56 WOENSDAG 24 JANUARI 1934. Gemeentebcgrooting Algemeenc beschouwingen. (Tepe e.a.) kunnen bewijzen, dat bet College van bet geheele bestuur der gemeente nooit iets terechtbrengt, aangezien de Raads leden genoodzaakt zijn geweest, een stroom van critiek op het beleid van bet College los te laten. Indien het enkele feit, dat critiek geoefend wordt of voorstellen in een anderen geest worden gedaan, zou moeten bewijzen, dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders niet deugen, is men al gauw uitgesproken. Yan de 175 amendementen is twee derde in de vergaderin gen der Commissie teruggenomen, wel een bewijs, dat het oorspronkelijke schema van Burgemeester en Wethouders nog niet zoo gek was. Spreker hoopt hiermede althans eenigen Raadsleden de overtuiging te hebben geschonken, dat van een vertraging, die voorkomen had kunnen worden, geen sprake is geweest en dat eenvoudig de ingewikkeldheid van de machine, waar mede men te werken heeft, de oorzaak er van is, dat de zaak niet eerder behandeld kon worden. Thans iets over de volgens art. 134 der Ambtenarenwet te maken regeling voor het personeel op arbeidscontract der gemeente. Volgens den heer Schüller was het College in ge breke om gevolg gegeven te hebben aan art. 134, volgens hetwelk binnen een bepaalden tijd een regeling tot stand gekomen moet zijn. Daarin vergist de heer Schüller zich, want nergens in de wet staat, dat een nieuw reglement tot stand gekomen moet zijn, maar alleen, dat er in de gemeenten moet zijn een regeling, waarbij geregeld worden de onder werpen, genoemd in art. 125 der wet. Welnu, er is hier een Ambtenarenreglement. De heer Schüller zegt, dat de Wethouder die aan het personeel niet meer uitreikt; tallooze werklieden ontvangen zoo'n reglement niet meer. De heer Tepe zegt, dat dat een quaestie op zich zelf is, maar het gaat nu niet over het uitreiken, maar over de vraag, of het College in gebreke is doordat het Reglement nog niet is herzien. Er bestaat echter een Reglement voor de werklieden en een voor de ambtenaren, waarin alle punten, genoemd in art. 125 der Ambtenarenwet, geregeld waren; het College was dus volstrekt niet in verzuim. Ten aanzien van de regeling voor het losse personeel bedoeld in art. 134 stelt de wet niet eens den eisch, dat die binnen een zekeren tijd moet zijn ingevoerd. Het College heeft naar aanleiding van eenige ingediende voorstellen en van punten, die besproken zijn, te kennen gegeven, dat, zoodra het Ambtenarenreglement in den Raad zal zijn aangenomen, zal worden ter hand genomen de regeling van de positie van het losse personeel. Het voorstel-Schüller (no. 34) tot het inwinnen van advies van het Georganiseerd Overleg over de interpretatie van art. 9 der salarisregeling is in dien vorm niet voor uitvoering vatbaar; er bestaat, voorzoover spreker bekend, hoegenaamd geen verschil van interpretatie van dat artikel. Wel is er en kan er zijn verschil van meening over de interpretatie door het College van het raadsbesluit van 15 November 1920, volgens hetwelk de gewone salarisregeling in het algemeen als limiet zal gelden voor het losse personeel van de gemeente. Het College heeft dat in dezen zin geïnterpreteerd, dat als limiet zou gelden het loon van de tijdelijke ambtenaren, in art. 9 bepaald op 4/s van het loon van de vaste ambtenaren. Men kan daarover van gevoelen verschillen, maar de heer Schüller zal moeten erkennen, dat het niet de taak is en ook niet de taak kan zijn van de Commissie voor het Georganiseerd Overleg, advies uit te brengen over een interpretatie, die Burgemeester en Wethouders aan een raadsbesluit hebben gegeven. Burgemeester en Wethouders kunnen er ook niet aan denken, deze Commissie, wier advies zij kunnen inwinnen over algemeene personeelzaken, over hun interpretatie van een raadsbesluit te hooren. De Raad zelf zou desnoods kunnen zeggen, dat hij zich niet met deze interpretatie vereenigt. Intusschen is de zaak niet van zeer veel gewicht, omdat de heer Schüller zijn doel ook op een andere wijze kan en volgens spreker zal bereiken. Het is n.l. de bedoeling, dat na de vaststelling van het ambtenarenreglement een regeling wordt ontworpen voor het op arbeidscontract werkzame personeel, waarbij ook ter sprake komt de kwestie, welke op het oogenblik aan de orde is. Deze regeling zal aan het oordeel der Commissie voor Georganiseerd Overleg worden onderworpen, zoodat deze Commissie in de gelegenheid zal zijn haar oordeel uit te spreken onder [meer over de vraag, of het losse personeel moet worden gehonoreerd met het minimum van de vaste of dat van de tijdelijke ambtena ren of werklieden. Spreker kan natuurlijk niet den datum noemen, waarop dit zal gebeuren, maar het zal geschieden, wanneer het