15
mitsdien in overweging, met ingang van een nader door ons
College te bepalen datum:
a. den lieer M. van Hijs wijk, thans hoofd van de opleidings
school voor Gymnasium en H.B.S. aan de Boommarkt, te
stellen aan het hoofd van de Jongensschool voor u.l.o.;
b. den heer J. Hokkeling, thans hoofd der o.l. school aan
de Medusastraat B, te stellen aan het hoofd der opleidings
school voor Gymnasium en H.B.S. aan de Boommarkt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 28. Leiden, 9 Februari 1934.
Na inwilliging van het door de onderwijzeres Mej. V. B.
Dietrich gevraagd ontslag zal aan de o.l. school aan de
Duivenbodestraat eene vacature ontstaan.
Aangezien die vacature door overplaatsing kan worden
vervuld, geven wij U, met verwijzing naar het bij de stukken
gevoegd advies van den Inspecteur van het lager onderwijs
in deze inspectie, in overweging, den heer L. WBeumer,
onderwijzer aan de o.l. school aan de Haverstraat, met ingang
van een nader door ons College te bepalen datum, over te
plaatsen naar de o.l. school aan de Duivenbodestraat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 29. Leiden, 9 Februari 1934.
Ingevolge Uw besluit van 6 Juli 1931 (Ingek. Stukken
No. 159) werd met de provincie Zuid-Holland een overeen
komst aangegaan, o. m. bevattende het vernieuwen van de
Spanjaardsbrug. De provincie zou zorg dragen voor den
bouw der brug en het maken van den oprit aan den Leider-
dorpschen kant, terwijl de gemeente den oprit aan den Leid-
schen kant zou aanleggen. De kostenverdeeling werd in
dien zin geregeld, dat de gemeente Leiden de provincie zou
tegemoet komen met een bijdrage van een derde der kosten,
tot een maximum van 50.000.en de provincie de ge
meente met een bijdrage eveneens van een derde, tot een
maximum van ƒ30.000.
Nu de Spanjaardsbrug haar voltooiing nadert, behoort
met den aanleg van den oprit aan den Leidschen kant een
aanvang te worden gemaakt. Met het daartoe door den
Dienst van Gemeentewerken in overleg met den Provincialen
Waterstaat opgemaakte plan kunnen wij ons vereenigen,
behoudens, dat wij, evenals de Commissie van Fabricage,
op het naast gelegen vrijkomende terrein, onmiddellijk ten
Zuidwesten van de brug, inplaats van een keerplaats voor
het rijverkeer, een eenvoudig plantsoen wenschen te zien
aangebracht.
De kosten van den oprit, met inbegrip van 1400.
reeds uitgegeven voor verrichte bestratingswerken (Ingek.
Stukken 1931, No. 165, bij volgn. 742e) en van 16.572.
voor den in 1930 plaats gehad hebbenden grondaankoop van
de firma Boot, worden in totaal geraamd op 22.972.
Hiervan wordt derhalve een derde gedeelte, of rond 7.650.
van de provincie terug ontvangen, zoodat 15.322.ten
laste van de gemeente komt. Als uitgaaf voor den oprit
behoeft op de begrooting nog slechts te worden gebracht
het thans nog voor den aanleg benoodigde bedrag van 5.000.
Voorts moet nog op de begrooting worden geregeld de
bijdrage aan de provincie in de kosten van de Spanjaardsbrug
c. a., welke bijdrage, in verband met de vermoedelijke
kosten der brug c.a. ad 130.000.kan worden uit
getrokken op 43.500.Tegenover deze gezamenlijke
uitgaaf van 48.500.kan een ontvangst van de provincie
worden geraamd van 7.650.zoodat de post geldleening
ten slotte moet worden verhoogd met 40.850.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging
door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat,
model D, dienst 1934, een bedrag van 48.500.te onzer
beschikking te stellen voor den aanleg van den oprit naar de
nieuwe Spanjaardsbrug aan den Leidschen kant en voor de
betaling van de bijdrage aan de provincie in de kosten van
die brug c. a.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
I
N°. 30. Leiden, 9 Februari 1934.
