WOENSDAG 24
JANUARI 1934.
43
Gemcentcbegrooting Algemeene beschouwingen.
(Braggaarde Does.)
een aanvrage komt, wordt gegeven wat noodigis; depractijk
is echter geheel anders. Zij, die, evenals spreekster, veel in
arbeidersgezinnen verkeeren en speciaal in die behoeftige
gezinnen, weten zeer goed, dat daar gebrek wordt geleden
aan het allernoodzakelijkste. Leest men de artikelen in de
„Vooruit", geschreven niet zonder meer, maar na goed
onderzoek, dan kent men den toestand ongeveer en dat is
nog maar een heel klein deel.
De heer Wilmer achtte het verder beter, dat er minder
in den Raad en meer in de commissies werd gesproken.
Zeker, van zijn standpunt heeft hij gelijk; als de sociaal
democraten in de Commissies werden behandeld op dezelfde
«wijze als de heer Wilmer, dan was er voor hen misschien geen
aanleiding om de zaken hier in den Raad te brengen. Spreek
ster heeft echter in Maatschappelijk Hulpbetoon meermalen
ondervonden, dat de sociaal-democraten doodgezwegen of
doodgestemd werden en dan is voor hen de zaak ten eenen-
male niet uit. Zij hebben hier een taak te vervullen, nl. op
te treden voor hen, die daaraan het meest behoefte hebben.
Als alle Raadsleden die taak hebben, zooals de heer Bergers
nu zegt, dan zou spreekster gaarne willen, dat daarvan ook
meer blijk gegeven werd.
Volgens den heer Bosman moest door de gemeente bij
ziekte eigenlijk niet het volle loon, doch slechts 80 worden
betaald. Spreekster wijst hem op het spreekwoord, dat ziekte
wel brood, maar geen geld spaart, en op het feit, dat contro-
leerende geneesheeren uitmaken, wanneer de zieke weer aan
het werk moet gaan. Dit zijn bezuinigingen aan den kleinen
kant.
Wat het vraagstuk van den arbeid der gehuwde vrouw
betreft, dit is even oud als het moderne kapitalisme. Ging
het om den arbeid zelf, om het opheffen van de werkloosheid,
dan was er iets voor te zeggen de gehuwde vrouw uit betrek
kingen te weren, maar men maakt van de tegenwoordige
tijdsomstandigheden gebruik om een tweeledig doel te be
reiken: vooreerst om te wijzen op dubbele inkomens en in
de tweede plaats dat is het hoofddoel, maar dan is het
beter er eerlijk voor uit te komen om de vrouw terug te
dringen. Dat de arbeid van de gehuwde vrouw sterk over
dreven wordt, moge blijken uit de door spreekster omtrent
Rotterdam genoemde cijfers: op een aantal van 3465 werk
nemers waren er 190 vrouwen aan het werk, onder wie als
verloskundige 15, op een arbeidsbureau speciaal voor vrouwen
1 en bij de zedenpolitie 1. Er staat niet bij hoeveel van die
190 vrouwen kostwinster waren en in hoeveel van de be
drijven, waarin die vrouwen werkzaam waren, vervanging
door mannen mogelijk was.
Spreekster vraagt, wat men eigenlijk denkt te bereiken.
Wie waarborgt, dat de vrouw van een man, die op dit oogen-
blik in loondienst bij de gemeente is, dat werk houdt? Wie
waarborgt, dat de vrouw, als zij uit den gemeentedienst
wordt ontslagen, zich niet zal aanmelden aan het arbeids
bureau en niet in een anderen dienst tewerk zal worden
gesteld? Op die manier beteekent de geheele zaak niets.
Het is eigenlijk een dwang, uitgeoefend op de vrouw. Spreek
ster ziet de vrouw niet als een apart wezen; het is ook een
mensch. Er wordt aan de vrouw onrecht gepleegd. De vrouw
is niet een verlengstuk van den man, maar een zelfstandig
mensch. Zij moet over zich zelve kunnen beschikken en
zelve uitmaken, of zij werk zal verrichten of niet. Zij kan
daarover overleg plegen met haar man, maar andere mannen
mogen daarin niet meespreken.
Bovendien mag niet worden vergeten, dat een vrouw, die
werk buitenshuis verricht, in staat is aan anderen werk te
verschaffen, b.v. door haar wasch buitenshuis te laten doen,
door haar kleeren door een naaister te laten maken en door
iemand in het huishouden te plaatsen. Nu wijst men, om de
massa te suggereeren, op het dubbele inkomen in dat gezin,
maar wanneer in een gezin de man en 3 of 4 kinderen werken,
dan is dat toch ook een dubbel inkomen. Daarvan wordt
echter nooit wat gezegd; dat is toch tweeërlei maatstaf. De
bestrijding der werkloosheid door het ontslag van de gehuwde
vrouw is meer schijn dan wezen. De heer Wilmer heeft
gezegd: wij moeten hier niet praten, maar doen; daarmede
is spreekster het eens, maar laat het dan ook bij den heer
Wilmer en bij de rechterzijde niet alleen theorie zijn, maar
laten zij het ook in practijk brengen. Indien zij den sociaal
democraten de les "willen lezen inzake praten en doen, dan
wijst spreekster op een gehuwde onderwijzeres bij een
christelijke school, die daar het geheele jaar 1932 werkzaam
is geweest, wier man ambtenaar bij de Lichtfabrieken was;
en op het hoofd van de Zita-Nijverheidsschool aan het Noord
einde, een gehuwde vrouw, geen kostwinster zijndehaar man
verdient ook veel salaris als hoofd-ambtenaarin dat
gezin is dus een dubbel inkomen. Dat is het verschil tusschen
theorie en practijk, tusschen praten en doen. Als men hier
Gemeentcbegrooting Algemeene beschouwingen.
