MAANDAG 22 JANUAEI 1934. 15 Gemcentcbegrooting Algemeene beschouwingen. (Bosman e.a.) gebied gedaan is, hij is toch niet hijster tevreden over de pogingen van de Wethouders om bezuinigingen aan te brengen. In plaats van te bezuinigen, volgen zij weer dezelfde gedrags lijn als het vorige jaar, en leggen zij beslag op de reserves in plaats van te zorgen, dat de gewone uitgaven ook gedekt worden enkel door de gewone inkomsten. Dat Burgemeester en Wethouders volgens spreker onvoldoende bezuinigen, ligt misschien ook wel gedeeltelijk daaraan, dat sprekers alge meene kijk op den economischen toestand donkerder is dan die van den Wethouder van Financiën; deze ziet in dezen tijd nog steeds een crisistijd, dus een tijd, die binnenkort weer zal plaats maken voor een, die veel gunstiger is; zoo kan spreker het niet zien. De oorlog heeft eerst het geheele economische bestel omver geworpen; de loonen stegen tot het 3- en 4-voudige; na den oorlog moest het evenwicht weer hersteld worden, ook toen konden die hooge loonen nog betaald worden, omdat het herstel een groote bedrijvigheid noodig maakte, het hooge loon werd zelfs nog geaccentueerd door de invoering van den korteren werktijd. Nu is sedert enkele jaren dat evenwicht langzamerhand weer terugge vonden, de tijden zijn weer normaal, doch de levensstandaard bleef te hoog, men zal in dat opzicht ook weer aansluiting- moeten zoeken bij de jaren van vóór den oorlog. Spreker ziet in dezen tijd niets crisisachtigs, niets abnormaals meer dan enkel het feit, dat ieder voor zijn diensten een veel liooger bezoldiging begeert dan vóór den oorlog. Aldus de toestand bezien, is het toch een allereerste eisch, dat de Wethouder van Financiën op de uitgaven bezuinigt en er voor zorgt, dat door de gewone middelen de gewone uitgaven worden gedekt en dat hij niet, zooals nu, 80.000.neemt van het spaar bankboekje van de Leidsche Duinwater Maatschappij. De heer Goslinga neemt ze er niet af, maar brengt ze er niet naar toe. De heer Bosman zegt, dat de heer Goslinga ze in elk geval toch gebruikt om de begrooting sluitend te maken. De Wethouder gebruikt de spaarduiten van de Leidsche Duin water Mij., om de gewone uitgaven te dekken. De Wethouder schrijft: „Wij verkeeren thans niet in normale, maar in abnormale omstandigheden, waarin buitengewone maatregelen, in strijd met wat anders als regel gold, aan de orde van den dag zijn." Met zulk een gang van zaken kan spreker zich niet ver eenigen. Hij ziet den toestand niet als een abnormalen, doch als een normalen, en daarom moet ook op normale wijze worden gezorgd, dat de begrooting in evenwicht komt. En als de Wethouder op bladz. 20 der Memorie van Ant woord een opsomming geeft van de verkregen bezuinigingen en daarbij ook noemt: „een besparing op de exploitatielasten der Lichtfabrieken, verkregen, door den bij de vorige begrooting genomen maat regel inzake afschrijvingen", dan moet spreker tegen zulk een voorstelling van zaken met klem opkomen, omdat de heer de Reede wees er terecht op hier absoluut geen sprake van bezuiniging is, aangezien er alleen kapitaalsvernietiging door plaats had, maar geen bezuiniging. Spreker acht het wel noodig dit met een voorbeeld duidelijk te maken, omdat ondanks de uitvoerige discussies verleden jaar, de Wethouder de zaak blijkbaar toch nog verkeerd ziet. Stel, dat men een zaak heeft met een kapitaal van 100.000.waarvan de balans wordt opgemaaktaan den eenen kant dus een bedrag van f 100.000.en aan den anderen kant de tegenwaarde, waaronder laat ons eens aannemen, een post voor machines van 50.000.waarop men gewoon is ieder jaar 10 of 5000.af te schrijventerwijl er tenslotte een winst overschiet van 5000.Nu redeneert de Wethouder: die winst van 5000.is mij te klein, ik zal die wat grooter maken, ik ga op de machines 50.000.in plaats van 5000.afschrijven, waardoor de geheele post van de machines wordt afgeschreven, en de jaarlijksche af schrijving van 5000.vervalt. Die 5000.komt dan van zelf bij de winst; de machines-post wordt op de balans een memorie-post en de winst wordt 10.000.inplaats van 5000.en het kapitaal, dat oorspronkelijk 100.000.was, wordt 50.000.door de afschrijving. Men had dus eerst een zaak met een kapitaal van 100.000.en 5000. winst, en door de afschrijving op den post machines een zaak met een kapitaal van 50.000.en een winst van 10.000. Op die manier maakte de Wethouder winst. Zoo althans, heeft hij dat gedaan bij de Lichtfabrieken. Hij zeide wel: „waar ik op afschreef, dat waren oude machines", alsof hij een post „oude machines" en een post „nieuwe machines" op de balans had staan. Hij heeft natuurlijk enkel een post „machines" op de balans, en daarop werd afgeschreven. Maar uit een administratief oogpunt doet het ook niets