DONDERDAG 25 JANUARI 1934. 79 Gemeentebegrooting Algemcene beschouwingen, (van Eek.) wisten aardig te rekenen en sluitende begrootingen te maken, maar uit die sluitende begrootingen bleef een aanzienlijke winst voor hen over en nu stelt spreker zich op dit standpunt, dat de financieele toestand van de gemeente op dit oogenblik eiseht, dat er aanzienlijke winsten uit de bedrijven, speciaal uit de Lichtfabrieken, worden gehaald. Uit practische over wegingen legt spreker zich er bij néér, maar hij vraagt, of .het aangaat, dat een gemeente-instelling, welke van alle ingezetenen is, bij de levering van dergelijke noodzakelijke levensmiddelen ook winst behaalt, Avanneer het gas en de electriciteit worden geleverd aan menschen, die tekort komen. Dat is zijns inziens moreel niet te verantwoorden. Alle inge zetenen hebben naar zijn gevoelen moreel recht op de in komsten van de Lichtfabrieken en dat bedrijf behoort zoo te worden beheerd, dat het algemeen belang er mede gediend wordt, maar het is onverantwoordelijk om die fabrieken groote winsten te laten maken en aan een belangrijk deel van de ingezetenen die noodzakelijke levensmiddelen zoo danig te leveren, dat die personen het zeer moeilijk of bijna niet kunnen betalen. Zou het nu zoo vreeseüjk zijn, vraagt spreker, om ten behoeve van het door hem beoogde doel, dat door iedereen op prijs moet worden gesteld, een deel van de reserve op te offeren? Als men Avil, dat er een band blijft bestaan tusschen de groote massa der be volking, het gemeente bestuur en de Lichtfabrieken, moet die band dan alleen bestaan in het door middel van redeneeringen trachten den menschen aan het Arer,stand te brengen, dat zij belang hebben bij het bestaan dier fabrieken, of moet er ook een recht- streeksch verband zijn? De gemeente heeft een rijke fabriek, die veel geld opbrengt; het grootste deel daarvan heeft zij noodig om haar financiën te steunen, maar zij moet erkennen, dat een deel daarvan mag en moet gebruikt worden om ten slotte te zorgen, dat de menschen met lagere inkomens tegen redelijke prijzen in het bezit komen van de noodzakelijke levensbehoeften gas en electriciteit. Spreker weet, dat het voorstel niet zal worden aangenomen, maar hij is zeer warm gestemd voor dit voorstel; het heeft zijn gebreken; spreker heeft het ook zeer ruim gesteldhet vraagt het College alleen een regeling te maken; spreker erkent: die is misschien niet zoo gemakkelijk en die zal stuiten op administratieven romp slomp, maar hier heeft men een houvast; op dit punt is het gemeentebestuur ATij iets in het belang Aran de gebrek lijdende ingezetenen te doen. Spreker acht het verder gewenscht, dat de Raad begint met uit te spreken het recht van medezeggenschap. Sprekers partijgenoot van Meurs zegt het zoo duidelijk op blz. 9 van zijn boek „Medezeggenschap en haar toepassing": „De democratie, als principe van gelijkheid, heeft haar weg in ons tegenwoordig staatkundig leven al gevonden. Op economisch gebied vindt zij een betrekkelijke verwezen lijking door de erkenning der organisatie bij de regeling der arbeidsvoorwaarden. En A7erder: „Medezeggenschap in het beheer bedoelt nu het demo cratische principe binnen den kring van de leiding der voort brenging te brengen; het beheer, dat nu uitsluitend in handen is van de bezitters der bedrijven bij de overheid in daartoe ingestelde organen mede te leggen in handen van de werk nemers. Ook hier doorbreekt de democratie dan de afhankelijkheids verhouding en wil zij een zekere mate van gelijkheid van rechten brengen daar, waar deze nog niet bestonden." Nu zegt de heer Tepe: de Raad kan er toch niet over be slissen, vóórdat hij weet Avelke medezeggenschap. Neen, iemand die staat op democratisch standpunt moet mede zeggenschap in beginsel erkennen; men moet erkennen, dat men niet alleen op politiek gebied gelijke rechten wil toe kennen aan alle medeburgers, maar dat er ook een recht bestaat voor hen, die in de bedrijven werken, om een zekeren invloed te kunnen uitoefenen op het beheer; hoe het geregeld zal worden, is een tweededit zal zoodanig moeten zijn, dat natuurlijk zoowel dat recht als het belang der bedrijven of diensten voldoende gewaarborgd Avorden. Het is zeer logisch dat men, voordat de Raad een beslissing neemt, eerst het Georganiseerd Overleg om advies vraagt. Spreker ziet niet de redelijkheid er van in, dat eerst het College deze zaak onder oogen moet zien en dat eerst daarna de Raad kan beslissen. Volgens den heer Tepe heeft spreker het hem niet gemakke lijk gemaakt door te zeggen, dat door de medezeggenschap de klassenstrijd niet werd opgeheven; de lieer Wilbrink vatte daarop natuurlijk direct vuur en zeide: als dat zou moeten gebeuren, dan ben ik daartegen. Wat is dat voor een utopistisch standpunt? Denkt men, dat door een bepaalde regeling de klasseverhoudingen worden opgeheven? Als sociaal-demo craten in een Commissie zitten, verlaten zij hun klassestand punt ook niet. Dit