ambtenarenreglement is vastgesteld. Spreker is Gemccntebegrooting Algemeene beschouwingen. (Tepe e.a.) ook hierbij afhankelijk van verschillende instanties, even als van verschillende omstandigheden, die niet zijn te voorzien. Het ligt in de bedoeling van het College bij het treffen van de algemeene regeling voor het losse personeel de kwestie van het voorzieningsfonds (voorstel No. 22) onder de oogen te zien. Het College meent, dat er geen aanleiding toe be staat, die kwestie afzonderlijk te bekijken. Spreker komt thans tot de gemaakte opmerkingen over de salarieering van het personeel bij het Gemeentelijke Radio -Distributiebedrij f Inderdaad is er van het niet-nakomen van een belofte, zooals in de Memorie van Antwoord ook reeds gezegd is in antwoord op een beschuldiging in het voorloopig verslag, door het College geen sprake. De salarieering van het per soneel bij het Radio-Distributie-bedrijf is door hen, tot wier competentie dit behoort nl. degenen, die met de aanstelling of indienstneming belast zijn, de Directeur voor de werklieden en Commissarissen voor de ambtenaren vastgesteld binnen het raam van de totnutoe geldende regeling voor het losse perso neel, die deze was, dat het maximum niet mocht overschrijden het maximum van het loon volgens de salarisverordening en het minimum niet mocht overschrijden het minimum van die loonen. Dit, geïnterpreteerd zooals het College dat gedaan heeft, komt neer op 4/5 van de aanvangswedde. Bovendien rekening houdende met de door het College gegeven aan vulling dier regeling, dat, indien 4/5 van de aanvangswedde van het vaste personeel minder is, dan het loon in het par ticulier bedrijf of het collectief contract-loon, alsdan dit loon zal betaald worden tot een maximum van 5/5 der aanvangs wedde, heeft een groepeering plaats van het personeel van het Radio-Distributie-bedrijf in 4 groepen, gesalarieerd binnen de grenzen door spreker aangegeven. Nu kan er verschil van gevoelen zijn over de vraag, of bepaalde personen al of niet gerangschikt zijn in die groep, waarin zij krachtens hun vakbekwaamheid en hun capaciteiten thuishooren, maar spreker kan de verzekering geven, dat die groepeering heeft plaats gehad op advies van den bedrijfschef, die dus kent de werkzaamheden van zijn personeel, die door en door bekend was met het geheele electrotechnische bedrijf, waarin hij jarenlang in andere functie werkzaam was, die dus ook volmaakt kende de voorwaarden van het collectief contract voor dat bedrijf. Door hem is verzekerd dat de salarieering, zooals door hem voorgesteld en door den directeur over genomen, volmaakt correct is, omdat die personen in het particulier bedrijf zeker niet in een hoogere loongroep zouden zijn gerangschikt, maar ten hoogste in de loongroep, waarin zij op het oogenblik gerangschikt zijn bij het bedrijf. Er is geen sprake van, dat aan gedane beloften geen gevolg gegeven is; hier is eenvoudig gehandeld overeenkomstig het advies van den in deze meest deskundige, den bedrijfschef. In dit speciale geval is spreker direct bereid te doen wat de meer derheid van den Raad meende te moeten doen bij het stad huisvraagstuk, nl. zich blindelings te onderwerpen aan het advies van den gekozen deskundige. In dit geval, nu spreker van het electrotechnisch bedrijf geen jota verstand heeft, kon hij niet anders doen dan zich onderwerpen aan het advies van den meest deskundige, den directeur van dit bedrijf. Wat het voorstel van den heer Schüller betreffende de indeeling en salarieering van het personeel bij het Gemeente lijke Radio-Distributie-bedrijf (no. 35) aangaat,'vestigt spreker er de aandacht op, dat dit voorstel onaannemelijk is, aangezien deze kwestie niet kan worden onderworpen aan het oordeel van de Commissie voor Georganiseerd Overleg. De salarissen van bepaalde personen worden vastgesteld door degenen, die de benoemingen doen, in casu dus door de Commissarissen en den Directeur. De heer Schüller merkt op, dat de commissarissen het loon nooit hebben bepaald. Deze zaak is nooit in de vergadering- der commissarissen besproken. De Wethouder is dus onjuist ingelicht. De heer Wilbrink zegt, dat er wel over gesproken is in de vergadering der commissarissen van de Lichtfabrieken. De heer Tepe betoogt, dat het alleen werklieden betrof en het dus alleen een zaak voor den directeur was. Men heeft ook gevraagd, of er eigenlijk wel een reglement van orde voor de algemeene commissiën voor het georgani seerd overleg is. Volgens de oorspronkelijke verordening was het de taak van Burgemeester en Wethouders een reglement van orde samen te stellen. Burgemeester en Wethouders hebben dit gedaan. Bij de wijziging van de verordening is die bepaling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 16