MAANDAG 1 DECEMBER 1933.
417
Benoeming hoofd openbare bewaarschool.
(Meijnen e.a
bovendien daarop wil spreker zeer den nadruk leggen
op de hoogte van de bijzondere moeilijkheden, welke zich op
dit terrein voordoen en hebben voorgedaan. In deze openbare
vergadering zal spreker niet verder op die moeilijkheden
ingaan; alleen wil hij er op wijzen, dat de Raadsleden
verstandig zullen handelen door niet te doen, alsof die
moeilijkheden er niet zijn, maar door zich goed te realiseeren,
dat zij er zijn en geweest zijn. Met het oog op die moeilijk
heden was het naar sprekers meening goed gezien van de
commissie om als No. 1 op de voordracht te plaatsen iemand,
die niet alleen buiten die moeilijkheden staat en stond, maar
er ook boven staat.
De commissie heeft, voor zoover het uit de stukken is te
zien, met No. 1 van de voordracht een buitengewoon goede
keuze gedaan. Zij is verreweg de beste uit deze groep van
sollicitanten. Zij beschikt over een meer dan gewone
ontwikkeling en over een mate van beschaving, welke
slechts in het belang van het bewaarschoolonderwijs kan zijn,
en, wat de karaktereigenschappen betreft, over een ge
poseerdheid, welke men niet hoog genoeg kan aanslaan.
Mejuffrouw Molenaar mag bij uitstek in staat worden geacht
te staan boven de moeilijkheden, welke er zijn geweest en
er nog zijn, en genoeg overwicht te hebben, om de moeilijk
heden, welke er nooit hadden moeten komen en thans in
ieder geval niet mogen woorden gecontinueerd, in het belang
van het bewaarschoolonderwijs te overwinnen.
Bovendien toonen de stukken aan, dat de commissie,
welke de onderwijzeres, door den heer Groeneveld bedoeld,
reeds lang heeft gekend, van oordeel is, dat deze niet die
eigenschappen bezit, welke het hoofd van deze bewaarschool
behoort te hebben.
Spreker zou het zeer betreuren, indien Burgemeester en
Wethouders deze voordracht terugnamen, en hij zou het
in het waarachtig belang van het openbaar bewaarschool
onderwijs zeer toejuichen, indien deze voortreffelijke sollici
tante, als No. 1 op de voordracht geplaatst, werd benoemd.
Iemand, die uit 145 sollicitanten door den Gemeenteraad van
Zutphen, na nauwkeurig onderzoek en persoonlijke kennis
making, is benoemd tot hoofd van een bewaarschool aldaar,
zal toch wel tot de zeer geschikte behooren.
De heer van Es heeft in het geheel geen behoefte het
voorstel-Groeneveld te steunen, doch acht deze voordracht
integendeel zeker juist. Het gaat er hier alleen om, wie
benoemd zal worden en nu heeft het ook spreker eenigszins
bevreemd, dat No. 1 van deze voordracht van buiten af
komt. Spreker beaamt grootendeels hetgeen de heer Meijnen
heeft gezegd daarover, ook wat haar persoon betreft; in
normale omstandigheden, waarbij men dus alleen het belang
van het bewaarschoolonderwijs op het oog had en niet direct
andere dingen, dan zou spreker misschien geheel met No. 1
kunnen meegaan, maar waar men leeft in een tijd van be
zuiniging, ook voor de gemeente, en waar men straks zijn
best zal doen om op de begrooting, zij het bij kleine posten,
nog zooveel mogelijk te bezuinigen, kan spreker niet aan
No. 1 van deze voordracht zijn stem geven. Immers, deze
school telt op het oogenblik 180 leerlingen en 4 leerkrachten
en wanneer er nu, door benoeming van deze leerkracht van
buiten, nog een vijfde bijkomt, zal onvermijdelijk een van
de andere leerkrachten, en waarschijnlijk mej. van Klaveren,
weer op wachtgeld komen, hetgeen een extra-uitgave voor
de gemeente beteekent; men moet aan de benoemde het
salaris van hoofd uitbetalen, terwijl wanneer er 1 of mis
schien wel 2 van de andere onderwijzeressen op wachtgeld
komen, ook die wachtgelden door de gemeente betaald
moeten worden. Nu kan men meenen, dat door de goede
qualiteiten van mej. Molenaar aan de bewaarschool groote
diensten worden bewezen, en dat men daarom toch op haar
stemt, maar mej. van Klaveren heeft de moeilijkheden
aan die school, waarover gesproken is, waarvan ook spreker
een en ander weet, zelf meegemaakt en kent die en zij zal
zich zoo noodig daartegen kunnen verzetten en ze te boven
komen, terwijl mej. Molenaar, die als vreemde komt, van
die moeilijkheden wel zal hooren, maar toch van derden.
Dit pleit ook voor benoeming van mej. van Klaveren. Spreker
zal dan ook niet op mej. Molenaar kunnen stemmen en raadt
den Raad ernstig aan, alleen met het oog op de bezuiniging,
om op mej. van Klaveren te stemmen.
De commissie, die hier voorlichting heeft gegeven, heeft
toch ook mej. van Klaveren op de voordracht geplaatst, een
teeken dat zij die ook als hoofd geschikt acht. Die Commissie
heeft natuurlijk het belang van de bewaarschool op het oog
gehad. Van belang is ook, dat deze bewaarschool een kweek
school voor bewaarschoolonderwijzeressen is, een opleidings
school, waar de onderwijzeressen practisch hun opleiding
kunnen voltooien onder leiding van dit hoofd. Spreker
Benoeming hoofd openbare bewaarschool.