(Braggaarde Does.)
verkondigt: de gehuwde vrouw uiet-kostwinster behoort
thuis, er mag geen dubbel inkomen zijn, dan mag men toch
verwachten, dat de Raadsfracties, die dit standpunt ver
dedigen, wat zij hier profeteeren ook in practijk brengen
daar, waar zij eenigen invloed hebben. Spreekster wil niet,
dat die directrice ontslagen wordtzij acht haar daar zeer op
haar plaats. Toen spreekster hierover met een der roomsch-
katholieke Raadsleden sprak, zeide deze: maar zij is zoo goed,
wij kunnen geen betere vinden. Als deze onder de katholieken
de eenige geschikte vrouw is, dan ontbreekt er aan de katho
lieke opvoeding nog al wat. Er zijn toch wel meer geschikte
menschen voor deze betrekking.
Verder wil spreekster wijzen op de tweeslachtige houding,
zoowel door het College als door den Raad aangenomen,
want eenerzijds spreekt men over betrekkingen, welke door
vrouwen worden waargenomen, als over minderwaardige
betrekkingen en anderzijds heeft men het ook wel gehad
over vrouwen, die een eenigszins behoorlijk bezoldigde be
trekking bekleeden, maar nog nooit heeft spreekster iets
hooren zeggen in het belang van de vrouwen, die in de
fabrieken werken of 's zomers op de bollenvelden werkzaam
zijn.
Spreekster hoort daar roepennou, nouAls men wil doen,
alsof zij iets verkeerds zegt, dan verwijst zij naar bladzijde 48
van het sectie-verslag, waar men kan lezen, dat de vrouw
er niet alleen uit mag, maar er zelfs uit moet. Als een vrouw
uit werken gaat en van hetgeen zij daarmede verdient 2/3
gedeelte in mindering wordt gebracht van de steunuitkeering
van het gezin, zoodat zij er tenslotte maar heel weinig voordeel
van heeft en daarvoor het belang van haar gezin eigenlijk
niet op zijde mag zetten, dan zijn het gezin en de kinderen
dier vrouw niet bekoorlijk verzorgd, maar daarover wordt
niet gesproken, integendeel, wanneer die vrouw haar passenden
arbeid kan krijgen, is zij verplicht dien te aanvaarden, op
gevaar van intrekking van den steun.
Hetgeen spreekster het meest heeft gefrappeerd, is dat
dergelijke dingen gebeuren in een land, dat geregeerd wordt
door een gehuwde vrouw. De Koningin is toch zeker gehuwd
en aan Haar zijn alle inwoners van Nederland onderdanig.
Er is nooit geïnformeerd, of dat gezin een dubbel inkomen
heeft, maar dit gebeurt wel, als het over de arbeidersvrouw
gaat!
Spreekster komt nu tot Maatschappelijk Hulpbetoon.
Daarover wil zij haar algemeene beschouwingen niet houden
in verband met de reorganisatie, omdat deze nog slechts
tendeele in uitvoering is. Het werk, dat daarbij gebeurt, is
betrekkelijk zoo nieuw, dat daarbij fouten kunnen worden
gemaakt en die fouten moet men trachten te verbeteren.
Als zij dan toch over Maatschappelijk Hulpbetoon spreekt,
dan is dat, aangezien, zooals steeds is gebleken, een dergelijke
bespreking haar nut heeft, want, al heeft men spreekster
indertijd verweten, dat zij onjuistheden uitte en verdacht
makingen debiteerde woorden, welke nooit zijn ingetrokken
en welke zij daarom nooit kan vergeten de verbeteringen,
welke zijn ingevoerd, hebben aangetoond, dat het recht aan
haar zijde was en hetgeen zij had gezegd volkomen juist was.
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op hetgeen
spreekster in de sectie-vergadering naarvoren heeft gebracht
heeft haar niet bevredigd.
Spreekster meent, dat dit antwoord geen antwoord iszij
had gaarne iets naders gehoord over de door haar in de
sectie besproken grieven; in de Memorie van Antwoord
zeggen Burgemeester en Wethouders, dat het hun spijt te
moeten vernemen, dat een iid grieven had over de werkwijze
van Maatschappelijk Hulpbetoon en dat zij van die grieven
nota namenhet ware beter geweest wanneer men die grieven
had onderzocht en dan daarop een antwoord had gegeven.
Deze zaken worden door spreekster niet terloops hier even
vermeld, maar zijn door haar herhaaldelijk in Maatschappelijk
Hulpbetoon besproken, tevergeefs; vooral en alleen wanneer
iets van de zijde van de sociaal-democraten komt in Maat
schappelijk Hulpbetoon, worden dezen doodgezwegen of
doodgestemd. Spreekster wijst op de herhaalde afwijzingen;
de menschen worden niet één keer, maar 3 of 5 maal afgewezen
en eindelijk gesteund; dat bewijst, dat zij ten onrechte zijn
afgewezen en dat zij bij goed onderzoek direct gesteund
hadden moeten worden. Hoe in dien langen tusschentijd het
in die gezinnen gaat, behoeft spreekster niet te zeggen.
In de sectie heeft spreekster het ook gehad over de anonieme
brieven; sindsdien zijn er in Maatschappelijk Hulpbetoon
geen anonieme brieven meer ingekomen; spreekster heeft er
althans geen kennis van gekregen. Toen spreekster evenwel
haar bezwaren daartegen in Maatschappelijk Hulpbetoon
had geuit, dat het geen kunst was om iemand in den rag
aan te vallen, anoniem, maar dat dit toch het grootste kwaad
voor de betrokkenen veroorzaakte, was er verschil van