16 MAANDAG 22 JANUARI 1934.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Bosman e.a.)
op, dat aanstelling in vasten dienst alleen plaats heeft, indien
aan den arbeid blijvend behoefte bestaat. Blijkt te eeniger
tijd bij een dienst of bedrijf al of niet seizoen-bedrijf een
teveel aan vast personeel, dan wordt tot reorganisatie van
het bedrijf en tot op-wachtgeldstelling van het alsdan over
tollige personeel overgegaan. Spreker vraagt, waarom Bur
gemeester en Wethouders dan zoo niet hebben gehandeld
bij den plantsoendienst en bij den dienst der bestratingen.
De reorganisatie toonde aan, dat bij beide diensten er een
teveel aan vast personeel was, doch spreker hoorde niets
van op-wachtgeldstelling. In de Commissie bleek men voor
die op-wachtgeldstelling niet veel te gevoelen, omdat die
geld kostte, maar op die manier komt men van het overtollige
personeel niet af.
De personeelskwestie blijft altijd een heel moeilijke kwestie
en spreker kan zich begrijpen, dat men op dit terrein niet
zoo spoedig tot bezuiniging overgaat, maar zijns inziens zal
tenslotte wel blijken, dat alleen op de personeelsuitgaven
afdoende is te bezuinigen
De heer Wilbrink wees er op, dat er enkel wordt voorge
steld om het loon der werkvrouwen te verlagen. Ook spreker
had gewezen op een herziening der salarissen. Burgemeester
en Wethouders antwoorden met te zeggen, dat de salarissen
hier ter stede in vergelijking met elders niet te royaal zijn.
Het is altijd maar de vraag, waarheen men bij die vergelijking-
zijn blik wendt. Kijkt men naar andere overheidsinstellingen,
waar de salarissen nog hooger zijn, dan is de opmerking vol
komen op haar plaats, maar let men op de loonen in het
particuliere bedrijf, dan zijn veel gemeentelijke loonen te
Leiden veel te hoog. Totdusverre heeft men de oplossing-
gezocht in kortingen, maar dit lijkt spreker een onbillijke
en weinig juiste wijze. Men zou, wilde men het goed doen,
de verschillende salarissen moeten herzien, want in het al
gemeen kan men aannemen, dat, vergeleken met het vrije
bedrijf, de salarissen der lioogere ambtenaren aan den lagen
kant en die van de lagere ambtenaren aan den hoogen kant
zijn. Vooral het personeel in overheidsdienst, waarvoor niet
de minste vakopleiding noodig was, wordt veel te hoog be
zoldigd, vergeleken bij loonen voor dergelijk personeel in
de vrije maatschappij.
Wil men zorgen, dat de uitgaven door de gewone inkom
sten worden bestreden, dan zal men tenslotte niet kunnen
ontkomen aan het onder de oogen zien van de personeels
uitgaven.
Daarop zou tenslotte wel en veel te bezuinigen zijn; en
dat zal noodzakelijk blijken, hoe vervelend en onaangenaam
het ook moge zijn.
Ten aanzien van het voorstel-van Eek tot verlaging van
de tarieven van de Lichtfabrieken (no. 2) sluit spreker zich
bij den heer Wilbrink aan. Spreker gevoelt er niets voor op
een dergelijke manier aan het weldoen te gaan.
Ook betreffende het voorstel-van Eek inzake medezeggen
schap (no. 3) sluit spreker zich aan bij de afwijzende houding-
van den lieer Wilbrink.
Spreker gevoelt thans ook niet veel voor de wenschelijk-
heid om op Zondagmiddag optochten te mogen houden,
hoewel op geheel andere gronden dan de heer Wilbrink; hij
zal dus tegen het desbetreffende voorstel-van Eek (no. 4)
stemmen. Spreker ziet in het voorstel niet anders dan een
vorm van propaganda maken voor de S.D.A.P., waarmede
hij niet instemt. Het zou iets geheel anders zijn, wanneer des
Zondags een muziek- of gymnastiekgezelschap er op uit zou
willen trekken met muziek; daartegen zou spreker niet het
minste bezwaar hebben.
De heer Verweij is het met den heer de Reede eens, dat de
kapitaalspositie van Leiden gunstig is; die kan inderdaad
den toets der critiek doorstaan. Dit geldt ook voor de be
drijven; daarover bestaat dus geen verschil van meening.
Anders staat het met het aanspreken van de reserves.
In beginsel is er, naar spreker meent, niet veel aan te voeren
tegen de stelling, dat in het algemeen de reserves der gemeen
tebedrijven zooveel mogelijk intact moeten worden gelaten,
maar wanneer, zonder dat de vitale belangen der bedrijven
worden geschaad, in tijden als men thans beleeft dergelijke
reserves mede kunnen dienen ter behartiging van groote
algemeene belangen, dan heeft spreker geen enkel bezwaar,
dat zij daarvoor worden gebruikt. Uit dat oogpunt heeft
spreker er verleden jaar zich mede vereenigd, dat de reserves
van de Lichtfabrieken zijn aangesproken om de begrooting
voor 1933 mede te helpen sluitend maken. Het heeft niet
meer dan theoretische beteekenis om in beginsel daartegen
bezwaren aan te voeren.
