MAANDAG 4 DECEMBER 193,3. 473 Verbindinq tusschen Lanqeqracht en Maresinqel. (Bosman e.a.) De heer Bosman zegt, dat het moeilijk is, zijn keuze te doen in een strijd, die, zooals de heer Groeneveld te recht opmerkte, tusschen de belangen van het verkeer en die der fabrieken gaat. Indien de weg, zooals nu, tusschen de fabrieken door zou loopen, zullen die zeer weinig hebben aan den grond, die nu aan de fabrieken wordt toegevoegd. Een publieke weg, die over een fabrieksterrein loopt, is een onoverkomelijk beletsel voor de goede uitoefening van het bedrijf en daarom zal spreker zich daar dan ook tegen verzetten. Indien het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt aangenomen, zal in alle geval de hinder voor de fabrieken veel minder zijn. Maar dan komt de brug te liggen op een plaats, waar zij min of meer overbodig is en daarom acht spreker het het beste de brug en den Verkeersweg geheel en al weg te nemen. Dit zal wel kleine moeilijkheden opleveren voor het verkeer, maar de weg langs de singels is heel mooi en goed begaanbaar. Bovendien zijn loopen en fietsen gezonde bezig heden en dat het een heel klein beetje meer tijd zal kosten, is dat nu zoo erg, indien groote belangen van een gemeente bedrijf daardoor gebaat worden? Spreker kan zich dus wel met het voorstel van het College vereenigen, ofschoon hij er de voorkeur aan zou geven, dien geheelen weg maar liever op te heffen. De heer van Weizen kan zich niet vereenigen met dit voorstel, waardoor voor de groote groep van bewoners van de wijk achter den Maresingel absoluut elke verbetering, die er nu bestaat, wordt weggenomen. Het verleggen van de brug over de Suzanna Klinkertstraat is inderdaad van geen beteekenismen kan dezen verkeersweg even goed niet aan leggen, want de afstand tot de Heerenpoortbrug is van geen beteekenis. In elk geval moet de bestaande verbinding be houden blijven, zij het dan dat er een brug tusschen beide deelen van het terrein van de Lichtfabrieken gemaakt moet worden. De door het College voorgestelde oplossing beteekent echter voor het verkeer absoluut een verslechting en is voor de Lichtfabrieken van geen beteekenis. De heer Simonis zegt, dat inderdaad van de verbinding tusschen Langegracht en Maresingel een buitengewoon druk gebruik gemaakt wordt; ieder kan van ganscher harte voor behoud van die verbinding zijn, maar spreker kan begrijpen het standpunt van de Lichtfabrieken, dat zij niet kunnen hebben een weg door de fabriek heen. Een luchtbrug zou voor de fabriek zeer hinderlijk zijn, maar bovendien vrij gevaarlijk voor het verkeer, wegens het voortdurende kolentransport. Het voorstel van het College bedoelt alleen die brug een aantal meters te verleggen, waardoor men een betere verbinding krijgt tusschen Maresingel en Langegracht dan nu; die straat kan dan veel rechter loopen en aanzienlijk breeder worden dan nu. Nu wil de heer Bosman het geheele voorstel van het College doen vervallen en die straat maar afsluiten. Dat zou goed zijn, indien de Oude Heerengracht in beteren toestand verkeerde en begaanbaar was voor voetgangers, maar het is voor voetgangers ten eenenmale ondoenlijk op de spitsuren langs de Oude Heerengracht te gaan. Er is bijna geen gelegenheid om zich behoorlijk van het eene gedeelte naar het andere gedeelte van de stad te begeven. Als de fabrikanten in de andere gedeelten van de stad een gelegenheid konden vinden, als hier bestaat, zouden zij nooit overgaan tot het maken van luchtbruggen, dat buiten gewoon kostbaar, maar ook verbazend hinderlijk is. Het aesthetisch aanzien van de stad wordt er niet door bevorderd als men toestanden krijgt, gelijk men die in de Groenesteeg aantreft. Spreker juicht het voorstel van Burgemeester en Wethouders toe en geeft den Raad in overweging, het onge wijzigd aan te nemen. De heer Manders betoogt, dat de weg op de plaats, die Burgemeester en Wethouders thans voorstellen, eigenlijk overbodig is. Indien hij daar niet zou komen, zou men, de bestaande weg buiten beschouwing gelaten, slechts weinig behoeven om te loopen. Men moet of den bestaanden weg behouden of op een gunstiger plaats leggen, dan hij op het oogenblik ligt, of hem geheel laten vervallen. De heer Scliiiller was in de Commissie van Fabricage met de heeren Manders en Beekenkamp van oordeel, dat de be staande weg moest blijven, waar hij nu is. Hij verschilde met deze leden alleen van meening over de wijze, waarop aan de bezwaren der Lichtfabrieken zou kunnen worden tegemoetgekomen, want hij meende dit te kunnen doen door het maken van een tunnel en zij waren van oordeel, dat er een luchtbrug moest komen. Het is de bedoeling geweest om, indien de doorbraak aan Verbinding tusschen Langegracht cn Maresingel. (Schiiller e.a.) de Langegracht tot stand kwam, voor het groote verkeer een weg te maken langs de