MAANDAG 4 DECEMBER 1033.
451
Verpachting „den Burcht".
(Wilbrink e.a.)
al op zijn plaats is, omdat men hiermede in Leiden nog weinig
moeilijkheden heeft gehad; dit contract wordt echter aan
gegaan voor 5 jaar; uit de tegenwoordige politieke ver
houdingen kan men concludeeren, dat die er in de naaste
toekomst niet rustiger op zullen worden, en het zou dus toch
wel wenschelijk kunnen zijn, dat het College, dat hier in de
eerste plaats de Overheid vertegenwoordigt, in elk geval
de bevoegdheid in de hand houdt om althans die gebouwen,
door die Overheid gesticht of onderhouden, niet voor derge
lijke doeleinden beschikbaar te stellen of te doen stellen.
Al zegt spreker niet, dat voor het oogenblik die bepaling
noodig is, vóórdat deze 5 jaar om zijn, zou ze wel zeer noodig
kunnen zijn. Waar regeeren is vooruitzien, spreekt het van
een ver vooruitzienden regeeringsblik van den heer Coster,
dat hij nu met dit voorstel gekomen is.
Wat betreft het voorstel-van Weizen om alleen den fas
cisten het vergaderen te beletten, misschien is dit noch voor
fascisten noch voor communisten noodig; wanneer zij zich
rustig blijven uiten, kunnen zij in vrijheid blijven vergaderen,
maar het is ook mogelijk, dat de communisten optreden op
een wijze, die de Overheid niet kan verdragen en dat zou
even goed verboden moeten worden als voor de fascisten.
Het zal aan de groep van den heer van Weizen zelf liggen
of in dit opzicht maatregelen tegen haar genomen moeten
worden.
Heeft verder de pachter van de Graanbeurs het recht deze
zaak tegen ongelimiteerde prijzen te verhuren, dat wil
zeggen om den prijs zoo hoog mogelijk op te voeren? Vroeger
was de zaal reeds beschikbaar voor 25.thans moet
men reeds 40.betalen. De Raad heeft indertijd toch
besloten het complex van „Den Burcht" in stand te houden,
omdat dat een gemeentebelang was; hieruit blijkt toch
tevens, dat er een zeker gebrek aan vergaderruimte is en
dat men den pachter van gemeentegebouwen, geschikt om
in te vergaderen, niet in de gelegenheid heeft willen stellen
het publiek op alle mogelijke wijzen uit te buiten, en dat
er toch een grens moet worden gesteld aan de prijzen, welke
hij voor die zalen mag vragen. Spreker vraagt of daarin is
voorzien, en, zoo niet. of er alsnog in voorzien kan
worden.
De Voorzitter meent, dat men hier te doen heeft met een
storm in een glas water. Er wordt veel te lang gepraat over
een zaak, welke niet van groote beteekenis is. Hij wijst er,
evenals de heer Schüller, op, dat dit voorstel reeds eenmaal
in den Raad is geweest, dat Burgemeester en Wethouders
het toen hebben teruggenomen, dat het thans voor den
tweeden keer in behandeling is en dat het nu misschien
voor de derde maal in den Raad zal worden gebracht. Indien
de Raadsleden wijziging van dit voorstel wenschelijk achtten,
was er gelegenheid genoeg Burgemeester en Wethouders
tijdig van die wijziging op de hoogte te brengen. Dan had
men tenminste geweten, wat thans nauwelijks is na te gaan,
welk artikel 3 bedoeld wordt. Burgemeester en Wethouders
hebben het onderzocht en zijn tot de conclusie gekomen,
dat waarschijnlijk bedoeld wordt artikel 3 van het contract
betreffende de verhuring van het Notarishuis.
Wat de zaak zelve betreft, vraagt spreker zich af dit
in antwoord op hetgeen de heer Wilmer heeft gezegd en
de heer Wilbrink heeft onderlijnd, n.l. dat de zaak hun niet
duidelijk was en zij het beter achtten, dat er praeadvies over
werd uitgebracht of het, waar de bedoeling van de voor
stellers is, dat bepaalde vergaderingen niet in gemeentelijke
gebouwen mogen worden gehouden en zoo mogelijk moet
worden belet, dat dit wel gebeurt, noodig is dit in het contract
op te nemen. Spreker antwoordt hierop ontkennend, omdat
het contract er voldoende in voorziet. In artikel 3 wordt
bepaald, dat Burgemeester en Wethouders bevoegd zijn het
gebruik van het gehuurde voor bepaalde doeleinden te ver
bieden, zonder dat door den pachter op eenige schade
vergoeding aanspraak kan worden gemaakt.
