MAANDAG 4 DECEMBER 1933. 471 Directeur Dienst Maatsch. Hulpbetoon; e.a. (Voorzitter e.a.) Raad zou moeten nemen, teneinde den Wethouder in de gelegenheid te stellen, zijn functie te blijven vervullen, een terugkomen is op een voorgaand besluit van den Raad, het nu niet kan worden genomen. Volgens het reglement van orde moet het desbetreffende voorstel op de agenda van de raadsvergadering voorkomen. Het College zal in de eerst volgende raadsvergadering een voorstel in dien zin indienen. De heer Huurman heeft in uitzicht gesteld, dat hij bereid zou zijn het door hem ingediende amendement betreffende het salaris van den directeur in te trekken. Spreker vertrouwt, dat de heer Huurman, ondanks het feit, dat hij ondertusschen gesteund is geworden, zijn woord gestand zal doen. De heer Huurman heeft er aan toegevoegd: indien het College pertinent verklaart, dat het niet binnen afzienbaren tijd noodig zal blijken, er nieuwe ambtenaren, b.v. een adjunct directeur op een salaris van 3500.a 4000.bij te benoemen. De Voorzitter zegt, dat indien de toestanden blijven, zooals ze nu zijn, het niet in de bedoeling van Burgemeester en Wet houders ligt, meer ambtenaren te benoemen. De heer Huurman begrijpt, dat op het oogenblik deze be doeling bij het College voorzit, maar wil met eere vallen, indien hij geen pertinentere verklaring ontvangt dan de Voor zitter nu heeft afgelegd. De Voorzitter zegt, dat de heer Huurman onmogelijk een pertinente verklaring van iemand kan verwachten. Het College ontraadt aanneming van het amendement- Huurman. Het amendement van den heer Huurman wordt verworpen met 19 tegen 15 stemmen. Tegen stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Meijnen, van Tol, Groeneveld, Kooistra, Koole, van Stralen, Tepe, Splinter, Romijn, Manders, Wilbrink, Wilmer, Verweij, van Eek, Vallentgoed, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Schiiller en Kuipers. Vóór stemmen: de heeren Simonis, van Eecke, Eikerbout, Goslinga, van Es, van Weizen, Bergers, Donders, van der Reijden, de Reede, Beekenkamp, Bosman, van Rosmalen, Huurman en Coster. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (Ook de heer Simonis was inmiddels ter vergadering ge komen.) De Voorzitter zegt, dat punt 23 van de agenda misschien wel eenige discussie zal uitlokken en dat het met het oog op den tijd beter is, de zaken, die bepaald dringend moeten worden afgedaan, eerst aan de orde te stellen. Spreker zal dus eerst aan de orde stellen de punten 24 en 25 der agenda. XXIV. Voorstel tot wijziging en het opnieuw vaststellen van de verordening van 22 Januari 1923 (Gein. blad Xo. 4) regelende de heffing van belastingen voor bet gebruik van het openhaar Slachthuis te Leiden. (Zie Ing. St. No. 249.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I, II en III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel, eveneens zonder beraadslaging- of hoofdelijke stemming, wordt vastgesteld. De aldus gewijzigde verordening wordt vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming in haar geheel opnieuw vastgesteld, overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. XXV. Voorstel in zake het verbouwen en uitbreiden van het Openbaar Slachthuis en het beschikbaar stellen van de daar voor henoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 250.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Verbinding tussehen Langegracht en Maresingcl. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter stelt thans aan de orde: XXIII. Voorstel in zake het veranderen van de verbinding tussehen de Langegracht en den Maresingel langs de Huig straat en de Huigbrug in verband niet de uitbreiding van de terreinen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit ter plaatse. (Zie Ing. St. No. 248.) Hierbij komt tevens aan de orde het adres van A. Werner e.a., terzake. De heer Eikerbout zegt, dat liet hier over een principieele uitspraak gaat. Destijds heeft men een heel relaas gehad over de uitbreiding van de Lichtfabrieken in de naaste