42
WOENSDAG 24
JANUARI 1934.
Gemeentcbegrooting Algemeenc beschouwingen.
(Kuipers.)
Het verkeer zou hier ook zonder verkeersagenten en door
het aanbrengen van lichtseinen zijn te regelen. Spreker
verwijst in dit opzicht naar Amsterdam, waar men in de
Leidsche Straat met haar talrijke dwarsstraten en grachten
en op het drukke Leidsche Plein bij den Stadsschouwburg
geen enkelen verkeersagent meer ziet, naar de Potsdammer
Platz te Berlijn, waar hij persoonlijk heeft gezien hoe goed
het verkeer op deze manier was geregeld, en naar den Haag,
dat is dichtbij. Zoolang dat systeem hier ter stede nog niet
is ingevoerd, hoopt spreker, dat de Raad door aanneming
van zijn motie zal medewerken tot beveiliging van personen
en goederen dit is ook verkeer op dit gevaarlijke punt.
Spreker raadt het College aan eens goed te laten nagaan
vooral in den zomer, den toestand van het verkeer op dit
kruispunt en spreker twijfelt er niet aan, het verkeer komt
daar uit 5 straten tegelijk, of dan zal een politiepost daar
beslist noodig zijn.
Heeft de politie via de middenstandsorganisaties al een
onderzoek ingesteld naar de verkeersstremmingen op de
trottoirs door de vele rijwielen en auto's? Wat is het resultaat
van dat onderzoek? Nog dagelijks kan men constateeren dat
in drukke straten b.v. bij slagers, rijwielen met groote manden
worden neergezet op de trottoirs. De politie loopt kalm voorbij
en waarschuwt nog niet eens tegen deze opzettelijke ver
keersstremming. Op Zondag 1 Januari stond er bij de Donker -
steeg een personenauto op het trottoir; de vele voetgangers
op de Haarlemmerstraat moesten van het trottoir af en op
de trambaan gaan loopen, wat altijd gevaar op kan leveren.
Deze auto was niet bestemd voor lossen en laden van goederen,
doch was een 4-persoons auto, die daar gemakshalve ruim
een uur heeft gestaan.
Yan sprekers voorstel tot instelling van een arbeidsreserve
(No. 20) maakt het College zich af door er op te wijzen,
dat het vorige jaar een dergelijk voorstel verworpen is met
22 tegen 13 stemmen. Sprekers voorstel bedoelt voor de
lagere personeelsgroep een arbeidsreserve in te voeren, wat
in Amsterdam reeds jaren bestaat en goed voldoet; men
informeert daar niet eens naar deze zaak. Het is wel ge
makkelijk om aldus te antwoorden, zonder er de minste
notitie van te nemen. De wijze, waarop het College antwoordt,
is niet van den noodigen ernst doordrongen; spreker zal
hierop nog meermalen moeten wijzen; het is hard nood
zakelijk aan zijn voorstel de volle aandacht te schenken.
Spreker vertrouwt dat de Raadsleden meer studie van dit
vraagstuk hebben gemaakt dan het College en voor zijn
voorstel zullen stemmen.
Inzake de instelling van een voorzieningsfonds (voorstel
No. 22) hoopt spreker dat, waar het College zegt, dat dit
nader zal worden geregeld, een regeling overeenkomende met
die van het Rijk zal worden overwogen. Bovendien, wanneer
is dit door het College toegezegde voorstel te verwachten?
Moet ook dit weer wachten op de behandeling van het
Ambtenaren- en het Werkliedenreglement?
Bij de begrooting voor 1933 is de tegemoetkoming in de
kosten van schoeisel, kleeding en beenkappen bij de politie
met 7.50 verlaagd, thans wordt wederom voorgesteld die
vergoeding met 10.te verlagen. In het Georganiseerd
Overleg, waarnaar het College verwijst, is dit voorstel van
het College verworpen door alle afdeelingen. Het kleeding-
geld is hier ook zeer laag; in vergelijking met andere plaatsen
staat Leiden onderaan. De reparatie van kleeding, schoenen
en beenkappen komt niet op het zakboekje; dit wordt door
het personeel uit eigen zak betaald. Dit is dus geen douceurtje,
maar is reeds tevoren door hen zelf betaald. In regen, wind,
sneeuw en ijs moet het personeel voorzien zijn van eerste
qualiteit schoenen en beenkappen, 10.per jaar is daartoe
ontoereikend en daarom zal sprekers fractie tegen dit voorstel
van het College stemmen; spreker beveelt zijn eigen voorstel
(No. 21) ten zeerste aan.
Spreker komt nu tot hetgeen zijn medeleden over zijn
voorstellen hebben gezegd. De heer van Es sprak over de
reorganisatie van gemeentediensten en zeide het minder erg
te vinden, indien daarbij slachtoffers vielen, zooals bij het
corps brugwachters. Het is droevig en spreker keurt de hou
ding van zijn medelid ten sterkste af.
De voorstellen van de S.D.A.P., welke geld kosten, kan
de heer van Es niet steunen. Sprekers fractie kan dit betoog
wel met stilzwijgen voorbijgaan. Het verkiezingsprogram der
anti-revolutionnaire partij spreekt ook van bezuiniging en
van dit program zijn ook de Leidsche arbeiders de dupe.