Langegracht en de Heerengracht, die verbreed zou moeten worden, terwijl het kleine verkeer zou moeten gaan door de Huigstraat. De meening heeft bestaan, zooals meermalen in den Raad is gebleken, dat wanneer de gemeente in het bezit zou zijn gekomen van de huizen tusschen de Volmolengracht en de Huigstraat, deze weg ook verbreed zou moeten worden. Indien spreker zich niet vergist, moesten de bewoners van de huizen, die gestaan hebben van de Volmolengracht af tot de Voldersgracht toe, hun woning met grooten spoed verlaten, omdat de fabrieken terreinen noodig hadden. Er ligt echter nog altijd een groot terrein braak, dat nimmer door de fabrieken ge bruikt is, maar z.g. is bestemd voor gebouwen. Zoolang het voor dit doel niet wordt gebruikt, kan het dienen als opslag plaats van materiaal. Later kan men bij de afbraak van de oude gebouwen het openkomende terrein als opslagplaats gebruiken, wanneer het nu braakliggende terrein inderdaad wordt bebouwd. Spreker behoeft niet uiteen te zetten, in welk een voorname behoefte de bestaande weg voorziet. De weg ligt thans zeer goed voor de wijk van den Maresingel en kan blijven bestaan, indien op het fabrieksterrein een breede tunnel wordt gemaakt. De heer Goslinga zegt, dat dit voorstel aan alle kanten voorbereid ishet College heeft den raad van den lieer Groene veld, in een vorige zitting gegeven, opgevolgd om deze zaak in de Commissie van Fabricage te brengen, hoewel met niet veel resultaat. Men vat deze zaak echter te hoog opvooral de heer Eiker bout heeft wel wat hoog van den toren geblazen door de Pelikaanstraat en het Gangetje er bij te halen; de heer Groeneveld volgde hem daarin door de groote verbinding Noord-Zuid in geding te brengen. Die wordt door dit voorstel niet onmogelijk gemaaktdat zou alleen gebeuren door een voorstel om op dit terrein een stokerij te zetten of een zeer duur gebouw, dat niet meer verplaatst kon worden, maar dat gebeurt niet; het is de bedoeling daar een opslagplaats voor kolen te maken. Er wordt dus niets gemaakt, dat een mogelijke toekomstige verbinding Noord-Zuid zou ver hinderen. Trouwens, die verbinding, met die doorbraak van Pelikaanstraat, en Ouden Singel naar de Langegracht is toekomstmuziekdit is iets voor een nog zeer verre toekomst. Wanneer men eens begon met het Levendaal te dempen, brengt men een groot werk tot stand en dan kan men aan liet volgend geslacht het maken van die verbinding met de Langegracht overlaten; daaraan zijn zeer groote kosten verbonden en bij den uiterst precairen toestand van de ge- meentefinanciën is daaraan voorloopig niet te denken. Maar waaraan wel te denken is, is het zooveel mogelijk ruim baan maken voor den grooten kostwinner van de gemeente, de Lichtfabrieken. Bijzonder heeft spreker getroffen de opmerking van den lieer Groeneveld, dat er hier een strijd is tusschen het belang van het bedrijf en dat van het verkeer, en dat een van beide in het gedrang komt. De belangen van het verkeer liggen echter in een verre toekomst en die van het bedrijf in een zeer nabije. Nu doet het toch wonderlijk aan, dat juist de heer Groeneveld, lid van een fractie, die bijzonder de gemeente bedrijven propageert en zoo gesteld is op exploitatie van be drijven door de gemeenschap, en principieel voorstandster is van gemeentebedrijven, een-twee-drie de belangen van de Lichtfabrieken, die hij toch inziet, laat wegvallen tegenover een in de verre toekomst gelegen verkeersbelang. Dit is voor spreker een zeer groot raadsel. Spreker gelooft, dat eenigszins de persoonlijke ijdelheid van den heer Groeneveld spreker bedoelt dit in goeden zin hem parten speelt; destijds is op zijn instigatie die weg daar gelegd en hij vindt het nu blijkbaar onaangenaam, dat het zal veranderd worden. De heer Groeneveld zal over zijn bezwaar heen moeten stappen, temeer waar nu niet wordt voorgesteld, den weg op te heffen, maar eenvoudig 40 meter in oostelijke richting te verplaatsen. Het publiek moet dan in het belang van het bedrijf een klein eindje omloopen. Spreker zou den heer Groeneveld willen vragen, of deze zijn menschen zóó opvoedt, dat zij voor een dergelijk gemeenschapsbelang niet een eindje willen omloopen. Is het niet grof voor een partij, wier geheele toekomst is gebouwd op het dienen van de belangen der gemeenschap? Het individu gaat onder, de gemeenschap komt boven en het gemeenschapsbedrijf is voor die partij alles. Nu gaat het juist om een gemeenschapsbedrijf en spreker had gedacht, thans den krachtigsten steun te zullen ontvangen van de sociaal-democraten, maar die vallen hem telkens tegen. Als spreker iets doet, waarbij hij denkt: daar heb ik de socialisten zeker mee, vallen zij hem uit de hand en moet hij zich met de rechterzijde tevredenstellen. De lieer Manders zegt nu, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 29