Als onderdeel van de verbetering van den Hoogen Eijndijk,
ten Oosten van de Roomburgerbrug, zullen de slooten ter
weerszijden van den weg worden gedempt en rioleeringen
wórden aangelegd (Ingek. Stukken No. 235 van 1932). Het
lag in de bedoeling, dat deze rioleeringen bij de Roomburger
brug in de Roomburgerwetering zouden uitmonden. Dijkgraaf
en Hoogheemraden van Rijnland, wier vergunning in deze
wordt vereischt, hebben echter tegen loozing in dit boezem
water bezwaar, zoodat de uitmonding op een andere plaats
zal moeten worden gemaakt.
Bij de ter zake gehouden besprekingen is gebleken, dat
Rijnland zich wel zal kunnen vereenigen met een uitmonding
van de ontworpen rioleeringen in den Rijn. Hiervoor is
evenwel de aanleg noodig van een afzonderlijk riool van den
Hoogen Rijndijk naar het Utrechtsche Jaagpad, zooals in rood
is aangegeven op de overgelegde situatieteekening, terwijl
dan tevens de geprojecteerde verbindingsstraat tusschen
beide wegen in orde dient te worden gemaakt.
De gemeente is eigenaresse van het geel gekleurde perceel,
kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie O, No. 1164,
voor welk gedeelte de kosten van bestrating reeds vroeger
in de gemeentekas werden gestort. Voor den verbindingsweg
heeft de gemeente echter ook de beschikking noodig over
het rood getinte gedeelte van het perceel, kadastraal bekend
gemeente Leiden, Sectie O, No. 25. De onderhandelingen
met de eigenaresse, Mejuffrouw M. J. Smeets, te Wassenaar,
hadden tot resultaat, dat zij zich bereid verklaarde het
perceelsgedeelte gratis aan de gemeente af te staan onder de
ter visie liggende voorwaarden.
De kosten van den aanleg van het riool met de bijkomende
werken (doch zonder straataanleg op het geel gekleurde ge
deelte) worden geraamd op i 1.900.waarin het Rijk
een bijdrage van 50 verleent.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage, en onder
verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken,
in overweging:
a. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat
model D, dienst 1933, tot verhooging van het crediet voor
de verbetering van den Hoogen Rijndijk, een bedrag van
1.900.(waarvan 950.van het Rijk wordt terug
ontvangen) te onzer beschikking te stellen voor het maken
van een rioleering van den Hoogen Rijndijk naar het Utrecht
sche Jaagpad met bijkomende werken;
b. van Mejuffrouw M. J. Smeets, te Wassenaar, kosteloos
in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen
het op de overgelegde kaart in rood aangegeven gedeelte van
het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie O,
No. 25, onder de mede overgelegde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 31. Leiden, 9 Februari 1934.
Blijkens de in de Leeskamer ter inzage liggende stukken ver
dient het, zoowel met het oog op de volksgezondheid als met
het oog op de jaarlijks terugkeerende kosten van schoon
maken, aanbeveling om de sloot langs de Potgieterlaan te
dempen.
Met de Nederlandsche Spoorwegen, welke Maatschappij
met de gemeente eigenares van die sloot is, is aangaande
die demping op na te noemen voet overeenstemming ver
kregen.
Die Maatschappij is verder bereid mede te werken aan de
totstandkoming van eene verbetering van den ingang van
genoemde laan, door voor die Verbetering tot wederopzeggens
een gedeelte spoorwegterrein, hetwelk op teekening A met
gele kleur is aangegeven, beschikbaar te stellen, met dien
verstande dat opzegging binnen een termijn van tien jaren
alleen zal geschieden, indien zulks in verband met wijzigings-
werken van den spoorweg ter plaatse noodig mocht blijken.
Voorts is de Leidsche Exploitatie Maatschappij van On
roerende Goederen genegen, om ten behoeve van de ver
betering van den ingang van de Potgieterlaan aan de gemeente
om niet in eigendom en onderhoud over te dragen het op
teekening B met gele kleur aangeduide gedeelte straat, kad.
bekend Sectie O. No. 905. In verband met de in de laatste
jaren toegenomen bebouwing aan en in de nabijheid van de
Potgieterlaan, alsmede in verband met de stichting van een
bijzondere school aan die laan, is deze verbetering zeer ge-
wenscht.
Uit de demping van de sloot vloeit voort, dat op de kadas
trale grens, gelegen in het midden van de sloot, een af-