GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
1
UreEEOMEN STUKKEN.
N°. 1. Leiden, 2 Januari 1934.
Aan de Eaad der Gemeente Leiden.
Per 31 December 1933 zijn o.a. periodiek afgetreden de
navolgende leden van de Plaatselijke Schoolcommissie:
Dr. C. de Jong, Lourens Bosch, J. M. Mazurel en Mej. H. J.
Doove.
In deze vacatures hebben wij de eer U de navolgende
dubbeltallen ter aanbeveling te doen toekomen:
a. Vacature Dr. C. de Jong
1. Dr. C. DE JONG.
2. J. P. MAAETENSE.
b. Vacature Lourens Bosch:
1. LOUBENS BOSCH.
2. Dr. G. BEOUWEE.
c. Vacature J. M. Mazurel.
1. J. M. MAZUBEL.
2. J. A. W. VAN KLUYVE.
d. Vacature Mej. II. J. Doove
1. Mej. II. J. DOOVE.
2. Mej. W. P. WIJTENBUEG.
Namens de Plaatselijke Schoolcommissie,
Boot, Voorzitter.
H. F. A. Donders, Secretaris.
N°. 2. Leiden, 2 Januari 1934.
Aan den Eaad der Gemeente Leiden.
In de vacature, ontstaan in de Plaatselijke Schoolcommissie
door het bedanken van het lid D. C. Schuit, hebben wij de
eer U het navolgende dubbeltal ter aanbeveling te doen
toekomen
1. F. H. N. BLOEMINK.
2. A. UITTENBEOEK.
Namens de Plaatselijke Schoolcommissie
Boot, Voorzitter.
H. F. A. Donders, Secretaris.
N°. 3. Leiden, 5 Januari 1934.
De Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis
heeft een voorstel aanhangig gemaakt tot wijziging van de
verordening op den Keuringsdienst van Vee en Vleesch.
Aanleiding daartoe waren in de eerste plaats twee arresten,
welke de Hooge Eaad in den laatsten tijd heeft gewezen en
die wijziging van genoemde verordening noodig maken. Bij
het eerste arrest, van 22 Februari 1932, heeft de Hooge Eaad
onverbindend verklaard een artikel der desbetreffende ver
ordening van de gemeente Alphen aan den Eijn, hetwelk
o.m. keuring van vleeschwaren voorschreef. Zoodanige
keuring mocht, naar het oordeel van den Hoogen Eaad, naast
de Vleeschkeuringswet niet bij plaatselijke verordening wor
den voorgeschreven. Ten gevolge van dit arrest heeft keuring
van vleeschwaren, welke ook de Leidsche verordening voor
schrijft, hier ter stede (evenals elders) sedert het begin van
1932 niet meer plaats gevonden; daarnaast zal de bedoelde
keuring uit de verordening moeten vervallen.
In de tweede plaats heeft de Hooge Eaad bij arrest van 13
Maart 1933 beslist, dat, met het oog op art. 18 lid 1 onder g
der Vleeschkeuringswet, een gemeenteraad de bevoegdheid
mist om bij verordening keuringsmerken vast te stellen. Aan
gezien de desbetreffende Leidsche verordening in haar artt.
13, 28 en 29 de vaststelling van bijzondere stempelmerken
aan Burgemeester en Wethouders overlaat, dienen ook deze
bepalingen te worden gewijzigd.
De bedoelde wijzigingen zijn in de onderstaande ontwerp
verordening vervat. Daarbij worden tevens nog een aantal
andere wijzigingen voorgesteld, waarvan de wenschelijkheid
in de practijk is gebleken. Omtrent de verschillende voorge
stelde wijzigingen moge het volgende worden opgemerkt.
Art. I. De voorgestelde wijziging is noodig wegens het ver
vallen van art. 43 der verordening.
Art. II. Volgens art.7, tweede lid, der geldende verorde
ning moet de kennisgeving, dat een slachtdier gestorven of
in nood gedood is, buiten de uren van openstelling van het
slachthuis geschieden bij den portier dier inrichting of aan
het bureau van politie. Daar bij de bestaande dienstregeling
niet de portier, doch een der keurmeesters-opzichters na de
sluiting van het slachthuis dienst heeft, die dan tevens aan
gewezen is om bij de slachting tegenwoordig te zijn, behoeft
de verordening op dit punt wijziging. Aangezien voorts kennis
geving aan het bureau van politie practisch niet voorkomt,
kan de bepaling, dat ook daar kennisgeving kan plaats hebben,
gevoegelijk vervallen.
