WOENSDAG 24 JANUARI 1934. 51 Gemccntcbegrooting Algemeene beschouwingen. (Voorzitter.) beeld, om niet zooveel bij de algemeene beschouwingen onder te brengen, maar al die onderdeelen bij de volgnummers te behandelen, opnieuw besproken. Dit is reeds dikwijls in het College besproken; elk jaar wordt dit weer onder het oog gezien, maar spreker is er zelf altijd sterk tegen om ver andering te brengen in de tot dusverre toegepaste wijze van behandeling. Spreker is n.l. bang, dat dan de wijdloopigheid verplaatst zal worden naar de volgnummers en nog grooter zal zijn, wanneer men bij de volgnummers verschillende punten nog weer eens aan de orde stelt. Men moet niet vergeten, dat de behandeling van een begrooting geen goede gelegenheid is om alle kwesties, welke zich in de gemeente voordoen, grondig te bespreken. Daarom denkt de heer Beekenkamp waarschijnlijk, dat door het ver schuiven van de stof in dit opzicht verandering kan worden gebracht. Het is voor het College onmogelijk er zoo op ingesteld te zijn, indien een dergelijke bespreking begint, dat het op alle vragen en opmerkingen het juiste antwoord weet te geven en niets vergeet. Spreker kan zich vereenigen met de meening, door den heer van Eek persoonlijk eens tegen over hem geuit, dat bij de begrooting de hoofdzaken moeten worden behandeld en de behandeling van de artikelen meer als een formaliteit moet worden beschouwd, al zijn op dit laatste ook uitzonderingen. Er komt bij, dat Burgemeester en Wethouders in de begrooting eigenlijk nooit iets nieuws brengen, behalve de kwestie van het financieel beleid, de vraag hoe de begrooting sluitend moet worden gemaakt. Voorstellen betreffende be langrijke maatregelen brengen zij altijd afzonderlijk ter tafel en de behandeling daarvan zou er ongetwijfeld onder lijden, indien zij bij de begrooting plaats had. De behandeling van de begrooting is grootendeels een formaliteit, omdat tal van posten, welke nu eenmaal vastgesteld moeten worden, en tal van inkomsten, welke nu eenmaal zoo hoog en zoo laag zijn als Burgemeester en Wethouders ze kunnen ramen, worden vastgesteld. Het eenige, waarmede de Raad zich, niet in het algemeen maar bepaaldelijk, heeft bezig te houden, is het sluitend maken van de begrooting; de financieele positie moet tot in de puntjes onder het oog worden gezien. Spreker wil zich voorloopig houden aan de wijze van behandeling, zooals die totdusverre is geweest. Spreker komt thans tot de kwestie van de films. Hij is het met den heer Beekenkamp eens hij spreekt uit eigen ervaring dat te Leiden herhaaldelijk films worden ver toond, waarvan de vertooning voor het pubhek eigenlijk niet moest worden toegelaten, dat er voor tal van menschen reden is aanstoot te nemen aan die films, dat het voor zeer veel menschen niet goed is die films te zien en dat met de vertooning van die films geen groote belangen zijn gemoeid. De therapie, welke de heer Beekenkamp er tegen aangeeft, kan spreker echter niet aanbevelenswaardig achten. De heer Beekenkamp wil een gemeentelijke nakeuring invoeren. Daartegen zijn bezwaren. Vooreerst zal men bij invoering- van een gemeentelijke keuring in den Raad lange debatten krijgen over de vraag, of een bepaalde film terecht of ten onrechte is afgekeurd; daarover zal verschil van meening bestaan en dit zal eenigen hartstocht opwekken. Het is beter, dat de Raad dat vermijdt. Er zijn ook formeele moeilijkheden aan verbonden. In de eerste plaats is nakeuring- wel mogelijk, maar gaat zij gepaard met de verplichting om af- of goed te keuren. Er kunnen geen coupures worden gemaakt. Dat men om een bepaalde passage, welke men niet vertoond wil zien, een geheele film moet afkeuren, is een moeilijkheid. Een tweede moeilijkheid is, dat de nakeuring niet geldt voor bioscopen, welke reeds een vergunning hebben. Eerst bij overlijden van den vergunninghouder of na het ver vallen van een bestaande vergunning kan bij het verleenen van een nieuwe vergunning nakeuring worden voorgeschrevenvoor de bestaande bioscopen is dat dus niet mogelijk. Aangezien niet te verwachten is, dat te Leiden het aantal bioscopen grooter zal worden, zou men met nakeuring niets kunnen berei ken. De nakeuring van films, die ervaring heeft men opgedaan, is een buitengewoon moeilijke en teere zaak, bij de regeling waarvan men voor eigenaardige verrassingen komt te staan; dikwijls worden films afgekeurd of goedgekeurd op motieven, die men niet kan begrijpen. Spreker is echter bereid nader overleg te plegen met de Centrale Fihnkeuringscommissie, om zich eens beter op de hoogte te stellen van de moeilijk heden, die ongetwijfeld ook in deze Commissie wel zijn voor gekomen, en wil gaarne zien, of in deze richting nog iets gedaan kan worden, hetzij in de richting van nakeuring, wat spreker niet gelooft, dan wel in die van een adres aan de Regeering. Thans de politie. Als een punt van mogelijke bezuiniging is aangeduid het ontslaan van politieambtenaren, die den pensioengerechtigden leeftijd hebben bereikt