toe komst, waarbij door den Wethouder van Fabricage werd voorgesteld om een weg te maken, die op de Langegracht zou uitkomen, waarbij een deel van de Pelikaanstraat ge trokken en vervolgens over de Oostdwarsgracht zou moeten loopen. Men is na een bespreking tot de conclusie gekomen, dat een zoodanige omweg toch eigenlijk niet aan zijn doel zou beantwoorden. Indien men iets goeds zou willen tot stand brengen, zou het beter zijn een weg te ontwerpen, die in het hart van de Pelikaanstraat lag en aansloot bij den bestaanden weg langs het Gangetje en de Hooigracht. Hield de aankoop, die indertijd heeft plaats gehad van een gebouw aan de Langegracht, geen verband met een dergelijk plan? Aan de overzijde van de Langegracht zou een pleintje komen en verder een tamelijk breede weg naar de buitengemeenten. Dit plan schijnt te komen vervallen en daarom betwijfelt spreker het ten zeerste, of het bedoelde pand aan de Lange gracht bij den aanleg van een verbindingsweg nog van be- teekenis geacht moet worden. Indien de noodbrug zou worden verlegd, zou de weg moeten worden omgelegd langs het Bol werk naar de Suzanna Klinkertstraat, waar men een huis zal moeten koopen, en een verbindingsweg langs het Kerkhof gemaakt moeten worden. Aangezien de Suzanna Klinkert straat ongeveer in de helft ligt van de Oostdwarsgracht en de Houtmarkt, zou een dergelijke indeeling practisch heel weinig beteekenen, omdat men, indien men van den singel af door de Suzanna Klinkertstraat naar, hetzij de Haarlemmer straat, hetzij de Haven zou moeten, men toch den eenen of den anderen weg zou moeten gaan, hetgeen even goed zou kunnen geschieden, wanneer de weg in het geheel werd op geheven, en de weg langs de Oude-Heerengracht gevolgd werd. Natuurlijk moet in de behoefte worden voorzien, want degenen, die achter den Maresingel wonen, hebben destijds met blijdschap de totstandkoming gezien van een verbindingsweg, waardoor men gemakkelijk van de buitengemeenten uit in de stad kon komen. Het is feitelijk een overtollige weelde geworden, wanneer de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanvaardt. Spreker heeft reeds op een andere plaats gezegd, dat z.i. de oplossing zou kunnen gevonden worden in het maken van een luchtbrug over het gedeelte, dat op het oogenblik bestaat, langs welke brug de kranen zouden geleid kunnen worden, die de kolen, welke op het Bolwerk zouden worden opgeslagen, zouden kunnen aanvoeren. Op verschillende plaatsen in de stad heeft men dergelijke luchtbruggen gemaakt. In dit geval behoeft men niet te vreezen, dat het storten van de kolen voor het publiek bezwaren zou meebrengen. Wanneer een tamelijk hooge muur zou worden gebouwd, waarachter dat gene, wat uit de kranen gemorst wordt, zou kunnen neervallen, is het vrij wel uitgesloten, dat zij, die van de Huigstraat komen en naar den Maresingel gaan, eenigen last ondervinden. Het is een groot gemeentebelang, dezen weg te laten bestaan waar er in den singel geen enkele doorbraak is en het ook niet mogelijk is op een andere wijze een verbinding met het hart van de stad te krijgen. Bij andere singels heeft men dezelfde moeilijkheden gehad, o.a. bij den Witte Singel, waar men door het Paterstraatje een doorgang gekregen heeft naar het Rapenburg, en bij den Zoeterwoudschen Singel, waar men de van Disselbrug naar de Kraaierstraat gekregen heeft. Misschien is ook bij den Zijlsingel daaraan eenigszins tegemoet te komen, maar bij den Maresingel is het ten eenen- male onmogelijk, omdat het geheele terrein door de gasfabriek wordt gebruikt. Spreker kan zich dus met dit voorstel niet vereenigen en zou er prijs op stellen, dat de toestand daar maar bleef zooals hij was, of, als dat niet mogelijk is, dit geheel te doen vervallen. De heer Bergers is ook geen bewonderaar van het weg nemen van die brug; spreker heeft altijd, gehoord, dat het een uitkomst was toen die brug er kwam; daarvan wordt een zeer druk gebruik gemaakt; die brug ligt daar veel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 27