2
art. X, terwijl die onder d in gewijzigde redactie het geldende
verbod van art. 21 onder b bevat.
Art. XII. De wijziging van art. 23 bondt hoofdzakelijk
verband met het arrest van den Hooaen Raad van 22 Februari
1932.
Art. XIII. Art. 27 behoeft wijziging in verband met de
voorgestelde wijzigingen van de artt. i3, 28 en 29.
Artt. XIV en XV. Het arrest van 13 Maart j.l. noopt tot
wijziging van de artt. 28 en 29door thans van contrólemerk
te spreken, wordt aangeduid, dat de verordening niet treedt
in hetgeen de Hooge Raad als van algemeen Rijksbelang
heeft verklaard, n.l. de vaststelling van keuringsmerken.
Art. XVI. De voorgestelde wijziging van art. 30 houdt
verband met die van art. 7, tweede lid (art. II).
Art. XVII. De wijziging van art. 31 is noodig met het oog
op het vervallen van de invoerkeuring van vleeschwaren.
Art. XVIII. De wijziging van het eerste lid van art. 38
houdt verband met het vervallen van art. 43 der verordening.
Het tweede lid is voorts overbodig, omdat reeds de Vleesch-
keuringswet bepaalt, wat met afgekeurd vleesch en wat met
vleesch en vleeschwaren, die ondeugdelijk zijn, moet ge
schieden.
De schrapping van het derde lid houdt weder verband
met het vervallen van de keuring van vleeschwaren.
Art. XIX. Art. 39 kan vervallen, omdat de daarin ge
regelde materie reeds in de Vleeschkeuringswet (artt. 15, 17
en 18 onder i) regeling heeft gevonden, terwijl de vraag, of
belanghebbenden bij onbruikbaarmaking van vleesch of
vleeschwaren al dan niet recht op schadevergoeding kunnen
doen gelden, door de verordening niet behoort te worden
beslist.
Art. XX. Het arrest van 22 Februari 1932 maakt ook
wijziging van art. 40 (art. 39 nieuw) noodig.
Art. XXI. De bepaling, opgenomen in het eerste lid van
art. 41 is overbodig, omdat art. 59 van het Koninklijk besluit
van 5 Juni 1920 (Staatsblad Xo. 285) ter uitvoering van
art. 18 der Vleeschkeuringswet reeds voorschrijft, dat het
in art. 54 sub b van dat besluit bedoelde vleesch op een door
Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats moet worden
verkocht.
Aangezien dus alleen Burgemeester en Wethouders bevoegd
zijn die plaats te bepalen en anderen, met name de Directeur,
deze bevoegdheid derhalve missen, moet ook het tweede lid
van art. 41 vervallen.
Art. XXIII. Art. 44 der Vleeschkeuringswet wijst reeds
de ambtenaren aan, die met het opsporen der in de bij
de Vleeschkeuringswet bedoelde plaatselijke verordeningen
strafbaar gestelde feiten belast zijn, zoodat daarnaast
art. 43 overbodig is.
Art. 44 der verordening, regelende de bekendmaking van
veroordeelingen wegens overtredingen van de verordening,
kan niet in dezen vorm gehandhaafd blijven, nu sedert haar
herziening in 1931 de gemeentewet de openbaarmaking van
de rechterlijke uitspraak vermeldt onder de straffen, welke
op overtreding van plaatselijke verordeningen kunnen worden
gesteld. Aangezien intusschen het practische belang van
deze bepaling gering is gebleken en deze openbaarmaking in
het bijzonder beteekenis heeft met betrekking tot over
treding van keuringsvoorschriften, welke niet meer in de
verordening zullen voorkomen, is het beter het artikel geheel
te doen vervallen.
Art. XXIV. De wijziging van art. 45 (art. 41 nieuw)
houdt verband met het vervallen van art. 43.
Op grond van het bovenstaande geven wij, met verwijzing
overigens naar de in de Leeskamer neergelegde stukken, Uw
Vergadering derhalve in overweging vast te stellen de volgende
V E RORDENIN G,
houdende wijziging van de verordening van 27 Maart 1922
Gemeenteblad No. 13) op den Keuringsdienst van Vee
en Vleeschlaatstelijk geivijzigd bij verordening van
9 Juli 1928 Gemeenteblad No. 23).
Artikel I.
In artikel 4, tweede lid, van bovengenoemde verordening
wordt in plaats van „ambtenaren in de artt. 32 en 43" ge
lezen: ambtenaren, in art. 32 van deze verordening en
art. 44 van de Vleeschkeuringswet.
Art. II.
In art. 7, tweede lid, wordt in plaats van „portier van het
Openbaar Slachthuis of aan het bureau van Politie" gelezen:
dienstdoenden keuringsambtenaar van het Openbaar Slacht
huis.
