WOENSDAG 24 JANUAEI 1934. 61 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Komijn.) Stralen door middel van dit onderzoek hoopt te ontvangen, na de toelichting van den heer van Stralen zal de liefde voor een dergelijk onderzoek toch wel eenigszins bekoeld zijn. De heer van Stralen motiveert het nl. op dezen grond, dat men de waarheid onder oogen moet durven zien, dat men eens precies moet weten hoe het in die gezinnen van de werkloozen staat omdat men dan kan heoordeelen wat het kapitalisme van de wereld heeft gemaakt. Wanneer men door dat onderzoek dit te weten moet komen, dan is men wel eenigszins op den verkeerden weg; wanneer dat alleen aan de hand van een dergelijk onderzoek zou kunnen worden beoordeeld, dan is het sop de kool niet waard; dat zou tot een doel voeren, dat niet zou zijn in het belang van de ge meente, dat de Eaad niet heeft te behartigen; de Eaad heeft tenslotte niet uit te maken wat het kapitalisme van de wereld gemaakt heeft. Spreker heeft tegen het voorstel- van Stralen hetzelfde bezwaar als tegen het voorstel van mevrouw de Cler, nl. dat men er eigenlijk niets aan zal hebben. Bovendien is de gemeente voor een dergelijk onder zoek niet geoutilleerd; het territoir is te klein; het aantal menschen, waarover het zich uitstrekt, is van te weinig be- teekenis en geeft niet de behoorlijke en goede resultaten, die een dergelijk onderzoek behoort te geven. Maar bovendien, afgezien van dit alles, zou dit nog geen resultaat opleveren, omdat de eenige manier om voor de werklooze gezinnen iets te kunnen doen, wanneer er gevallen zijn, die afwijken van het normale, is om dit te doen door individueele behandeling. Nu komt spreker als Wethouder van Sociale Zaken elk oogenblik in aanraking met gezinnen van werkloozen, waarin inderdaad, met het niveau en de wijze van ondersteuning van het oogenblik, iets mis loopt; dan tracht men die maat regelen te treffen, die in staat zijn om den individueelen en zeer bijzonderen nood in dat gezin op te heffen, althans zooveel mogelijk te lenigen. Wanneer spreker van den heer van Stralen mag aannemen, dat het tenslotte zijn einddoel is om te trachten juist in die gezinnen, waarin dit noodig is en waarin daartoe zeer bijzondere aanleiding bestaat, iets in den toestand te verbeteren en niet om te verifieeren wat het kapitalisme van de wereld heeft gemaakt, dan zal hij met spreker eens zijn. dat het beter is die individueele werk wijze toe te passen, die tot een volkomen te rechtvaardigen doel voert, dan het te doen op de door den heer van Stralen gewenschte wijze. De heer van Stralen wil dat onderzoek ook om te komen tot een registratie van de jeugdige werkloozenhij beklaagt zich, dat hij dat cijfer niet weet en dat de Begeering dat niet gedaan heeft deze zag daaraan geen behoefte, omdat zij toch niet in staat zou zijn voor die jeugdige werkloozen iets te doen nu wil hij dat de gemeente dat onderzoek ter hand neemt. Voor Leiden geldt precies hetzelfde motief als voor de Eegeering; al heeft de gemeente een juiste regi stratie van alle jeugdige werkloozen, zij is toch niet in. staat om iets meer te doen dan op het oogenblik. Bovendien acht spreker dit niet noodig, want ten aanzien van de jeugdige werkloozen kan men eigenlijk alleen probeeren iets te be reiken door ontwikkeling en desnoods ontspanning. De sub commissie voor ontwikkeling en ontspanning wendt alle mogelijke pogingen aan om de jeugdige werkloozen tot zich te trekken en op vaak ingenieuze wijze met hen in contact te komen. Met die pogingen heeft men meer succes dan met een zuivere registratie van de jeugdige werkloozen, waarbij men zich afvraagt, of deze door de gemeente kan worden uitgevoerd, nu zij het verstrekken van allerlei gegevens niet dwingend kan voorschrijven. Wat men voor de jeugdige werkloozen kan doen, wordt op het oogenblik gedaan. De uitbetaling van de ondersteuningen via de besturen van de organisaties aan hen, die door Maatschappelijk Hulp betoon ondersteund worden, zal waarschijnlijk Dinsdag a.s. in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon worden behandeld, zoodat het mogelijk is, dat het advies over deze zaak binnenkort zal verschijnen. De heer Kooistra heeft zich zeer veel moeite getroost om de vermindering van de vacantiegelden van het personeel van Ei degeest in een verkeerd daglicht te stellen en aan te toonen, dat het hierbij een kwestie van salarieering betreft. Het laatste is in het geheel niet het geval en daarom is het verkeerd te veronderstellen, dat deze aangelegenheid in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg zou moeten besproken worden. Deze zaak behoort uitsluitend tot de competentie van Burgemeester en Wethouders, omdat aan het College de waardeering van de emolumenten is opgedragen. Voor het verplegend personeel van Endegeest is vastgesteld, dat het gedurende de vacantie een vergoeding voor het gemis van kost moet ontvangen. Het salaris van het verplegend personeel wordt bepaald