MAANDAG 22 JANUARI 1934. 17 Gemeentebegrooting Algcmeene beschouwingen. (Verweij.) de begrooting inderdaad sluitend te maken is, maar zijns inziens beeft de gemeente nog een andere taak, welke voort vloeit uit de wijze, waarop hij de overheidsbemoeiing ziet en welke lijnrecht staat tegenover de zienswijze, welke de heer Bosman op dit punt huldigt. De opvatting van den heer Bosman zou naar sprekers meening leiden tot volkomen verarming der bevolking en terugvoeren tot de toestanden van 18501860, toen ongeveer de helft van het Nederland- sche volk werd bedeeld en leefde van de weldadigheid. Als dit het ideaal is, dat de heer Bosman spreker kan voorspie gelen, dan hoopt spreker, dat de bevolking bewaard zal worden voor de zegeningen, welke voortvloeien uit het maat schappelijke standpunt van den heer Bosman. Spreker komt thans tot zijn algemeene beschouwingen. Sterker dan in normale tijden treedt in dezen abnormalen tijd de eisch van een sluitende begrooting vóór alles naarvoren. Door de Rijksregeering wordt bij voortduring deze nood zakelijkheid aan de gemeentebesturen voorgehouden, alsof deze daarvan in onvoldoende mate zouden zijn overtuigd. Een sluitende staatsbegrooting is een algemeen Staatsbelang en dienovereenkomstig is een sluitende gemeentebegrooting een algemeen gemeentebelang. Beide belangen, Staats- zoowel als gemeentebelang, vormen dan weer mede de pijlers van het allesbeheerschende nationaal belang. Aldus is in het kort het standpunt van de Rijksregeering op het ingewikkelde en uitgebreide terrein van de financieele politiek. Vanuit dit algemeene gezichtspunt moet er, alvorens een aanvang wordt gemaakt met de algemeene beschouwingen over de gemeentebegrooting voor 1934, op worden gewezen, dat de houding van de Rijksregeering, wat de door haar ge troffen maatregelen aangaat, allerzonderlingst moet worden genoemd. Immers, terwijl eenerzijds den gemeentebesturen de verplichting wordt opgelegd om te zorgen voor een slui tende begrooting, worden anderzijds de middelen om daartoe te geraken onthouden. Nauwelijks was volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders de begrooting in het na jaar van 1933 sluitend gemaakt met niet geringe moeite en met opoffering van veel wat als absoluut noodzakelijk moet worden beschouwd, of nieuwe gaten werden geslagen door korting op de uitkeering uit het gemeentefonds en ver laging van de bijdragen, benoodigd voor de uitkeering aan de werkloozen. Wel mocht de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten in haar adres aan de Regeering van 10 Juli j.l., waarin op maatregelen voor de gemeentefinanciën werd aangedrongen, aan het slot de waarschuwing geven: „Zulke maatregelen zouden reeds dit niet te onderschatten voordeel hebben, dat zij gemeenten aan den staat van nood lijdendheid zouden kunnen doen ontkomen en dat aldus de verantwoordelijkheid voor het plaatselijk bestuur kan blijven, waar zij, naar ten onzent gehuldigde beginselen, behoort te zijn. Het zou verslappend op die verantwoordelijkheid kunnen werken en derhalve niet in het algemeen belang zijn, door het achterwege laten van zulke nadere voorzieningen het verder intreden te bevorderen van een toestand, waarin ge meentebesturen onder den onvermijdelijken druk der tijden, ondanks uiterste inspanning het niet in hunne macht hebben de plaatselijke financiën zelve te kunnen beheerschen." Verbetering naar aanleiding van dit adres is echter niet alleen uitgebleven, doch voor Leiden volgde op dit adres een korting van nog eens 167.000.Het is niet zooals de heer Goslinga vanmiddag als interruptie tot den heer van Eek zeide, dat dit nader overleg met de Regeering 50.000. heeft opgeleverd; de Regeering is op haar standpunt terug gekomen eenvoudig omdat zij er voor teruggedeinsd is bij de berekening van de korting ook de winsten van de bedrijven te betrekken; toen is opgemerkt, dat daaruit logisch volgde, dat ook de verliezen op de verschillende bedrijven in aan merking moesten worden genomen. Spreker heeft dus zoo den indruk, dat de Regeering op haar oorspronkelijke stand punt is teruggekomen op grond van overwegingen, niet ont leend aan de belangen van de gemeentebesturen, maar meer aan die van den Minister van Financiën zelf. Spreker ontkent niet, dat dit den Minister geld kost, maar hij weet niet wat het hem gekost zou hebben wanneer hij ook de verliezen voor zijn rekening zou hebben genomen. In elk geval was het gevolg Van dit overleg en van die dringende smeekbede van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten tot de Regeering om in te grijpen, dat nog eens extra werd gekort. In het Weekblad voor Gemeentebelangen van 8 September 1933 staat wederom een adres aan de Regeering, waarin over het beleid der Regeering het volgende wordt gezegd: „Intusschen mag en moet aan het door de Regeering te volgen beleid ook en in het bijzonder in dezen