of overschreden Gcmeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Voorzitter.) en genoeg dienstjaren hebben om vol pensioen te ontvangen. Volgens de gemeentelijke verordening konden politieagenten op 55-jarigen leeftijd gepensionneerd worden. Door enkelen is daarvan gebruik gemaakt. Op het oogenblik zijn nog 4 politieagenten, die ouder zijn dan 55 jaar, in dienst, die onder deze verordening vallen en in aanmerking komen voor pensioen. Spreker is bereid met den Commissaris te overwegen of er aanleiding is aan te dringen op ontslag van deze men schen; indien daarop echter door hen niet prijs gesteld wordt en geen dienstredenen daartoe dwingen, wil spreker daartoe niet overgaan. Het doet spreker zoo leed, dat de heer Kuipers op het punt van de bestaande vacatures altijd onjuist ingelicht blijkt te zijn. Zoo ook het vorige jaar. Nu heeft de heer Kuipers in de sectie-vergadering gezegd, dat er meer dan 2 vacatures waren, waarop het College heeft geantwoord, dat er maar 2 waren., hetgeen de heer Kuipers thans weer onjuist heeft genoemd. Wie zijn dan de agenten, die die vacatures veroorzaakt hebben? Toen het College dat antwoord gaf, waren er 2 vacatures, nu 4. Dat aantal is te klein om tot oproeping van sollicitanten over te gaan. De heer Kuipers heeft geklaagd, dat spreker het vorige jaar niet geantwoord zou hebben inzake de opleiding. Spreker heeft toen uiteengezet, hoe de opleiding was; de jonge agenten verrichten 3 maanden dienst onder leiding van een ouderen agent en dan wordt een klein examen afgenomen; wanneer zij geen diploma of geen diploma met aanteekening hebben, volgen zij een verderen cursus van ongeveer 9 maanden, die hier gegeven wordt. Daarvan wordt door de agenten druk gebruik gemaakt, omdat daarmede ook samenhangt de mogelijkheid van bevordering tot agent 1ste klasse en van een zekere geldelijke vergoeding. Die cursus wordt op vol doende wijze gegeven. De heer Kuipers blijft bezwaar hebben tegen het feit, dat verkeersagenten aan het publiek inlichtingen geven. Spreker deelt dat bezwaar. De menschen moeten begrijpen, dat een verkeersagent, die zijn oogen naar de vier windstreken heeft te richten, niet lastig gevallen mag worden met onnoozele vragen, maar aan den anderen- kant, de agenten zijn beleefd en men kan van hen niet vergen, dat zij, als een vrouw, of een kind, die in verlegenheid zijn, zich tot hen wenden, weigeren de gewenschte inlichtingen te geven en die vrouw of dat kind verwijzen naar een anderen agent. Als dat ge beurde, zou de heer Kuipers zeggen, hoe is het mogelijk, dat in zulk een geval die vrouw of dat kind wordt verwezen naar een agent, die op het Levendaal loopt? De heer Kuipers is weer aangekomen met het oude praatje over de processen-verbaal. Het wil hem. niet uit de gedachten, dat spreker een agent beoordeelt naar het aantal processen- verbaal, dat hij opmaakt; een agent, die b.v. 20 processen- verbaal per week opmaakt, zou in sprekers oog een goede agent zijn. Dat is onjuist, maar als een agent geen enkel proces-verbaal opmaakt, rijst bij spreker de vraag, of hij wel voldoende actief is. De heer Wilmer voegt spreker toe, dat die conclusie onjuist kan zijn. Spreker houdt staande, dat een politieagent, die nooit iets ziet, onder verdenking staat niet actief te zijn. Inspec teurs, brigadiers en hoofdagenten gaan ook na of de agenten al of niet actief zijn. Het verhaaltje, als zou een agent alleen gunstig worden beoordeeld, als hij voldoende processen- verbaal opmaakt, kwalificeert spreker als nonsens. Voorts heeft de heer Kuipers een courantenartikel over de koude genoemd. Het kan hem bekend zijn, dat spreker, toen die strenge koude heerschte, tot den Commissaris heeft gezegd, dat de agenten desgewenscht korter dienst konden doen en dat dan met een half uur kon worden volstaan, maar dat het antwoord van de agenten is geweest, dat zij de voorkeur gaven aan een uur. Aan den wenk van den heer Kuipers om bij de de Gijselaar- bank voor den verkeersagent een steenen standplaats te maken, zal spreker geen gevolg geven. Alles hangt in deze af van de oplossing, welke tenslotte aan dit vraagstuk zal worden gegeven. De verwarming zou veel geld kosten en niet leiden tot de resultaten, welke de heer Kuipers ervan ver wacht. Reeds jaren is men bezig te trachten op dit punt een automatische verkeersregeling te krijgen, maar het is niet zoo gemakkelijk op een kruispunt van meerdere wegen daarvoor een behoorlijke oplossing te vinden. Nu men meer ervaring heeft opgedaan en andere moeilijke problemen zijn opgelost, zijn er menschen bereid bevonden een oplossing aan de hand te doen. Herhaaldelijk is aan agenten van electriciteitsmaatschappijen gevraagd een oplossing aan te geven, maar het antwoord luidde steeds, dat het niet op te lossen is. Thans verkrijgt men echter twee aanbiedingen; één rapport is reeds ingekomen en het tweede Avordt bin nenkort ingewacht. Mocht een oplossing blijken mogelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 11