(van Es e.a.)
begrijpt van de Commissie, dat zij mej. Molenaar, die zeer
uitstekende qualiteiten op dit gebied heeft, No. 1 geplaatst
heeft, maar men komt er in elk geval ook door mej. van
Klaveren te benoemen.
De heer Meijnen zegt, dat het argument, hetwelk ontleend
wordt aan het wachtgelderschap, natuurlijk een belangrijk
argument is, maar de Raadsleden zouden z.i. toch een groote
fout begaan, als zij er primaire beteekenis aan gingen hechten.
Ver boven dat bezuinigingsargument moet staan de zorg
voor het voortreffelijk vervullen van de vacature; deze zorg
is primair. Dit is geen geringschatting van de bezuiniging,
welke zou worden bereikt als het vorige hoofd was ge
bleven, zou die bezuiniging ook niet zijn verkregen maar
spreker is overtuigd, dat, als men van die twee argumenten
er een zal gebruiken als motief, dit het behartigen van het
belang van de bewaarschool zelf moet zijn.
De heer Tepe doet opmerken, dat het College van Burge
meester en Wethouders, indien het tegenover liet openbaar
bewaarschoolonderwijs een min of meer laksche of onver
schillige houding aannam of had aangenomen, zich op heel
wat gemakkelijker wijze van deze kwestie had kunnen
afmaken dan het thans heeft gedaan. Indien Burgemeester
en Wethouders niet buitengewoon hun verantwoordelijkheid
hadden gevoeld om het openbaar bewaarschoolonderwijs op
een zoo hoog mogelijk peil te brengen, had het voor de hand
gelegen, dat spreker aan het College had voorgesteld om
de dame, die eenige maanden als plaatsvervangend hoofd
is opgetreden, eenvoudig op de voordracht te plaatsen en
aan den Raad voor te dragen. Dat had aan het College heel
veel werkzaamheden, conferenties en moeite en aan de
gemeente geld bespaard, maar ondanks die twee overwegingen
heeft hij zich verplicht geacht, in het belang van het openbaar
bewaarschoolonderwijs, een anderen weg te bewandelen.
Wanneer dit volgt er uit bij het College de over
tuiging had vastgestaan, dat de onderwijzeres, die de laatste
maanden het hoofdschap heeft waargenomen, inderdaad de
aangewezen persoon op deze plaats was, had het geen voor
dracht aan den Raad behoeven te doen met iemand van
buiten de gemeente als No. 1, met de kans dat als gevolg
daarvan een wachtgelder zou moeten worden gemaakt.
Hieruit volgt, dat spreker en met hem het College op het
standpunt stonden, dat het waarnemend hoofd niet de meest
aangewezen persoon op deze plaats was.
Spreker is wel verplicht dit te zeggen, zonder dat hij iets
wil afdingen op de verdiensten van de onderwijzeres, die het
hoofdschap eenige maanden heeft waargenomen. Hij wil
gaarne erkennen, dat zij gedurende die maanden behoorlijk
werk heeft gedaan en zeer plichtsgetrouw en met ijver
werkzaam is geweest, maar, als het gaat om de vraag, of
iemand de aangewezen persoon is om onder bepaalde om
standigheden het hoofdschap van een school te vervullen
op zoodanige wijze, dat men daarvan mag verwachten, dat
die school op den duur tot grooter bloei zal worden gebracht,
zijn er wel eenige andere kwaliteiten noodig dan alleen
het feit, dat zoo iemand gedurende eenige maanden behoorlijk
en met ijver haar werk heeft verricht.
Het is op grond van deze overwegingen geweest, dat het
College geheel onverplicht de verordening schrijft het
niet voor een Commissie van deskundigen heeft benoemd
en een oproep van sollicitanten heeft gedaan. Het is tot dit
besluit gekomen, mede op grond van deze overweging, dat
aan deze school weer een prima kracht en speciaal na, en
in verband met, de reorganisatie wat frisch bloed noodig is.
Het advies, uitgebracht door de bij uitstek deskundige
Commissie, door het College ingesteld, is door het College
geenszins zonder meer blindelings gevolgd. Spreker heeft
herhaaldelijk conferenties gehad met de leden van die Com
missie, alvorens deze advies uitbracht aan het College, juist
om zich geheel en al op de hoogte te stellen van de qualiteiten
van hen, die de Commissie dacht voor te dragen aan het
College. Waar in de eerste plaats het College zich deze moeite
heeft getroost en waar verder zelfs onder de tegenwoordige
benarde omstandigheden het College er niet voor terug
schrikt als No. 1 voor te dragen iemand, wier benoeming
tengevolge zal hebben, dat iemand op wachtgeld gesteld zal
moeten worden, mag men daaruit toch wel concludeeren,
dat het het College ernst is met het behartigen van de be
langen van het openbaar bewaarschoolonderwijs; daarop
vestigt spreker met klem de aandacht. Dat het College
opzettelijk, met welk doel ook, Leidsche sollicitanten zou
passeeren, is dus onjuist. Hoewel spreker niet geheel begrijpt
de bedoeling van den heer Groeneveld, wanneer deze zegt,
dat het belang van het gezag zou eischen, dat de dame,
die eenige maanden als plaatsvervangend hoofd aan die