tijd de eisch worden gesteld, dat het zich nauwkeurig rekenschap geeft, in welke rangorde van bestaande mogelijkheden om het Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Verweij.) evenwicht in de rijksbegrooting te bereiken gebruik moet worden gemaakt ten einde aan aanspraken niet tekort te doen en aan belangen van anderen de minst mogelijke schade toe te brengen." Naast erkenning van de moeilijkheden, waarmede uiter aard ook het Rijk te kampen heeft spreekt hieruit toch wel ontevredenheid over de zorg, door de Regeering totnogtoe in deze crisis voor de gemeenten getoond. Nagenoeg het totale belastinggebied is voor de gemeente afgesloten. Zij zijn juist in toenemende mate op den steun van het Rijk aange wezen. Gevolg van een en ander is dan ook, dat het met de vrijheid der gemeentebesturen gedaan of nagenoeg gedaan is en dat de autonomie langzamerhand nog slechts op papier bestaat. Bij zijn oordeel over deze begrooting en de aangekondigde bezuinigingsmaatregelen onder deze omstandigheden heeft spreker zich het niet gemakkelijk gemaakt; het gemakkelijk ste standpunt is zich maar neer te leggen bij alles wat opge drongen wordt: immers, de verantwoordelijkheid voor de te nemen maatregelen ligt elders en bij anderen. Anders wordt het, wanneer men daarbij denkt aan de ge volgen van bepaalde maatregelen voor bepaalde personen. En dan wil spreker verklaren, dat door hem nu en in de toe komst het zwaartepunt zal worden bepaald door de sociale gevolgen, welke voorstellen of bepaalde bezuinigingsmaat regelen met zich zullen brengen. Dat hij daarbij in mindere mate de belangen van de gemeentefinanciën zal laten spreken, komt niet, omdat deze hem ongevoelig en onberoerd laten, maar omdat de huidige toestand op gemeentelijk financieel gebied is ontstaan door de ontwikkeling van denkbeelden, welke de zijne niet zijn. Wat de belangrijkste door Burgemeester en Wethouders voorgestelde maatregelen betreft, spreker kan zich met het ten laste van de reserve van het grondbedrijf brengen van het nadeelig saldo van den gewonen dienst van dat bedrijf ad 78.796.vereenigen, terwijl hij ook wil meegaan met de verhooging van de baten uit de Leidsche Water leiding- Maatschappij ten bedrage van 80.000.in het vertrouwen, dat de belangen dier Maatschappij hierdoor niet zullen worden geschaad. Al zijn de maatregelen met betrekking tot de meerdere winst van de Lichtfabrieken over 1933 wat ongewoon en blijk baar in strijd met rekeningsvoorschriften, toch gaat spreker met het College mede, omdat nu eenmaal abnormale tijden het nemen van abnormale maatregelen wettigen. Met tal van andere voorstellen van het College kan sprekers fractie zich niet vereenigen, hetgeen geleid heeft tot de in diening van tegenvoorstellen. In de eerste plaats de vermin dering van het corps brugwachters met twee vaste en één tijdelijken. Die zaak staat aldus, dat verleden jaar in het ge organiseerd overleg een voorstel is aangenomen om den arbeidsduur voor deze groep van personen op 48 uur per week te bepalen, dat op dit oogenblik die arbeidsduur bedraagt 52 uur per week en dat Burgemeester en Wethouders thans komen met een voorstel, dat practisch beteekent, dat die 52 uur zal worden verhoogd tot 55 uur. Het gevolg zal zijn, dat één tijdelijke brugwachter wordt ontslagen en twee vaste brugwachters op wachtgeld worden gesteld, hetgeen een bezuiniging zal geven, welke naar sprekers opvatting zeer betrekkelijk moet worden genoemd en bovendien de werk loosheid bevordert, zij het dan niet in zoo sterke mate als met andere maatregelen het geval is. Ook kan sprekers fractie niet meegaan met het verhaal van de helft van de ziekte-premie op het personeel, dat op arbeidscontract werkzaam is, en op het verplegend personeel der gestichten. Het personeel op arbeidscontract behoort tot die groepen, die het minst verdienen; zoo ook het verplegend personeel van Endegeest. Het gevolg is, dat op deze personen 1.15 verhaald zal worden voor ziektepremie. Bovendien geeft de gemeente hiermede een voorbeeld aan de werkgevers uit het particuliere bedrijf, om voorzoover zij dit nog niet doen dit in de toekomst ook te gaan doenspreker ziet niet in, dat de gemeente hier als het ware den particulieren werkgevers een wenk moet geven om hetzelfde te doen. Spreker heeft gehoord, dat aan de Waag personen op arbeidscontract werkzaam zijn voor 15.per week. Sprekers beginselen verzetten zich er tegen, ook op dergelijke lage loonen de ziektepremie te verhalen: daarmede kunnen de sociaal-demo craten zich niet vereenigen. Hetzelfde geldt voor de werkvrouwen, die tot de minst bezoldigden behooren. Waarom moet daarop nu bezuinigd worden? Evenzoo de suppoosten van de Lakenhal. De Raad heeft indertijd op goede gronden besloten, hun loon eenigszins te verhoogen en nu wordt voorgesteld, het te verlagen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 17