8
MAANDAG 22 JANUARI 1934.
Gcmcentcbegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Eek.)
om, waar men niet door het Rijk wordt gedwongen, aldus
te trachten den nood van die gebreklijders te verlichten.
Verder stelt spreker voor, dat de gemeente zelf het initiatief
neemt tot uitbreiding van de gemeente (no. 6). Spreker weet,
dat het daarvoor geen gunstige tijd isde Minister van Binnen-
landsche Zaken heeft zelfs, tegen de algemeene verwachting-
in, de uitbreiding van Den Haag met Voorburg en Rijswijk
tegengehouden, hoewel hij als Wethouder van Den Haag
daaraan had medegewerkt en daarvan voorstander was.
Spreker acht het toch niet goed deze zaak te laten rusten,
maar vindt het geraden haar warm te houden. Deze zaak is
van buitengemeen belang; hoe langer gewacht wordt, hoe
moeilijker d_e toestand wordt. Leiden is omringd door een
reeks kleine gemeenten, die alle tamelijk groeien, vooral
Oegstgeest.
In de laatste 4 jaren is de bevolking van Leiden en om
liggende gemeenten toegenomen met in totaal 4.800 inwoners,
Leiden met 2.100, Leiderdorp met 300, Oegstgeest met
1.400, Voorschoten met 700 en Zoeterwoude met 300.
Spreker is bevreesd, dat wanneer die uitbreiding lang
wordt uitgesteld, ze dan veel moeilijker zal worden. Vooral
Oegstgeest is den laatsten tijd gegroeid van een landelijk
dorp tot min of meer een voorstadje van Leiden met 8.000
inwoners, maar een, dat langzamerhand zich zelfstandig zal
trachten te maken ten opzichte van Leiden, o.a. door een
eigen uitbreidingsplan. Een kleine plattelandsgemeente moet
vanzelf steunen op de groote stad, waarbij ze behoort, maar
als men de groeikoorts heeft en men vooral eenigszins kapitaal
krachtige menschen als inwoners er bij krijgt, overschat men
licht zijn krachten en doet men wel eens alsof men onaf
hankelijk is van de naburige grootere zuster. Spreker doet
dit voorstel (no. 6) allereerst niet om de financieele belangen,
al zijn die in dezen tijd van beteekenis, maar omdat wat
economisch één geheel uitmaakt, ook politiek één geheel moet
zijn. De ingezetenen van Oegstgeest hebben alle economische
belangen met Leiden gemeen; het zijn geen plattelands
bewoners meer, maar bewoners van een voorstad van Leiden.
Spreker weet, dat met aanneming van zijn voorstel de uit
breiding nog niet tot stand komt, maar hij acht het zeer
gewenscht de zaak warm te houden. De inwoners van Oegst
geest zijn veel draagkrachtiger dan die van Leiden. Thans
moeten Leiden en Oegstgeest verbrokkeld allerlei, voor
beiden even gewenschte maatregelen nemen; dit is onregel
matig en zeer duur; over een grooter complex kunnen deze
maatregelen veel beter genomen worden dan wanneer dit
verbrokkeld gebeurt.
De medezeggenschap maakt in dezen tijd van reactie
weinig voortgang en staat eenvoudig stil. Het beginsel zelf
acht spreker onaantastbaar. Uit democratisch standpunt kan
niet bestreden, dat de werkers recht hebben op medezeggen
schap bij het werk, waarvan hun bestaan afhangt en waaraan
zij al hun kracht geven; ook uit bedrijfsbelang acht spreker
dit noodzakelijk. Hij, die medezeggenschap krijgt, krijgt van
zelf ook belangstelling in het werk en aanvaardt ook een
zekere verantwoordelijkheid. Daarmede wordt niet op zijde
gezet de strijd tusschen arbeiders en kapitalistisch belang;
die kan ook bij die medezeggenschap te voorschijn komen,
maar kan dan in regelmatiger en beter vorm gevoerd worden
dan anders. Hu heeft spreker 2 keer een toezegging gehad
van het College, dat dit zijn meening over de medezeggenschap
zou uitspreken als het Ambtenarenreglement herzien is.
Spreker stelt nu voor (no.3), dat de Raad een beginseluit
spraak doet, dat hij is vóór medezeggenschap in het algemeen
en verder, dat de Raad wenscht, dat over de wijze van regeling
daarvan het advies gevraagd wordt van de Algemeene
Ambtenaren- en de Algemeene Werklieden-Commissie, die
beiden nu bestaan en advies kunnen uitbrengen en spreker
ziet niet in waarom dit, eindeloos misschien, moet wachten op
de herziening van het Ambtenarenreglement.
Spreker heeft wederom een voorstel gedaan om den Raad
de wenschelijkheid te doen. uitspreken, dat op Zondagna
middag het houden van optochten met muziek en banieren
als regel zal worden toegestaan (no. 4). Hij acht het billijk,
ook als hij er rekening mede houdt, dat er ingezetenen zijn,
die er bezwaar tegen hebben. Er wordt alleen toestemming
gevraagd voor het houden van optochten op Zondagmiddag,
dus een beperking, en het getuigt niet van verdraagzaamheid
om dat te verbieden. Burgemeester en Wethouders stellen
zich op het standpunt, dat zij het laten afhangen van bet
oordeel der ingezetenen. Op zich zelf een zeer redelijk stand
punt en spreker durft verklaren, dat de overgroote meerderheid
van de ingezetenen zou blijken geen bezwaar te hebben,
zoo eens een stemming onder de burgerij werd gehouden.