Spreker erkent tenvolle, dat men op dien weg niet kan
doorgaan, dat er op een gegeven oogenblik een grens komt,
waaraan men zich in het belang van de bedrijven zal moeten
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Verwcij.)
houden. De vraag, of het toelaatbaar is de reserves aan te
spreken, zooals dat te Leiden is geschied, is alleen een kwestie
van appreciatie en het heeft, naar spreker meent, slechts
academische beteekenis om daarover te discussieeren. Met
uitzondering van den heer Bosman, heeft de geheele Raad,
ook de heer de Reede, zich verleden jaar vereenigd met den
toenmaligen gang van zaken, omdat gebleken was, dat het
aanspreken van de reserves de vitale belangen der Licht
fabrieken niet schaadde. In abnormale tijden neemt men
maatregelen, welke men in gewone tijden hoogst waarschijn
lijk achterwege zou laten.
Met meer dan gewone belangstelling heeft spreker ge
luisterd naar den heer de Reede, toen hij het beleid van den
Wethouder van Financiën aan critiek onderwierp, maar nu
had hij verwacht, dat de heer de Reede duidelijk geformu
leerd zou hebben aangegeven de maatregelen, waarmede de
begrooting op andere wijze zou zijn sluitend te maken dan
Burgemeester en Wethouders zich dat hebben gedacht. In
die verwachting is spreker teleurgesteld. De heer de Reede
heeft gewezen op twee hoofdstukken der begrooting, II, Alge
meen Beheer en III, Openbare Veiligheid, en de eindbedragen
dier hoofdstukken op de begrooting voor 1934 vergeleken
met die op de begrooting voor 1930. Spreker vindt dat een
buitengewoon gemakkelijke methode, wanneer men daar
naast niet aangeeft welke bedragen dier hoofdstukken voor
verlaging in aanmerking komen. Hij wijst er op, dat het
hoofdstuk Algemeen Beheer voor meer dan de helft bestaat
uit, de salarissen van Burgemeester en Wethouders, van de
secretarie-ambtenaren en van verschillende andere ambte
naren. Die ambtenaren zijn natuurlijk verplicht bij te dragen
aan het Pensioenfondsook die post vormt een vrij aanzienlijk
deel van dit hoofdstuk. Wenscht men dus een aanzienlijke
verlaging van hoofdstuk II, dan houdt dit in, dat men hier
aantast de salarissen van het gemeentepersoneel en de heel
de Reede is in gebreke gebleven daarover een wenk aan het
College te geven.
Voorts wees hij op de telefoon-aansluiting van verschil
lende ambtenaren; wanneer er ambtenaren zijn, die een
telefoon hebben, zonder dat dit verantwoord is, is spreker
er voor die uitgave te schrappen; dat is dan een noodelooze,
uitgave, maar wegneming van een of van enkele telefoons
kan nooit een aanzienlijke verlaging van een hoofdstuk ten
gevolge hebben, zoodat men tot een bezuiniging komt, die
in verband met de geheele begrooting eenigermate van be
teekenis is.
Hetzelfde geldt voor het hoofdstuk Openbare Veiligheid;
dit had voor een veel sterker stijging in aanmerking kunnen
komen, wanneer aan de toenemende eischen, die de Open
bare Veiligheid stelt, behoorlijk was voldaan. De eischen der
openbare veiligheid nemen toe; het verkeer en andere met
de openbare veiligheid verband houdende vraagstukken
stellen steeds hooger eischen; wanneer dan dat hoofdstuk
in 4 jaar nagenoeg op hetzelfde bedrag is gebleven, dan
kunnen daarop geen bezuinigingen worden gevonden, die
van eenige beteekenis zijn in het kader van deze begrooting.
De heer de Reede wil voorts bezuiniging op het openbare
bewaarschoolonderwijs, voor welken post een bedrag van
37.000.op de begrooting voorkomt. Wil men daarop
bezuinigen, dan doet men beter door voor te stellen, het
openbaar bewaarschoolonderwijs hier in Leiden maar zonder
meer af te schaffen; dan heeft dit eenige beteekenis, want
eenig ander object van bezuiniging op het openbaar bewaar
schoolonderwijs kan spreker daarbij niet vinden. De salarissen
van de bewaarschoolonderwijzeressen zijn zoodanig, dat die
toch in elk geval niet voor verlaging in aanmerking komen;
van de andere uitgaven daarbij hangt het goed function-
neeren van het openbaar bewaarschoolonderwijs zoozeer af,
dat spreker zich niet kan voorstellen hoe daarop te bezuinigen,
indien men niet dezen tak van onderwijs wil opheffen en dit
overlaten aan de bijzondere bewaarscholen. Als de heer de
Reede het zoo had voorgesteld, had men de zaak kunnen
brengen waar zij behoort, nl. tot den strijd over de vraag,
of de gemeente een taak heeft inzake het geven van openbaar
bewaarsclioolonderwij s
Hoezeer spreker ook met belangstelling geluisterd heeft
naar alles wat de heer de Reede heeft opgesomd, hij is teleur
gesteld door de conclusies, waartoe deze kwam. Volgens
den heer de Reede moet men het potlood hanteeren; spreker
vreest dat, als het zoo gebeurde als de heer de Reede wil,
het zou worden het hanteeren van het domme potlood, om
aldus de begrooting sluitend te krijgen.
De heer Bosman heeft zich buitengewoon beijverd om de
positie van het gemeentepersoneel aan te tasten met verwij
zing naar de toestanden in het particulier bedrijf. Spreker
geeft den heer Bosman toe, dat, wanneer de salarissen van
het gemeentepersoneel met 20 of 30 worden verlaagd,