448
MAANDAG 4 DECEMBER 1933.
Benoeming hoofd openbare bewaarschool.
(Tepe e.a.)
school is opgetreden, benoemd werd, hij begrijpt toch wel
eenigszins waarop door hem gedoeld wordt; in het belang
van het gezag wordt het juist buitengemeen wenschelijk
geacht door spreker wanneer de Raad straks No. 1 van de
voordracht tot hoofd benoemt, want ook bij benoeming
van mej. van Klaveren zou het evenzeer mogelijk zijn, dat
datgene, wat vermoedelijk door den heer Groeneveld wordt
bedoeld, in gevaar werd gebracht, veel sterker naar spreker
meent dan bij benoeming van mej. Molenaar. Iemand,
die voorheen strubbelingen heeft meegemaakt, zal niet zoo
gemakkelijk zich boven al die strubbelingen kunnen verheffen
en een objectieven kijk op den toestand kunnen hebben,
terwijl iemand, die van buiten komt en voorzien is van het
noodige onderscheidingsvermogen en van de noodige be
schaving, het gezag zal weten te handhaven, onder Avelke
omstandigheden ook; spreker is overtuigd, dat wanneer
daaraan iets mocht haperen zij, niettegenstaande haar
jeugdigen leeftijd, met de noodige autoriteit zal optreden
en den weg zal weten te vinden om aan dien toestand een
einde te maken, dat zij zich zal wenden tot degenen, tot wie
men zich te wenden heeft, in tegenstelling met wat vroeger
wel eens aan die bewaarschool is gebeurd.
Om al deze redenen dringt spreker er op aan dat de Raad,
niet om spreker een plezier te doen, maar in het belang van
het openbaar bewaarschoolonderwijs, mej. Molenaar zal
benoemen.
De heer Groeneveld zegt, dat de heer Meijnen sprak over
moeilijkheden, waarover hij in openbare raadszitting niet
kon spreken; ook de heer van Es was op de hoogte van die
moeilijkheden. Spreker is echter met die moeilijkheden niet
op de hoogte. Hoe komt dat dan?
Spreker vraagt, of die heeren bij deze voordracht andere
voorlichting hebben gehad dan hij en of er stukken zijn,
welke voor hem verborgen zijn gebleven. In elk geval baseeren
zij hun meening blijkbaar op stukken, welke er zijn, en op
een wetenschap, die er is, maar welke voor de Raadsleden
geheim zijn gehouden, terwijl de Raadsleden toch in de eerste
plaats die dingen behooren te weten. Spreker kent die moei
lijkheden niet en is zeer belangstellend om ze te weten te
komen. Voor zoover hij weet, zijn de verhoudingen van deze
school onder het personeel heel goed. Uit den groei van het
aantal leerlingen gedurende den laatsten tijd blijkt, dat het
met die school goed gaat en het personeel moeite doet in
het belang van de school. Spreker vraagt dan ook, of er reden
bestaat aan die school verandering te brengen.
De heer Meijnen heeft gezegd, dat no. 1 van de voordracht
meer beschaving bezit dan men gewoon is bij dergelijke onder
wijzeressen aan te treffen. Spreker laat die eigenaardige uit
drukking geheel voor rekening van den heer Meijnen.
De Voorzitter meent, dat de heer Groeneveld den heer
Meijnen heeft misverstaan. Spreker heeft den heer Meijnen
die uitdrukking niet hooren bezigen.
De heer Groeneveld doet opmerken, dat er in opgesloten
ligt, dat de bewaarschoolonderwijzeressen minder beschaving
bezitten dan no. 1 van deze voordracht. Hij vraagt zich af,
hoe de heer Meijnen ineens tot de wetenschap is gekomen,
dat iemand uit Huizen, van wie hij waarschijnlijk een week
geleden het bestaan nog niet wist, zoo veel beschaving heeft.
Hij zelf kan niet zoo spoedig achter dergelijke eigenschappen
van sollicitanten komen en hij laat dan ook dat oordeel voor
rekening van den heer Meijnen.
De heer Meijnen is zoo vrij geweest de namen te noemen
van de leden der Commissie van onderzoek. Die namen zijn
toch zorgvuldig geheim gehouden; in de stukken kan men
althans omtrent de samenstelling der Commissie niets vinden.
Er is voor spreker nu geen reden meer die namen te verzwijgen
Het is hem bekend, dat de Commissie niet eens een bezoek
aan de school heeft gebracht, het eerste dat zij toch had moe
ten doen. Het is een zeer eigenaardige manier van handelen.
Ook is spreker bekend, dat een van de leden der Commissie
eenige maanden geleden tot het waarnemend hoofd heeft
gezegd: ik begrijp niet waarom het noodig is dat een op
roeping wordt gedaan A-oor een hoofd der school, want het
spreekt van zelf, dat u wordt benoemdu is er heel geschikt
A'oor! Spreker vindt het niet goed, dat dat Commissie-lid
later in een geheime Commissie aan het nemen van een ander
besluit heeft medegewerkt. Natuurlijk is zulk een Commissie-lid
volkomen vrij om volgens haar meening de beste sollicitant
uit te zoeken, maar dan is het wel buitengewoon oneerlijk
om dan aan de betrokken persoon iets geheel anders te zeggen.
Wanneer iemand zoo doet, is dat dan wel een geschikt Com
missie-lid en heeft die wel de noodige beschaving?
Bovendien, wanneer iemand van buiten Avordt benoemd,
Benoeming hoofd openbare bewaarschool.