heeft evenwel voor, dat daar de klassen- Gemcentebegrooting Algemcene beschouwingen, (van Eek e.a.) strijd op regelmatige, ordelijke Avijze, in behoorlijken vorm, kan gestreden worden. De heer Wilbrink Avil daartoe den sociaal-democraten nergens gelegenheid geven, als hij hun dat beletten kan. De heer Van Eek zegt, dat men overal, Avaar men de sociaal democraten inlaat en toelaat, den klassenstrijd zal moeten voerendat kan niet anders. Dat is zeer naïef van den heer Wilbrink; die brengt zijn beginselen toch ook overal mee; die trekt elders toch ook niet een andere jas aan; die blijft toch ook altijd dezelfde. Wanneer sociaal-democraten daarin zitting hebben, handelen zij volgens hun overtuiging. Er is geen sprake van, dat de sociaal-democraten zouden mee- Averken om die medezeggenschap te gebruiken om daardoor het klassenstrijd-beginsel te verlaten. Het is mogelijk, dat daardoor de belangen van de bedrijven minder worden ge schaad dan wanneer de klassenstrijd in minder geregelden vorm geschiedt. Het derde voorstel van spreker betreft de kwestie ATan het houden van optochten op Zondagnamiddag (No. 4). De heer Wilbrink noemde het brutaal van de sociaal-democraten om zoo iets op te eischen, maar spreker kan die brutaliteit niet inzien, Avant zijn fractie maakt gebruik van het recht om een voorste] in te dienen. De toestand is zoo, dat in geen enkele gemeente Aran het land de Zondagswet, welke totaal ver ouderd is, wordt gehandhaafd. Het zou ook niet mogelijk zijn, Avant dan zou o.a. voor eiken openbaren arbeid toe stemming moeten worden gevraagd. Burgemeester en Wet houders Aran Leiden hebben zich op het practische en zeer redelijke standpunt gesteldlaten wij de wet zoo handhaven, dat die handhaving in overeenstemming is met den geest van de bevolking. En nu is de bedoeling van sprekers fractie, dat de Raad zal uitspreken, welke handhaving van de Zon dagswet in overeenstemming met de meening van de inge zetenen is. Spreker is overtuigd dat, wanneer de Raadsleden naar eigen overtuiging stemden, de meerderheid zou uit spreken, dat er te Leiden geen bezAvaar bestond tegen het houden van optochten op Zondagmiddag. De liberalen, die AToeger nooit principieel bezwaar hebben gehad tegen het zoogenaamd ontheiligen van den Zondag, zijn afgevallen en hebben thans bezAvaren, voortvloeiende uit reactionnaire over wegingen. Wie zich op democratisch standpunt stelt, is van meening, dat de openbare straat ook moet dienen om de bevolking in de gelegenheid te stellen door middel A an op tochten ATan haar oordeel te doen blijken. Niet alleen de sociaal-democraten houden optochten, maar ook andere partijen, vooral in den tijd Aran de verkiezingen. Het is Avel- eens gebeurd, dat een optocht van de katholieken en een optocht Aran de sociaal-democraten elkander kruisten; de heer Heemskerk en spreker groetten elkander bij het passeeren. Spreker begrijpt niet Avat er tegen kan zijn, indien Burge meester en Wethouders in de personen, die de optochten organiseeren, den Avaarborg Ainden, dat deze op ordelijke wijze zullen plaats hebben. De overgroote meerderheid van de bevolking heeft er ongetwijfeld geen bezwaar tegen. De katholieken houden in andere gemeenten ook optochten op Zondag. Spreker heeft eens gelezen, dat te Utrecht 17 muziek corpsen een optocht hielden, en nu begrijpt hij niet waarom te Leiden, dat godsdienstig ongeveer gelijk georiënteerd is als Utrecht, iets dergelijks niet mogelijk zou zijn. Het is van de katholieken eenvoudig verstoppertje spelen, dat zij hier niet Avillen toestaan Avat zij in andere deelen van het land zelf toepassen. Nu heeft spreker in het algemeen geen bezwaar tegen de hier door het College gevolgde gedragslijn en geen klachten over het optreden van den Burgemeester en van de autori teiten ten aanzien van optochten, enkele gevallen uitge zonderd; anderzijds gelooft spreker ook, dat de Burgemeester en de politie geen klachten hebben over de sociaal-democraten en dat hun optochten zich altijd kenmerken door groote orde. Eén uitlating van den Voorzitter heeft echter onge rustheid bij spreker opgewekt, nl. deze: dit geldt wel voor gewone tijden, maar er kunnen tijden komen, dat een andere gedragslijn zal moeten worden gevolgd. Die uitlating moet beteekenis hebben en spreker vreest, dat ze beteekent, dat een andere gedragslijn zal worden gevolgd, dat ook zij, die wel Avaarborgen geven voor een ordelijk verloop van op tochten en voor voorkoming van kwetsing van andersden kenden, voortaan niet meer die vrijheid zullen genieten die zij totnutoe hadden. Dat zou spreker in hooge mate be treuren en dat zou in hooge mate ontstemming wekken bij een belangrijk deel der bevolking. Het niet hebben van een recht, dat men gaarne wenscht, kan leiden tot een gevoel dat men onrechtmatig behandeld Avordt, maar het ontnemen van een recht, dat men eenmaal krachtens gewoonte, bepaling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 17