WOENSDAG 24
JANUAEI 1934.
57
Gemcenlebcgrooting Algemeene beschouwingen.
(Tepe e.a.)
in 1924 gehandhaafd. Burgemeester en Wethouders hebben
toen het bestaande reglement gehandhaafd.
De heer Schüller merkt op, dat dit nooit betrekking kan
hebben op het geheel. De directeuren van de bedrijven
hebben geen zitting meer in de Commissie voor het Georgani
seerd Overleg, die gereorganiseerd is.
De heer Tepe zegt, dat dit er niets toe doet. Het is mogelijk,
dat het reglement van orde voor de gewijzigde Commissie
voor Georganiseerd Overleg dienstig is. Het zon iets anders
zijn, indien men een tegenstrijdigheid tusschen het reglement
van orde en de nieuwe verordening zou kunnen aantoonen,
maar daarvan is geen sprake. Is trouwens ooit zoo'n dringende
behoefte aan een reglement van orde gebleken? Spreker heeft
er nooit iets van gemerkt.
De heer Schüller zegt, dat in 1933 een conferentie gehouden
is juist daarover.
De heer Kuipers heeft dat vanmiddag voorgelezen.
De heer Tepe zegt, dat de heeren verwarren het reglement
van orde voor de Dienst-Commissies voor de afzonderlijke
diensttakken, en het reglement van orde voor de Algemeene
Ambtenaren-Commissie; dat reglement van orde is ingevoerd
en is tot op vandaag van kracht, maar dat heeft niets te
maken met de Dienst-Commissie.
De heer Schüller zegt, dat de Directeur zich op dat reglement
beriep; dat was foutief.
De heer Tepe ontkent ditspreker herinnert zich niet, dat
de Directeur zich op een reglement van orde heeft beroepen
hij beriep zich op de verordening, houdende reglement voor
de dienstcommissies. Hier bestaat een misverstand bij de
heeren; zij spreken over iets geheel anders dan spreker.
Inzake het voorstel-Kuipers tot instelling van een arbeids
reserve (no. 20) verwijst spreker naar wat daarover vorige
jaren door het College gezegd is. Men kan toch niet verwachten
dat het College, wanneer het niet van zienswijze is veranderd,
telken jare opnieuw dezelfde argumenten als vorige jaren
naar voren brengt. Spreker acht het voldoende er op te wijzen,
dat het College daartegenover afwijzend staat op de reeds
meermalen te kennen gegeven gronden.
Yan een weigering van den Directeur der Gemeentewerken
om een vergadering van zijn dienstcommissie bijeen te roepen
is geen sprake; aan het College is niet bekend, dat dit ooit
zou zijn gebeurd. Ook hier is weer sprake van een misver
stand. De heer Kuipers doelde in zijn rede ook op een bijeen
komst in het stadhuis met de organisaties, maar die sloeg
op een geheel andere zaak; die ging daarover niet, behoorde
althans daarover niet te gaan. Aan de hand van de veror
dening is nooit waar te maken, dat de Directeur verplicht
zou zijn een vergadering uit te schrijven, ook wanneer die
door één lid werd aangevraagd; de verordening verplicht
alleen tot het uitschrijven van een vergadering wanneer het
door 2 leden zou worden gevraagd. Nu kan men zich natuur
lijk wei op het standpunt stellen, dat het al of niet wenschelijk
zou zijn, dat de Directeur ook gevolg zal geven aan een ver
zoek om een vergadering te beleggen van één lid, maar die
vraag is op het oogenblik hier niet ter sprakeaan de orde is
de vraag of de Directeur geweigerd heeft een vergadering
uit te schrijven, waartoe hij volgens de verordening verplicht
was. Dat is niet gebeurd.
Het ligt niet in de bedoeling van het College het advies
van de Commissie voor het Georganiseerd Overleg in te winnen
omtrent de verlaging van het loon der schoolwerksters. Bur
gemeester en Wethouders plegen het advies van deze Com
missie in te winnen, wanneer het gaat over de algemeene
dienstvoorwaarden van het vaste personeel. Wat het losse
personeel betreft, doen zij het alleen dan, wanneer er alge
meene regelingen aan de orde zijn, die het geheele losse
personeel gelden, dus niet wanneer er sprake is van los per
soneel, dat op arbeidsovereenkomst wordt in dienst genomen
voor een bepaalden tijd en ook niet wanneer het slechts
betreft bepaalde categorieën.
Op de vraag van den heer Kuipers, waarom op de lijst van
het losse personeel de schoolwerksters niet vermeld staan,
kan spreker antwoorden, dat Burgemeester en Wethouders
meenden, dat het wenschelijk was op die lijst alleen het losse
personeel te vermelden, dat ooit vast aangesteld zou kunnen
worden en daartoe behooren de schoolwerksters niet.
Spreker komt thans tot een paar punten, die het onderwijs
betreffen.
De heer de Reede heeft eenige opmerkingen gemaakt, die
Gemeentebcgrooting Algemeene beschouwingen.