Art. III. De wijziging van dit artikel houdt verband met
het arrest van 22 Februari 1932.
Art. IV. Ook de wijziging van dit artikel is noodig met het
oog op het bij art. III genoemde arrest. Het behoeft echter
ook nog in ander opzicht wijziging.
Allereerst dienen de wegen te worden aangegeven, waar
langs ingevoerd vleesch naar het Openbaar Slachthuis moet
worden vervoerd bij aanvoer per Noord-Zuid-Hollandsche
of per Haagsclxe tram.
Vervolgens is bij de nieuwe redactie ook rekening gehouden
met den invoer van vleesch door auto-diensten, die een vaste
standplaats in de gemeente hebben. In de geldende regeling
toch zijn, wat betreft vaste diensten, alleen de wegen aange
geven bij invoer te water en zijn bovendien de losplaatsen
met name aangewezen; aan dit laatste is dit bezwaar ver
bonden, dat, indien er verandering in de losplaatsen wordt
gebracht, ook de verordening zou moeten worden gewijzigd.
Bij de voorgestelde nieuwe redactie wordt zoowel in het een,
als in het ander voorzien.
Art. V. Met het oog op een waarschijnlijke wijziging van
art. 8, eerste lid, der Vleeschkeuringswet, waarbij het daar
bedoelde onderzoek zal worden verruimd, is de redactie van
het eerste lid van art 12 zoodanig gewijzigd, dat het onver
anderd kan blijven, indien de bovenbedoelde wetswijziging
tot stand komt.
Het tweede lid van art. 12 kan geheel vervallen, eensdeels
in verband met het vervallen van de keuring van vleesch
waren, andersdeels omdat de keuring van gestorven en in
nood gedoode slachtdieren reeds in art. 5, tweede lid, der
Vleeschkeuringswet, is geregeld.
Ten slotte is, ten einde in de practijk gebleken misbruiken
te voorkomen, het kosteloos in bewaring geven van ingevoerd
vleesch gedurende den tijd, dat het slachthuis gesloten is, aan
de toestemming van den Directeur gebonden.
Art. VI. De voorgestelde wijziging van art. 13 houdt
verband met de arresten van 22 Februari 1932 en 13 Maart
1933.
Artt. VII, VIII en IX. De wijzigingen van de artt. 14,
15 en 16 zijn noodig met het oog op het arrest van 22 Februari
1932.
Art. X. Art. 19 verbiedt het uitoefenen van het bedrijf
van vleeschverkooper in andere lokalen dan die, welke door
Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd; volgens de
letter der verordening zou deze goedkeuring dus ook zijn
vereischt voor de lokalen, waarin de slagers hun bedrijf
uitoefenen. Laatstgenoemde lokalen moeten echter voldoen
aan de eischen, vervat in den ter uitvoering van art. 19 der
Vleeschkeuringswet vastgestelden algemeenen maatregel van
bestuur; daarnaast is voor goedkeuring van de lokalen door
Burgemeester en Wethouders geen plaats en deze behoort
dan ook te vervallen. Met het oog op het toezicht is het
echter wel gewenscht, dat door degenen, die het bedrijf van
vleeschverkooper gaan uitoefenen, en door de vleeschver-
koopers, die de lokalen, waarin zij hun bedrijf uitoefenen,
verbouwen, uitbreiden of verplaatsen, daarvan aan den
Directèur wordt kennis gegeven.
Voorzoover de bestaande bepaling van art. 19 betrekking
heeft op de goedkeuring van lokalen, waarin vleeschwaren
worden verkocht, is zij behouden, doch overgebracht naar
art. 21 (art. XI).
Art. XI. De met betrekking tot art. 21 voorgestelde
wijzigingen zijn de volgende.
In de eerste plaats is in het nieuwe artikel onder a het
venten met vleesch of vleeschwaren verboden, door welk
verbod de frauduleuze invoer van vleesch beter kan worden
tegengegaan en de contröle op de deugdelijkheid wordt ver
gemakkelijkt. Vleesch en vleeschwaren zijn met het oog op
verontreiniging en contact-infecties bovendien niet geschikt
om op den openbaren weg te koop te worden aangeboden.
De bepaling van art. 21 onder c is reeds toegelicht bij