De heer Wilbrink kan sprekers voorstel inzake de tege
moetkoming in de kosten van aanschaffing van schoeisel en
beenkappen voor de politie (No. 21) steunen, maar diens
motie inzake de regeling van het verkeer op het kruispunt
KorevaarstraatHoogewoerdBreestraat (No. 25) niet. Het
verkeer redt zich wel, zegt de heer Wilbrink, en aanneming
Gcmeenlebcgrooting Algemeenc beschouwingen.
(Kuipers e.a.)
van de motie-Kuipers zou kosten met zich brengen, hetgeen
niet verantwoord zou zijn. Spreker begrijpt niet hoe iemand,
die daar een uurtje post vat en de practijk van het verkeer
ziet, kan zeggen, dat het verkeer wel gaat zonder regeling-
door de politie. Als men in een auto zit, gaat het wel, maar
voor voetgangers en wielrijders is het passeeren levens
gevaarlijk. Spreker hoopt, dat de heer Wilbrink alsnog vóór
zijn motie zal stemmen.
De heer Bosman sprak als zijn meening uit, dat de ziekte
verzekering voor het op arbeidscontract en dergelijke werkend
gemeentepersoneel ook wel kon worden toegepast op het
vaste personeel, dat de hooge salarissen te laag en de lage
salarissen te hoog waren. Van den heer Bosman, die in het
zelfde schuitje vaart als de heer Zimmerman, oud-Burge
meester van Rotterdam, wiens onwaarachtig geschrijf in De
Telegraaf spreker maar voor diens rekening laat, begrijpt
spreker dit. Doch waar Burgemeester en Wethouders in het
Georganiseerd Overleg zelf erkennen, dat de gemeenteloonen
te Leiden aan den lagen kant zijn, acht spreker het zeer
noodig, dat de heer Bosman aan de hand van cijfers eens
aantoont, dat de lage loonen te hoog zijn. De salarisschalen
in de salarisverordening wijzen uit, dat die loonen veel te
laag zijn.
Het rapport der Commissie ad hoc is niet bekend geworden,
doch een herziening en verbetering der salarissen acht spreker
wel urgent, al zal hij in dien zin geen voorstellen doen. De
heer Bosman geeft een geheel verkeerde voorstelling van
zaken, maar met tegenvoorstellen komt hij nietdat is
misschien te reactionnair.
De heer van der Reijden sluit zich aan bij hen, die woorden
van waardeeiing tot het College hebben gesproken, omdat
het trots de vele moeilijkheden, waarmede het in dezen tijd
te kampen heeft, ook de begrooting voor 1934 sluitend heeft
weten te maken. Er wordt zeer veel critiek op het beleid
van Burgemeester en Wethouders uitgeoefend. Nu is op
bouwende critiek te plaatsen, maar de critiek, zooals die
thans door sommige leden wordt geleverd, is geen opbou
wende, doch alles afbrekende critiek, zoodat er niets goeds
overblijft van hetgeen Burgemeester en Wethouders in het
belang van de gemeente deden. De heer van Eek sprak nog
eenige waardeerende woorden aan het adres van het College,
maar dit was slechts een persoonlijke uiting, niet een namens
de fractie, welke hij vertegenwoordigt, wat de heer Groené-
veld op zeer onbehoorlijke wijze heeft bewezen. Op de hem
eigen ironische wijze, waarop hij steeds zijn alles afbrekende
politiek tegenover Burgemeester en Wethouders voert, heeft
hij nu ook nog kans gezien de geheele rechterzijde op een
voor haar zoo pijnlijke wijze te bejegenen, dat de katho
lieken, anti-revolutionnairen en christelijk-historischen allen
zich uit de Raadszaal verwijderden. Dit laatste had voor hem
een reden moeten zijn om tot inkeer te komen, maar dat
moet hij maar met zijn geweten uitmaken. Eén ding moet
spreker tot hem zeggen: God laat niet met zich spotten!
Wanneer zelfs de communist in den Raad zegt: zooiets zou
ik niet gezegd hebben, dan zegt dat toch wel veel. Sprekers
standpunt ten aanzien van de ingediende voorstellen zal wel
bij de stemming blijken; alleen verzoekt hij het College mede
te deelen hoe het staat met de verplaatsing van sommige
hinderlijk staande aanplakborden, waarop spreker prijs stelt.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de heer Wilmer het
voorstelvan Stralen tot het instellen van een onderzoek in
de gezinnen der werkloozen (No. 12) overbodig acht, omdat
hem door Maatschappelijk Hulpbetoon reeds een dergelijk
onderzoek ten aanzien van de brandstoffenvoorziening was
toegezegd. Spreekster kan den heer Wilmer bij voorbaat al
zeggen welk antwoord hij zal krijgen; natuurlijk, dat de
verstrekte brandstof zeker voldoende is, in sommige ge
vallen zelfs meer dan dat.
De heer Wilmer vraagt, of het dan anders zou zijn, wanneer
het van gemeentewege werd onderzocht.
Mevrouw Braggaar(le Does acht het zoo noodig, dat dit
onderzocht wordt niet door een commissie uit Maatschappelijk
Hulpbetoon, maar door een anders samengestelde commissie.
De heer Wilmer vraagt, hoe die commissie dan samenge
steld moet worden; daarin moeten toch ook alle partijen
vertegenwoordigd zijn.
Mevrouw Braggaarde Does meent, dat wanneer Maat
schappelijk Hulpbetoon een onderzoek instelt, men zeer zeker
zal zeggen, dat het goed is. Spreekster heeft reeds meer uit
spraken gehoord hier als deze: daarin is al voorzien; als er