(Tepe e.a.)
spreker niet bijzonder aangenaam hebben aangedaan. Vol
gens den heer de Beede zou er een groote vertraging hebben
bestaan bij het indienen van de verordening op het bewaar-
schoolonderwijs. Spreker kan niet ontkennen, dat deze ver
ordening bij den Baad is ingediend eenigen tijd, nadat de Baad
het principe-besluit had genomen. Ook nu zou spreker een
historisch overzicht kunnen geven, maar hij zal het met het
oog op het vergevorderd uur nalaten. Er zijn toch wel eenige
redenen, waarom men daarmede niet al te vlug is geweest.
In de eerste plaats was de materie geheel nieuwvoor zoover
spreker bekend bestaat in het geheele land nog geen soort
gelijke regeling. In de tweede plaats viel in die periode een
tamelijk langdurige ziekte van den chef van de afdeeling
en in de derde plaats is door de vertraagde invoering van de
verordening volstrekt niet de uitvoering van het principe
besluit geen oogenblik in gevaar gebracht.
Het is spreker werkelijk een groot raadsel, hoe de heer de
Beede de opmerking heeft kunnen maken, dat er op het be-
waarschoolonderwijs niet bezuinigd iswanneer het principe
besluit hier in den Baad genomen inzake het bewaarschool-
onderwijs tenvolle zou zijn uitgevoerd, dan zou er nu al
71.042.meer mee gemoeid zijn op de begrooting voor 1934,
want dan zouden er 3 nieuwe openbare bewaarscholen ge
sticht zijn en 2 bijzondere, die voor subsidie in aanmerking
kwamen. De Baad heeft echter een stopwetje aangenomen,
waaraan de heer de Beede heeft medegewerkt, en besloten
het destijds genomen besluit inzake de bewaarscholen niet
ten volle uit te voeren, maar om vanaf het oogenblik, waarop
de verschillende adressen aanhangig waren, niets meer te
doen tot uitbreiding van het bewaarschoolonderwijsdat is
toch een aanmerkelijke bezuiniging bij deze materie door het
College. Bovendien heeft het College zich in verbinding ge
steld met de besturen van de gesubsidieerde bewaarscholen
om hun in overweging te geven genoegen te nemen met een
lagere uitkeering dan waarop ze volgens de verordening recht
zouden hebben. Kort geleden heeft het College dit weer ge
daan; den eersten keer kon dit reeds tot uiting komen in de
begrooting, voor den tweeden keer nog niet, omdat terzake
nog geen definitieve mededeeling van de besturen ontvangen
is. Spreker was dus toch wel eenigszins in zijn wiek geschoten
door de opmerkingen van den heer de Beede, alsof het College
in dit opzicht maar niet actief geweest is en de boel maar had
laten waaien, vooral omdat de heer de Beede daaraan nog
alsof het niet veel te beteekenen had, maar intusschen be-
teekent het voor spreker wel iets toevoegde: en zoo zijn
er op deze afdeeling nog tal van dingen, die zeer vertraagd
worden. Wanneer men iets dergelijks beweert, dient men
daarvoor argumenten te hebben. Wanneer men dergelijke
verwijten richt tot een Wethouder, dan hoort spreker het
gaarne zelfs op de wijze zooals de heer Vos heeft gedaan.
Spreker wil gaarne de wijze van debatteeren van den heer
Yos uitspelen tegen den heer de Beede. De beweringen van
den heer de Beede zijn op geen enkel argument gegrond;
het zijn zuiver beweringen, die niets anders ten doel hebben
dan een Wethouder, een afdeeling in discrediet te brengen.
De heer de Beede heeft geen enkel bewijs aangevoerd, dat
er bij de afdeeling onderwijs een achterstand zou zijn en dan
vindt spreker het onreëel om dergelijke algemeenheden, die
den ijver en de toewijding van hen, die met de leiding van
een zaak belast zijn, in verdenking brengen, hier in den Baad
te lanceeren.
De heer de Reede: Er is geen sprake van „verdenkingen".
Het zijn feiten!
De heer Tepe zegt, dat de heer de Beede geen enkel feit
heeft genoemd, doch alleen beweringen heeft geuit.
De heer de Reede heeft zelfs data genoemd van de geheele
kwestie van het bewaarschool-onderwijs.
De heer Tepe heeft zijn argumenten er tegenover geplaatst.
Maar waar zijn nu alle andere dingen?
De heer de Reede zal deze bij de repliek mededeelen.
De heer Tepe zal ze dan gaarne vernemen. Het is voor een
Raadslid heel gemakkelijk dergelijke beweringen te uiten, die
niet steunen op reëele feiten, maar men zou kunnen begrijpen,
dat dit zeer onaangenaam is voor een Wethouder, indien men
eens wist, hoe ontzaglijk veel werkzaamheden in de tegen
woordige omstandigheden van alle kanten worden gevraagd
om dé zaak loopende te houden.
Wat het aanwakkeren van de nationale gevoelens betreft,
hebben Burgemeester en Wethouders den laatsten tijd inder-