ter Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Bosman e.a.) zake, of de machines oud dan wel nieuw zijn. Den balanspost „machines" verlaagt men ten koste van zijn reserves en boekte het bedrag, dat men had belmoren af te schrijven en te reserveeren bij de winst. Dat is een absurditeit. De winst, welke de Wethouder creëert, is geen winst, doch een stuk reserve, dat hij op soupeert. Zooals de heer de Reede terecht heeft gezegd, is hier geen sprake van winst, maar van een stuk kapitaal, dat men gebruikt en dat men ten onrechte als winst betitelt. Spreker vindt dat gevaarlijk. De heer de Reede heeft nog al gemakkelijk over de Lichtfabrieken gesproken, gelijk hij dat weieens meer heeft gedaan. Hij zeide, dat in de Lichtfabrieken genoeg reserve zit en men zich daarover niet bevreesd behoeft te maken, maar spreker ziet dergelijke handelingen minder licht in dan de heer de Reede. De tarieven van de Lichtfabrieken zijn over het algemeen hoog; uit commercieel oogpunt zijn deze bedrijven min of meer woekerbedrijvener wordt onfatsoenlijk veel winst gemaakt in verhouding tot den omzet is de winst veel te groot. Daarin zit altijd een groot gevaar, dat ook wel blijkt. Een fabriek, waarbij spreker betrokken is, die jarenlang was aangesloten op het electrisch net van Rotterdam, krijgt thans een Diesel- electrische inrichting; de berekening is, dat in 3 a 4 jaar die geheele installatie inverdiend is; verschillende inrichtingen handelden reeds zoo omdat het verschil te groot werd. Daarom ziet spreker den geheelen gang van zaken bij de bedrijven niet zoo licht in als de heer de Reede; wanneer de Lichtfabrieken daardoor gedwongen zouden worden hun tarieven aanmerkelijk te verlagen, zou dat voor de financieele positie van de gemeente inderdaad een ramp zijn. Bij de Lichtfabrieken en thans weder bij de Leidsche Duinwater Mij. put de Wethouder maar uit de reserves; dit is allemaal aantasting van het bezit van de gemeente. De gemeente wordt daardoor armer. Zoo komt men er niet men moet bezuinigen. Wel worden enkele bezuinigingen voorgesteld. Zoo wordt voorgesteld premieverhaal voor ziekteverzekering. Spreker heeft daarop ook in de secties gewezen en nu doet het hem eenigszins vreemd aan, dat het College zegt, zonder naderen uitleg die mededeeling in het sectieverslag niet te kunnen begrijpen. Spreker geeft toe dat zijn opmerking niet zeer duidelijk in het sectieverslag overgebracht is. Maar het verwondert spreker toch, dat Burgemeester en Wethouders het niet begrepen, terwijl het College zelf met het voorstel komt, n.m.l. om de helft van de premie op de verzekerden te verhalen; waarom heeft dit echter slechts betrekking op een deel van het personeel en waarom wordt dit niet voor het geheele personeel voor gesteld? De heer Goslinga zegt, dat de rest van het gemeentepersoneel niet onder de Ziektewet valt; het vast aangestelde personeel valt daaronder nietdie zijn niet verzekerd tegen ziekte, maar krijgen bij ziekte vol loon krachtens het Ambtenarenre glement. De heer Bosman vraagt of daaraan dan niets te doen is. Artikel 39 der Ziektewet schrijft voor, dat ingeval van ziekte 80 van het loon moet worden uitgekeerd, en niet 100 Waarvoor dat douceurtje van 20%? Dat werkt immers fataal. Door 100 uit te keeren, kweekt men ziektegevallen. Men ontkent dit nu; maar in het particuliere bedrijf is het ziekte percentage i 11, in het Overheidsbedrijf bleek dit percentage te zijn gestegen tot 8 Dit vertegenwoordigt een groot bedrag, dat bezuinigd kon worden. En zou men per se 100% willen uitkeeren, dat men het dan uitkeere over een ziekte percentage, dat niet gaat boven het normale, in het particu liere bedrijf, dus niet boven 1| van het loonbedrag. Het spijt spreker, want daarin schuilt een belangrijke bron van bezuiniging. Hopelijk komt die bezuiniging dan te zijner tijd wel. In de sectie-vergadering heeft spreker ook nog eens geïn formeerd naar de eventueele benoeming van een bezuinigings inspecteur. Burgemeester en Wethouders antwoorden, dat zij daaraan wel aandacht hebben geschonken, maar dat er ook andere, wellicht betere oplossingen zijn. Spreker heeft die mededeeling natuurlijk met veel genoegen gehoord, maar het spijt hem dat, terwijl de zaak verleden jaar reeds is be sproken, er inmiddels niets wordt gedaan. Daardoor gaat misschien verloren wat in dat jaar bezuinigd had kunnen worden. Het College moet niet volstaan met te zeggen, dat het betere oplossingen weet, het moet met die oplossing ook voor den dag komen. Voorts heeft spreker in de sectie-vergadering gesproken over het personeel in seizoen-bedrijven en er op gewezen, dat men bij de seizoen-bedrijven te veel personeel in vasten dienst heeft. Burgemeester en Wethouders antwoorden daar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 15