(Groeneveld e.a.)
zal hier een ander werkloos worden, wat niet alleen voor de
betrokkene zeer onaangenaam is, maar bovendien de ge
meente wachtgeld kost, dat uitgespaard kan worden. Mej.
Molenaar zal van nietbenoeming geen nadeel hebben, omdat
zij intusschen ook reeds in Zutfen is benoemd en dus niet
werkloos zal worden. Er is dus alles voor te zeggen om deze
voordracht terug te nemen en dat het College er voor zorgt,
dat op deze voordracht ook Mej. Licht komt te staan, die
de school al 8 maanden zeer verdienstelijk heeft geleid.
De heer Meijnen is op nogal zeer gewone Avijze aan de
namen van de leden van deze Commissie gekomen; spreker
is nl. naar het Gemeentehuis gegaan en heeft de stukken
geraadpleegd, die daar lagen; daaronder stonden de namen
Van de dames Yoltman, Baars en Ingeneger. Spreker heeft
dit rapport zelf op het Raadhuis gelezen; daaruit heeft hij
ook al die qualiteiten van No. 1 van de voordracht geput;
dat stond daar allemaal in. De heer Groeneveld zegt nu wel, dat
daar niets in stond, maar daarin stond dan toch, dat deze dame
in het bezit is van een einddiploma H. B. S., wat getuigt van
een meer dan gewone ontwikkeling; dat zij is iemand van
goede beschaving en ook met een behoorlijk ovenvicht.
Voorzoover dit bij een bezoek aan den dag treedt, heeft
spreker dit bovendien bevestigd gezien tijdens een bezoek,
dat zij spreker heeft gebracht. Spreker had direct den indruk:
dit is iemand, die hooger staat dan menigeen op dit gebied.
De strubbelingen, waarover gesproken is, hebben ten
minste in de 10 laatste jaren, spreker weet het bij onder
vinding, kwaad gedaan aan het openbaar bewaarschool-
onderwijs.
Toen spreker Wethouder was, heeft hij daarmede heel
AATnt moeilijkheden gehad. Strubbelingen, als waarover heden
middag is gesproken, betroffen toen een andere school. Zij
hebben A-eel kwaad gedaan en het Avas zelfs zoo, dat er destijds
met klem gezegd moest worden, dat dergelijke dingen moesten
ophouden, want dat de gemeente haar bewaarschoolonderwijs
zeker niet inrichtte om die strubbelingen men zou ze ook
ruzies kunnen noemen te continueeren. Uit een zeer goede
bron heeft spreker gehoord, dat die strubbelingen of ruzies
nog niet zijn geëindigd, maar, zij het dan op een andere
school, zich hebben herhaald.
Spreker vindt het hoog tijd, dat aan die strubbelingen nu
een eind komt, omdat zij het openbaar bewaarschoolonderwijs
buitengewoon ongunstig beïnvloeden, en hij Avil verklaren,
mede in antwoord op het gesprokene door den heer van Es,
dat hij de voorkeur geeft aan iemand, die aan die strubbe
lingen nooit heeft meegedaan en er boven staat, boven
iemand, die er Avel aan meegedaan heeft en er wellicht partij
in was of wordt. De harmonie moet terugkeeren en nu heeft
de Raad de gelegenheid een hoofd te benoemen, van wie
mag worden verwacht, dat zij die harmonie daar zal her
stellen. Dat doel kan het best bereikt worden door iemand
te benoemen, die van buiten komt, die buiten en boven de
strubbelingen staat en die, naar in de stukken wordt ver
zekerd, over persoonlijke eigenschappen beschikt, welke
hoop geven, dat aan de strubbelingen een eind zal komen.
Spreker aarzelt dan ook geen oogenblik om, gezien de om
standigheden, aan No. 1 de voorkeur te geven.
Voor de toeneming A'an het aantal leerlingen in den tijd,
gedurende welken het hoofdschap door een van de onder
wijzeressen is waargenomen, heeft spreker respect, maar
daarbij mag niet worden Arergeten, dat daaronder ook voor
een groot deel moeten worden gerekend die leerlingen van
de school aan de van der Werfstraat welke bij de opheffing
bestemd waren Aroor de school, waaraan nu de vacature is.
Die leerlingen moeten dus worden geteld bij de bevolking-
van de school aan het Elisabethshof. Spreker weet niet of
de getallen geheel kloppen er kunnen ook leerlingen van
de opgeheven school naar andere scholen zijn overgegaan
maar in elk geAral moet men, als er gezegd Avordt dat het
waarnemend hoofd het leerlingaantal in de maanden van
haar waarneming heeft opgevoerd, in aanmerking nemen,
dat een deel van de leerlingen der opgeheven school er bij
zijn geteld.
Spreker herhaalt, dat de Raad z. i. in het belang van het
bewaarschoolonderwijs zal handelen, door in de gegeven
omstandigheden de voorkeur te geven aan een zeer bekwame
onderwijzeres, die buiten en boven al de strubbelingen staat
en dus buiten het geA aar A'erkeert, daarin partij te zijn.
De heer Tepe zegt, dat niet alleen het belang van de school
aan het Elisabethshof, maar dat A'an het geheele openbare
bewaarschoolonderwijs in Leiden eischt dat men zonder
daarbij te letten op speciale persoonlijke belangen een keuze
doet op objectieve gronden, die ook inderdaad waarborg
geven, dat het openbaar bewaarschoolonderwijs hier in de