Indien het wordt verboden, is dat de schuld van de katho
lieken, die als aarts-opportunisten zelf wel op Zondag op
tochten houden, maar, als sprekers fractie een voorstel doet
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Eek.)
als zij thans wederom heeft ingediend, tegenstemmen, evenals
de liberalen, die ook geen principieel bezwaar hebben, maar
in den reactionnairen hoek zitten en, wanneer zij hooren over
optochten, daarvan schrikken en tegenstemmen.
Ditmaal heeft spreker geen voorstel ingediend tot instelling
van een Centralen dienst voor levensmiddelenvoorziening,
omdat er toch geen kans op aanneming is. Door het optreden
van het Rijk en door reactionair optreden in het gemeente
bestuur ontbreekt helaas de inlichtingendienst van
Amsterdam.
Spreker wil verder iets zeggen over de Handelingen van
den gemeenteraad. Op bladzijde 27 van het Algemeen Verslag
leest nren, dat Burgemeester en Wethouders 2500.wen-
schen te bezuinigen door sterke inkrimping van de verslagen
der redevoeringen in de raadsvergadering, b.v. tot de helft
van den tegenwoordigen omvang, waardoor de drukkosten
lager worden, terwijl op bladzijde 51 wordt medegedeeld,
dat het College niet van plan is het steno-analytisch raads-
verslag te doen vervangen door een uitgebreid persverslag,
afgezien nog van de omstandigheid, dat men tot 31 December
1934 aan de overeenkomst met de firma Groen gebonden is.
Het is spreker niet duidelijk, hoe men zal trachten die be
zuiniging te vinden. Een sterke inkrimping van de verslagen
der redevoeringen kan verkregen worden óf doordat de
redevoeringen korter worden, maar dat hebben Burgemeester
en Wethouders niet in de hand zij kunnen alleen daarvan
de wenschelijkheid uitspreken óf door het sterk beperken
van de verslagen. Is dit laatste de bedoeling, dan heeft
sprekers fractie daartegen bezwaar. De verslagen dienen om
te kunnen nagaan wat deze of gene spreker heeft gezegd
en op welke wijze. Worden nu de verslagen sterk ingekrompen,
dan zal vaak ontbreken datgene, waarnaar men uiteraard
zoo nieuwsgierig is. Door sterke inkrimping zou de waarde
der verslagen zeer lijden.
Burgemeester en Wethouders hebben zich tevoren reeds
eenigszins uitgelaten omtrent de beperkingen, welke het Rijk
wil zien toegepast ten aanzien van de vrijheid der ambtenaren.
Zij zijn nog niet bereid er rechtstreeks op in te gaanzij nemen
een eenigszins gematigd standpunt in en verwijzen grooten-
deels naar het ontwerp-ambtenarenreglement. Bij voorbaat
wil spreker verklaren, dat zijn fractie is tegen elke beperking
van de vrijheid der ambtenaren, welke niet rechtstreeks door
het dienstbelang wordt gevorderd. Zij staat niet op het
standpunt, dat een ambtenaar zich buiten zijn ambtelijk
leven er niet aan gelegen behoeft te laten liggen, dat hij
ambtenaar is loopt b.v. een ambtenaar in staat van
dronkenschap langs de straat, dan is er reden tot optreden
van de zijde van het gemeentebestuur maar zij is er sterk
tegen, dat men b.v. een werkman op grond van het feit,
dat hij lid van een of andere organisatie is, in zijn vrijheid
belemmert. Zij zal zich daartegen steeds verzetten en zeker
zal zij dat doen, wanneer een dergelijk optreden aan het
gemeentebestuur wordt opgedrongen, hetzij door de Regeering,
hetzij door Gedeputeerde Staten. Een gemeentebestuur, dat
in deze de verantwoordelijkheid behoort te dragen, mag niet
op deze wijze in zijn vrijheid worden beperkt.
Zooals spreker reeds zeide, is de taak van hem en de zijnen
in den Raad in de eerste plaats om, voor zoover zij het in
hun macht hebben, tegen te gaan de afbraak van de sociale
zorg en de bevolking te beschermen tegen den druk, welke
door de reactionnaire opvatting van de Regeering, van Ge
deputeerde Staten en tendeele ook van het gemeentebestuur
op haar wordt gelegd, maar in de tweede plaats wenschen
zij deze Raadszaal en deze tribune ook te gebruiken om
propaganda te maken voor het socialisme.
Het is ook hun plicht om de bevolking op de hoogte te
brengen van en te drijven in de richting van het socialisme.
Spreker staat op het standpuntwie het socialisme kent, is
daarvan een voorstander. Het heeft ten doel de maatschappij
der kameraadschap te brengenhet is de beweging, die tracht
totstand te brengen de werkelijke maatschap, een vereeniging
van maats. Het kan alleen bestreden worden, als men het niet
kent. Het socialisme kennen, is het socialisme lief hebben.
Klassebelangen van hen, die door de invoering van het
socialisme materieel zouden worden geschaad, kunnen het
socialisme niet tegenhouden, als het maar in zijn wezen
gekend wordt. Het socialisme zal moeten komen door de
krachtsinspanning van het proletariaat, omdat het prole
tariaat de noodzakelijkheid ervan het diepst zal gevoelen.
Maar het socialisme zelf, de komst van die nieuwe maat»
schappij, is niet alleen een vraag van de arbeiders, maar
tenslotte een menschheidsbelang. De socialistische maat
schappij zal de menschen niet alleen stoffelijk, maar ook
geestelijk en zedelijk zeer ver verheffen boven de tegen
woordige maatschappij. De sociaal-democraten maken het
zich echter niet zoo gemakkelijk, dat zij eenvoudig hun