WOENSDAG 24
JANUARI 1934.
59
Gemeentcbegrooting Algemeene beschouwingen.
(Romijn e. a.)
en Wethouders zijn er echter op uit, de maatregelen zoo
weinig mogelijk pijnlijk te doen zijn.
Het is begrijpelijk, dat mevrouw Braggaarde Does, ge
zien het feit, dat het aantal kinderen, dat behoefte heeft
aan schoolkindervoeding en -kleeding eerder toe- dan afneemt,
veeleer geneigd zou zijn zich te vereenigen met een voorstel
tot verhooging van de subsidie dan met het voorstel tot
verlaging daarvan, zooals zij spreker na haar rede van heden
middag onder vier oogen heeft medegedeeld.
In de laatste jaren is meer subsidie gegeven dan voor dit
doel op de begrooting is uitgetrokken en nu is het nood
zakelijk, daarop te bezuinigen. Spreker hoopt in overleg met
de vereeniging er in te zullen slagen ongeveer 10.000.
op dezen post te bezuinigen, zonder dat op werkelijk schrij
nende wijze de kinderen getroffen worden, die behoefte
hebben aan kleeding en voeding.
Spreker wil zich nu niet uitlaten over de middelen, die
daartoe aangewend zullen worden, maar wil wel verklaren,
dat er geen sprake van zal zijn, dat het voedsel minder of
slechter zal worden. Het bestuur der vereeniging is er in
geslaagd de benoodigdheden zelf tegen een lageren prijs te
betrekken, wat in ieder geval een bezuiniging is, die noch
door de kinderen noch door de gezinnen zal worden ge
voeld.
Het is onvermijdelijk, op grond van de financieele om
standigheden en ook om de redenen, door den heer Meijnen
genoemd, op dezen post te bezuinigen. Men is er als het ware
toe gedwongen door de vergelijking met de cijfers van de
andere gemeenten en zal er in veel sterkere mate van hooger
hand toe gedwongen worden, indien de Raad het niet vrij
willig doet.
De heer Kuipers trekt, na de toezegging van den Wethouder,
dat deze zaak besproken zal worden in den Raad na de
behandeling van het Ambtenaren-Reglement, zijn voorstel
inzake instelling van een voorzieningsfonds (no. 22) in.
Aangezien het voorstel van den heer Kuipers (no. 22),
luidende
„Ondergeteekende stelt voor het instellen door de Gemeente
van een Voorzieningsfonds, geldend voor los, of op arbeids
overeenkomst in dienst der Gemeente gesteld personeel.
Daaronder begrepen het personeel, hetwelk in dienst is bij
bedrijf- en diensthoofden, schoolhoofden, concierge, enz.",
is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
De heer Romijn heeft bij de hier gevoerde besprekingen
over de zaken, zijn afdeeling betreffende, twee zeer opvallende
verschillen met verleden jaar geconstateerd. In de eerste
plaats is er veel minder critiek uitgeoefend en in de tweede
plaats is in geen enkel opzicht een persoonlijk getinte critiek
geuit. Dit meent spreker, naast meer bijzondere omstandig
heden, waaraan spreker ook te danken heeft, dat het College
zoo vriendelijk is geweest hem direct na den heer Tepe het
woord te geven, ook hieraan te moeten toeschrijven, dat de
zaken, de Sociale Diensten rakende, den laatsten tijd meer
malen in den Raad zijn behandeld, en dat men bij die be
sprekingen gelegenheid heeft gehad uiting te geven aan zijn
inzichten te dezer zake, zoodat er dus op het oogenblik, bij
de begrooting, niet zooveel stof meer aanwezig is. Spreker is
dankbaar, dat er minder critiek is geweest, maar hij trekt
daaruit niet de conclusie, dat men nu van meening is, dat
het met de Sociale Diensten in ruimen zin nu alles pais en
vree is en dat alles onfeilbaar isspreker erkent ten volle,
dat ook in dit opzicht er nog wel verschil van meening is
en zal blijven ook en zal zijnerzijds ook met de hier geuite
meeningen zeer sterk rekening houden.
Spreker is echter zeer dankbaar speciaal voor den vorm
van de geuite critiek, omdat daardoor alle onnoodige wrijving
voorkomen kan worden en er daardoor gelegenheid is, de
zaken werkelijk zakelijk te bekijken en te beoordeelen;
spreker kan niet anders dan den verschillenden sprekers zijn
erkentelijkheid betuigen voor de wijze, waarop zij dat hebben
gedaan.
Mevrouw de Cler is bij haar bespreking van de ouden van
dagen veel verder gegaan dan in de secties is geschied; toen
heeft zij zich beperkt tot een verzoek inzake de huisvesting van
ouden van dagen, maar in de openbare zitting heeft zij, op
grond van later onder haar aandacht gebrachte gegevens,
dit uitgebreid tot de algemeene behoeftigheid van ouden van
dagen en het dus gebracht op een geheel ander plan.
Op de vraag van mevrouw de Cler—de Bruijn, of het College
een onderzoek zou kunnen instellen naar de behoeftigheid
en de verzorging van oude lieden, was het College niet ge
prepareerd. Spreker kan ten aanzien daarvan in geen enkel
opzicht een toezegging doen, zulks te meer niet, omdat de
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Romijn.)
materie zelf niet zoo eenvoudig is en een algemeen overzicht
van den toestand te Leiden moeilijk te verkrijgen zal zijn,
aangezien er geen centraal punt bestaat, van waar uit men
voorlichting of informaties kan ontvangen. Men zou zich voor
dit doel kunnen wenden tot den Armenraad en, in verband
met de verzekering van hen, die boven de 65 jaar zijn, tot
den Raad van Arbeid, waartoe men zich echter met weinig
succes zou wenden wat betreft hen, die tusschen de 55 en
65 jaar zijn.