Bovendien, als in die lokaliteiten vergaderingen mochten
worden gehouden, waartegen spieker als burgemeester,
krachtens de Gemeentewet, zou moeten optreden, dan zou
hij die wijziging niet noodig hebben. Achten Burgemeester
en Wethouders het noodig op te treden, dan hebben zij aan
deze bepaling genoeg. Spreker vraagt zich evenwel af, of
er buiten het bepaalde nog een maatregel moet worden
genomen om te voorkomen, dat er in gebouwen van de
gemeente ongewenschte vergaderingen worden gehouden.
Tot nog toe is daaruit niet veel benadeeling van belangen
voortgekomen en spreker betwijfelt ten sterkste, of men nu
al moet gaan vreezen, dat het zich wel zal voordoen. Hij
gelooft dat niet; z. i. hebben Burgemeester en Wethouders
voldoende macht om te zorgen, dat deze gemeentelokaliteiten
niet misbruikt worden.
Verpachting „den Burcht"; e.a.
(Voorzitter e.a.)
Zal er iets worden bereikt met het voorstel van de heeren
Coster en Beekenkamp, dat bepaalt, dat de pachter, alvorens
hij een van zijn zalen voor het houden van politieke ver
gaderingen verhuurt, zich moet wenden tot den Commissaris
van Politie? De Commissaris van Politie heeft daarover
niets te zeggen; hij is er voor het handhaven van de orde,
maar maakt niet uit, of een vergadering al of niet mag
worden gehouden; dat staat aan anderen ter beoordeeling.
Spreker ziet niet in, dat de pachter met het voorstel van
de heeren Coster en Beekenkamp iets wijzer zou worden.
Als het noodig is het houden van dergelijke vergaderingen
te beletten, heeft de Burgemeester, aangezien politieke
vergaderingen wel altijd openbare vergaderingen zullen zijn,
voldoende macht om dat te doen.
Wat aangaat het eenige argument, dat de heer Coster
ter verdediging van dit voorstel heeft aangevoerd, n.l. dat
het financieel belang van den pachter in het gedrang kan
komen, omdat hij telkens schadeloosstelling aan vereenigingen
zal moeten betalen, hebben Burgemeester en Wethouders
de verwachting, dat liet niet dikwijls zal voorkomen. De
pachter mag een enkelen keer het hoofd stooten, het is
onwaarschijnlijk, dat het herhaaldelijk zal gebeuren. Boven
dien weet de pachter wel, welke politiek hier wordt gevolgd
en wanneer het hem niet geoorloofd is dergelijke vergade
ringen te laten houden. Vreest hij, dat, als de zaal is ver
huurd, zal worden gezegd, dat de vergadering niet mag
doorgaan, zal hij zich tevoren wel wenden tot de organen,
welke daarover te beslissen hebben.
Spreker is overtuigd, dat deze aangelegenheid in de be
staande bepalingen voldoende is geregeld en men niet beangst
behoeft te zijn, dat er iets verkeerds zal gebeuren, omdat
de middelen om daartegen op te treden onvoldoende zijn.
Het door den heer Coster aangegeven middel is ondeug
delijk.
De heer Splinter kan naar aanleiding van hetgeen de
heer Wilbrink over den huurprijs van de Graanbeurs heeft
opgemerkt, mededeelen, dat ook hem ter oore was ge
komen, dat de pachter voor één avond 40.huur voor
een zaal had gevraagd. Hij heeft zich toen met den heer
Backer in verbinding gesteld en vernam toen, dat hier een
misverstand in het spel was geweest. Het tarief blijft
echter 25.per avond 1.per uur voor licht, zoo
dat dienaangaande niets in het contract behoeft te worden
opgenomen.
De heer Coster zegt, dat hij dit voorstel hoofdzakelijk had
ingediend, gelijk de Voorzitter heeft gezegd, om de schadeloos
stellingen, waarvan de betaling voor den pachter uit het
contract kon voortvloeien, Van dezen af te wenden. De
pachter moet eerst verhuren en gaat daarna naar Burge
meester en Wethouders, die dan de verhuur kunnen verbieden.
De pachter heeft aan spreker gezegd, dat hij het, ten einde
van die mogelijke schadeloosstellingen af te komen, op prijs
zou stellen, indien werd bepaald, dat hij tevoren toestemming
tot het verhuren moest vragen.
De Voorzitter doet opmerken, dat de pachter dat toch
kan doen.
De heer Coster trekt het voorstel in, zich voorbehoudend
bij de behandeling van de begrooting op deze aangelegenheid
terug te komen.
Aangezien het voorstel van de heeren Coster en Beeken
kamp is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van be
raadslaging meer uit.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Verweij was inmiddels ter vergadering gekomen.)
VI. Voorstel tot verkoop van een strookje grond en sloot
aan de Anna Paulownastraat, kad. bekend Gemeente Leiden,
Sectie K. No. 3713 (ged.) aan J. de Lange.
(Zie Ing. St. No. 234.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.