Art. III.
Het opschrift boven art. 9 en art. 9 worden gelezen als
volgt1
Invoer van vleesch.
Art. 9.
Het is verboden vleesch in de gemeente in te voeren
tusschen 4| uur des namiddags en 7 uur des voormiddags en
bovendien op Zondag, den Goeden Vrijdag, den tweeden
Paaschdag, den Hemelvaartsdag, den tweeden Pinksterdag,
de Kerstdagen, den Nieuwjaarsdag en andere door Burge
meester en Wethouders aan te wijzen dagen en uren.
Volgen de Kerstdagen en een Zondag op elkander, dan is
op den tweeden Kerstdag de invoer geoorloofd des voor
middags van 8 tot 91 uur.
Van het in het eerste lid van dit artikel bepaalde zijn
uitgezonderd
a. vleesch, waarvan doorvoer krachtens art. 15 is toe
gestaan
b. vleesch, per spoor ingevoerd, in welk geval het ge
durende de uren, waarop de invoer overigens verboden is,
niet van het station mag worden vervoerd, tenzij het met
vergunning van den Directeur rechtstreeks ter bewaring
naar het Openbaar Slachthuis wordt overgebracht;
c. vleesch, per postpakket ingevoerd;
d. vleesch, ingevoerd bij een hoeveelheid van ten hoogste
5 K.G., mits de persoon, voor wien het vleesch bestemd is,
en de met hem samenwonende personen niet werkzaam zijn
in het slagersbedrijf, in het bedrijf der verduurzaming of
bereiding van vleesch of in den handel in vleesch of vleesch
waren
e. vleesch, afkomstig uit door Burgemeester en Wet
houders aan te wijzen gemeenten, aangesloten bij den Keu
ringsdienst van Leiden, en voorzien van de vereischte goed-
keuringsmerken, in die gemeenten aangebracht, alsmede
vleesch, ten aanzien waarvan bij het ontbreken van die
goedkeuringsmerken de vervoerder of hij, die het vleesch in
zijn bezit of onder zijn beheer heeft, het bewijs levert, dat het
afkomstig is van dieren, in een der hierboven bedoelde ge
meenten geslacht en door bevoegde ambtenaren goed
gekeurd
het vleesch, bedoeld in art. 11 onder B.
Art. IV.
In art. 10, eerste lid, wordt in plaats van: „Alle ingevoerd
vleesch en ingevoerde vleeschwaren moeten" gelezen: Alle
ingevoerd vleesch moet.
Voorts worden het tweéde, derde, vierde, vijfde, zesde en
zevende lid van dit artikel vervangen door de volgende leden
Bereikt vleesch de gemeente per spoor (hoofdstation), per
Noord-Zuid-Hollandsche of per Haagsche tram, dan is de te
volgen weg:
j. Stationsweg, Rijnsburgersingel, Maresingel, Openbaar
Slachthuis of, indien het per spoor aangevoerde vleesch aan
den Haagweg gelost wordt, die onder a aangegeven.
Geschiedt de aanvoer per spoor, station Heerensingel, dan
is de te volgen weg
k. Heerensingel, Maresingel, Openbaar Slachthuis.
Bereikt vleesch de gemeente te water, dan moet het te
water worden vervoerd naar den Maresingel vóór het Open
baar Slachthuis en vandaar overgebracht naar het keurings
lokaal; is bedoeld vervoer te water niet mogelijk, dan mag
het vleesch op een door den Directeur te bepalen plaats
binnen de gemeente gelost worden, waarna het onverwijld
langs den door den Directeur aan te wijzen weg naar het
Openbaar Slachthuis moet worden vervoerd.
Vleesch, ingevoerd door vaar- of voertuigen van diensten
of ondernemingen, welke voor het lossen en laden vaste lig-
of standplaatsen hebben, mag met schriftelijke toestemming
van den Directeur op bedoelde plaatsen gelost worden,
waarna het onverwijld langs den door den Directeur aan te
wijzen weg naar het Openbaar Slachthuis moet worden
vervoerd.
Van het bepaalde in dit artikel is uitgezonderd het vleesch,
genoemd in art. 9 onder a, c, d en e.
Art. V.
Art. 12 wordt gelezen als volgt:
Vleesch, in een andere gemeente gekeurd volgens de be
palingen van de Vleeschkeuringswet of van de „wet op de
uitvoerkeuring van vleesch 1907 (Staatsblad Xo. 217)", is,
behoudens het bepaalde bij art. 9 der Vleeschkeuringswet, bij
invoer in de gemeente onderworpen aan het onderzoek,
bedoeld in art. 8, eerste lid, dier wet.
Het in het eerste lid bedoelde onderzoek geschiedt, tegen
betaling van de daarvoor verschuldigde rechten, zoo spoedig
Ff