Ook al zou men een rapport ontvangen, waardoor men
zich op dit gebied zou kunnen oriënteeren, dan nog had
men daaraan waarschijnlijk zeer weinig, omdat het mevrouw
de Clerde Bruijn niet in de eerste plaats te doen is om wat
er reeds wordt gedaan, maar wel, dat ten aanzien van hen,
ten opzichte van wie naar haar meening weinig of niets wordt
gedaan, speciale maatregelen worden genomen.
De verschillende diensten en particuliere instellingen van
weldadigheid te Leiden komen in aanraking met ouden van
dagen, die in behoeftige omstandigheden verkeeren. Voor
zoover het gemeentediensten betreft, wordt altijd gezocht
naar een oplossing, waarbij rekening wordt gehouden met
de zeer speciale en individueele wenschen en omstandigheden,
die daarbij bestaan. Vooral bij de ouden van dagen bestaan
vaak zoozeer van elkaar afwijkende wenschen, dat niet alle ge
vallen over een kam kunnen geschoren worden. Met het oog op
de lichamelijke behoeftigheid en de financieele omstandigheden,
zoowel van de ouden van dagen zelf als van hun verwanten,
moet voor elk geval afzonderlijk een beslissing worden ge
nomen, ten einde in de omstandigheden, waarin men nu
eenmaal verkeert, de beste oplossing en verzorging te ver
krijgen.
Spreker is bereid aan de gevallen van de ouden van dagen
nog meer dan tot nu toe zijn aandacht te wijden en na te
gaan, of wellicht op de een of andere manier aan den wensch
van mevrouw de Clerde Bruijn om te dien aanzien beter
te worden ingelicht, kan worden te gemoet gekomen.
Wat het voorstel van mevrouw de Clerde Bruijn ten
aanzien van de voorziening in de behoefte aan woningen,
speciaal bestemd voor ouden van dagen (No. 27) betreft,
worden de bezwaren, die mevrouw de Clerde Bruijn tegen
hofjes heeft, in het algemeen niet gevoeld. Het feit, dat
men absoluut niet in staat is, aan de vele verzoeken tot op
neming in een hofje te voldoen, bewijst al, dat de betrokken
personen er naar streven, van de mogelijkheden, welke de
hofjes bieden, gebruik te maken, hetgeen niet alleen hieraan
mag worden toegeschreven, dat er geen andere huisvesting
voor deze menschen zou zijn te vinden, maar inderdaad zeer
vaak het gevolg is van de omstandigheid, dat in een dergelijk
hofje reeds soortgelijke personen gehuisvest zijn, dat men
zich in een milieu bevindt, waaraan men zich geheel kan
aanpassen en aansluiten, waar in bet algemeen heerscht een
sfeer van rust en van stilte, ver van het drukke straatrumoer
dat maakt, dat er animo is om daar in te gaan, en zich tot
die hofjes te wenden. Spreker ontkent echter niet, dat onder
de verschillende aanvragen om plaatsing in een hofje onge
twijfeld ook personen zullen zijn, die liever op andere wijze
gehuisvest zouden zijn dan juist in een hofje. Dit punt is
ook al in het College besproken en wel in dezen zin, dat het
voor de gemeente op het oogenblik eigenlijk practisch onuit
voerbaar is een aantal huizen te bouwen als mevrouw de Cler
zich voorstelt, omdat daarvoor zoowel de middelen als de
geschikte plaats enz. ontbreken. Mevrouw de Cler acht dit
ook niet zoo noodig, want zij wijst er zelf op, dat er al ver
schillende gemeentewoningen zijn, die zeer stellig geschikt
zouden zijn te maken voor dat doel. Die zaak wil spreker
gaarne nog eens in het College ter sprake brengen en hij wil
gaarne zien, of er wellicht een mouw aan te passen is.
Het particulier initiatief is in deze echter ook werkzaam;
het gereformeerde Minnehuis is op het oogenblik doende bij
wijze van proef 4 dergelijke huisjes te stichten om eenige
ervaring op te doen, hoe dat loopt. Men moet ten aanzien
van die ouden van dagen altijd even voorzichtig zijn en
eenige reserve in acht nemen, omdat het vaak, juist door
lichamelijke omstandigheden en gesteldheid niet verstandig
is hen alleen in zoo'n woning te laten wonen zonder geregeld
of direct contact met andere menschen; dikwijls komen zij
door gebrekkigheid of hulpbehoevendheid te verkeeren in
een situatie, die voor een goede verzorging niet gewenseht
of niet geschikt moet worden geacht. Het College stelt zich
ook voor met verschillende hofjes hier ter stede, waarvan
sommige ook over gelden beschikken, te overwegen of wel
licht in den zin, als thans door het gereformeerde Minnehuis
getracht wordt, met gezamenlijke krachten juist ten aanzien
van dit probleem iets tot stand zal zijn te brengen. Waar dus
deze aangelegenheid door het College bekeken en onderzocht
is en waar het College bereid is te gaan in de door mevrouw