat spreker eenige inkomst prijs geeft. De heer Bergers handelt hier toch vrij lichtvaardig door te zeggen: die ƒ25.000.die op de begrooting staan als meerdere winst van het Slachthuis, had men beter kunnen besteden voor tariefsverlaging. De heer Bergers heeft in het belang van de gemeente en in dat van het Slachthuis aangedrongen op verlaging van de tarieven voor de varkens. De heer Goslinga zegt, dat de heer Bergers heeft gezegd, dat die 25.000.liever besteed hadden moeten worden voor verlaging van de kosten van de slagers. De heer Bergers zegt, dat men het volgend jaar die 25.000 niet zal hebben; die heeft men nu te danken aan de Crisis rundvee-Centrale. Spreker heeft verlaging gevraagd met het oog op concurren tie van de grossiers, die in de onmiddellijke omgeving van Leiden voor zeer lage tarieven kunnen slachten. De heer Goslinga zegt, dat dit speciaal een belang is voor de grossiers, maar niet voor alle slagers, van wie slechts enke len grossiers zijn. Yoor de slagers is dit van niet zooveel be lang, omdat zij allen hetzelfde betalen en hun concurrentie voorwaarden dus gelijk zijn. Nu zegt de heer Bergers: zij konden wel eens wegloopen, maar die lage tarieven van de buitengemeenten zijn er altijd geweest, zoolang het Slachthuis bestond en die zal men ook houden. De heer Bergers vergeet echter, dat bij invoer er toch invner-keurloon betaald moet worden, zoodat hij niet zonder meer mag vergelijken de slacht en keurloonen hier en elders. Spreker heeft echter wel eens meer den heer Bergers toegegeven: inderdaad zou spreker verschillende tarieven van de bedrijven wel Avillen verlagen; daarvan gevoelt hij ook wel het groote economische nut, maar ziedaar de moeilijkheid voor den beheerder van de ge meentelijke schatkist; eenerzijds moet hij zorgen voor een groot bedrag voor werkloozensteun, dat bij deze begrooting opgeloopen is tot 1.2 millioen, geen kleinigheid; anderzijds moet hij de inkomsten op peil zien te houden en de onkosten te drukken. Dat is een zeer moeilijk probleem, waarvoor spreker op het oogenblik ook geen oplossing vinden kan. Zoodra de horizon eenigermate oplicht en oplucht, zoo dat de Averkloosheid eenigszins vermindert, waardoor ook de uitgaven daarvoor wat zullen verminderen, zal spreker allereerst zijn aandacht wijden, niet aan verlaging van de directe belastingen, maar aan de bedrijfstarieven. Op het oogen blik moet spreker daartegenover echter afwijzend staan. Inderdaad is spreker voornemens met de organisatie van het Radio-distributie-bedrijf, in hoofdzaken natuurlijk, in den Raad te komen. De heer Schiiller drong aan op vaste aanstel ling van het personeel bij dat bedrijf. Dit bedrijf is echter nog steeds in een bouwperiode; er is nog een dagelijksclie uitbreiding van het aantal abonné's, die niet altijd kan door gaan. Er is daarvoor noodig een vaste kern, maar ongetwijfeld ook een aantal losse personen, die men niet blijvend aan het bedrijf kan verbinden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 1