Gemecntebegrooting Algemcene beschouwingen. (Komijn.) op een zeker bedrag, dat verminderd wordt met een som voor kosten van inwoning, voeding, vuur, licht, genees kundige behandeling enz. Het; verplegend personeel heeft recht op vergoeding voor den kost tijdens de vacantie, dus gedurende den tijd, dat het buiten het gesticht vertoeft. De aftrek voor vrije inwoning behoeft gedurende de vacantie niet vergoed te worden, aangezien door de afwezigheid van het verplegend personeel de exploitatie van de gebouwen niet goedkooper wordt. Het voordeel voor het gesticht be staat alleen in het niet verstrekken van voeding. Totnutoe was die vergoeding gelijkgesteld met de vergoeding voor de geheele inwoninghet College, dat stond voor de nood zakelijkheid van bezuiniging, heeft de aandacht gevestigd op de onjuistheid, dat terwijl die personen alleen recht hebben op vergoeding van kost, zij op het oogenblik vergoeding kregen voor meer, nl. ook voor inwoning, vuur, licht, enz. In dit verband geeft het College, op advies van de Commissie van Beheer, in overweging die vergoeding met 1/3 te verlagen en dus te brengen op een peil, meer in overeenstemming te achten met de werkelijkheid; de Commissie van Beheer van de gestichten met uitzondering van den heer Kooistra is daarmede accoord gegaan en heeft in dien zin geadviseerd. Met salarieering heeft het niets te maken; het is geen va- cantietoeslag, zooals de heer Kooistra meende; daar staat het geheel buiten; het is alleen een waardeeren van het emolument. Het voorstel-van Stralen inzake demping van het Leven daal (No. 11) is niet aanvaardbaar, omdat deze geheele zaak besproken is in de Commissie van Advies voor Sociale Zaken, die aan het College heeft uitgebracht een advies om te trachten die demping op een zeer speciale, nauwkeurige aangegeven methode uit te voeren; dan gaat het niet aan om, waar die Commissie in elk geval zit te wachten op de resultaten van de uitvoering van haar advies, mir nichts dir nichts, zonder eenig overleg met de Commissie, te zeggen: laat die maar kletsen, wij doen het zoo. Dat zou een houding zijn van de gemeente tegenover die Commissie, waarvan de heer van Stralen ook deel uitmaakt, die niet te pas komt en niet te verantwoorden is. De overgroote meerderheid van de Commis sie heeft in dien zin geadviseerdbij die overgroote meerder heid bevond zich niet de heer van Stralen, die blanco stemde; dat gebeurt niet vaak, maar dat toont dus aan, dat de heer van Stralen toen nog niet precies wist hoe hij er over dacht en hoe hij moest beslissen. Wanneer de heer van Stralen nu wel tot een bepaald gefundeerd oordeel hierover is gekomen, is er des te meer aanleiding die zaak nog eens te brengen in de Commissie van Advies Voor Sociale Zaken, opdat het lid de heer van Stralen dan nog eens precies aan de Commissie kan uiteenzetten zijn meening en hoe hij daartoe gekomen is en dan wellicht het genoegen zal smaken dat die Commissie het dan met zijn inzicht en laat verkregen overtuiging eens is. Spreker is het roerend met den heer van Stralen eens, dat demping van het Levendaal zeer gewenscht is, maar vanaf het oogenblik, dat men spreekt van „zeer gewenscht" is het volmaakt onmogelijk het door den heer van Stralen voorge stelde resultaat te bereiken; men krijgt van Gedeputeerde Staten geen toestemming voor uitgaven voor „zeer ge wenschte", maar alleen voor noodzakelijke maatregelen. Spreker wil den heer van Stralen niet vangen op een ver keerd gebruikt woord, maar neemt aan, dat de uitdrukking „zeer gewenscht" eigenlijk een vergissing van hem is en dat dit „noodzakelijk" moest zijn, maar dergelijke subtiele quaesties kunnen toch moeilijk onvoorbereid ineens naar aanleiding van een voorstel, dat hier ter tafel komt, worden behandeld. Er zijn aan deze aangelegenheid vele zaken verbonden, die eigenlijk moeilijk, althans op dit oogenblik, in een open bare Eaadszitting besproken kunnen worden. Spreker kan alleen mededeelen, dat deze aangelegenheid de volle aandacht van het College heeft, dat thans gelukkig een stapje verder is dan bij het schrijven van de Memorie van Antwoord en dat op het oogenblik het contact met het Departement is hersteld, hetgeen niet het geval was bij het opstellen van de Memorie van Antwoord, omdat het Departement toen nog een onderzoek instelde. Spreker heeft reeds een bespreking- op het Departement gehad en de resultaten daarvan hoopt hij binnen zeer korten tijd aan den Eaad te kunnen mede deelen. In alle geval zal spreker het zeer spoedig brengen in het College, dat een nadere beslissing er over kan nemen. Het gaat niet aan, de zaak in den Eaad te torpedeeren door een voorstel als dat van den heer van Stralen. De heer Manders dacht bij het lezen van het antwoord van Burgemeester en Wethouders op de vraag, hoeveel door liefdadige instellingen voor steun aan uitgetrokken werk loozen wordt uitgegeven, dat hij met een kluitje in het riet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 21