460 MAANDAG 4 DECEMBER 1933. Interpellatie-van Stralen Rijkssteunregeling, (van Stralen e.a.) voor spreker de vraag doet rijzen of de bewering van den Wethouder, dat niet redenen van bezuiniging daartoe hebben geleid, wel juist is. Maatschappelijk Hulpbetoon heeft ge meend de norm voor de niet-verzekerden op 10.te moeten stellen; daarna komt er een circulaire van den Minister, volgens welke er 0.50 verschil moet zijn tusschen de onder steuning van de verzekerden en die van de niet-verzekerden, maar in Leiden, waar niet 0.50 verschil is, maar 2. meent de Wethouder, dat die circulaire aanleiding moet zijn dat verschil met nog 0.50 te vergrooten. De heer Romijn zegt, dat hij dat niet meentdat meent de Minister. De heer van Stralen zegt, dat de Wethouder dan in het geheel niet op de hoogte is. De Minister is uitgegaan van de volkomen logische gedachte, dat in de plaatsen, waar de Rijkssteunregeling is aanvaard, ook volgens de normen van die rijksregeling zou worden gesteund en hij heeft dus be grepen, dat in de meeste plaatsen er een steunregeling bestond voor niet-verzekerden die 1.lager was dan die voor ver zekerden, n.l. 12.50 tegenover 13.50 en in plaatsen als Leiden, met een norm van 13.12.tegenover 13. Nu is 12.ook voor de dubbel-uitgetrokkenen de norm, zoodat totnutoe in de meeste plaatsen vrij algemeen de dubbel uitgetrokken verzekerde arbeiders en de niet-ver zekerde werkloozen in steun gelijkstonden. De Minister heeft ingezien, dat dit niet doenlijk en onbillijk was, ook omdat de verzekerden in de meeste gevallen van hun uitkeering nog 0.50 contributie moesten betalen. Daaruit is geboren de circulaire van den Minister om 0,50 verschil te maken. Maar nu komt diezelfde circulaire in handen van het College hier en dat zegt: nu heb ik een prachtige gelegenheid om er nog 0.50 af te halen. De heer Romijn zegt, dat de heer van Stralen daaraan een geheele theorie vastknoopt, die absoluut onjuist is. Maat schappelijk Hulpbetoon heeft dit reglement ingezonden bij het Departement; daarop kwam de circulaire; vervolgens kwam de brief van den Minister betreffende het door Maat schappelijk Hulpbetoon ingezonden reglement, waarin de Minister schrijft, dat artikel 18 als volgt komt te luiden: ,,De steun bedraagt ten hoogste: a. voor gehuwden en ongehuwde kostwinners 10.per week benevens 1.per gezinslid boven twee personen; b. voor kostgangers 6.50 per week. Bovendien kan aan gehuwden en ongehuwde kostwinners een huurtoeslag worden verstrekt, overeenkomende met het geen de huur meer bedraagt dan ƒ3.50 per week, zulks tot een maximum van 2.per week." Wellicht ten overvloede merk ik hierbij op, dat bij mijn circulaire van 28 September j.l. No. 3048, afd. W. S. werd voorgeschreven, dat de ongeorganiseerden tenminste 0.50 per week minder moeten ontvangen, dan zij zouden kunnen krijgen, indien zij als dubbel-uitgetrokkenen worden gesteund." Dus in denzelfden brief, waarin de Minister goed keurt de regeüng van Maatschappelijk Hulpbetoon voor die lagere bedragen, schrijft hij, dat men den ongeorganiseerden 0.50 minder steun moet geven. De heer van Stralen zegt dat hieruit blijkt, hoe verkeerd de Wethouder de zaak ziet. In het slot van zijn brief zegt de Minister, dat het de bedoeling is den steun voor de niet- verzekerden 0.50 minder te doen zijn dan dien voor de werklooze verzekerden. Nu is in Leiden de steun aan dubbel uitgetrokken arbeiders ƒ12.Maatschappelijk Hulpbetoon stelt voor de verzekerden echter 9.50 vast; dat is volkomen in strijd met wat de Minister bedoelt. Het heeft sprekers instemming, dat er verschil moet zijn tusschen deze groepen, maar de Wethouder lijkt bijna een automaat; wanneer hij een cijfer ziet staan, ziet hij niets anders, maar alleen dat cijfer; vooral als het laag is, heeft het zijn bijzondere liefde. De heer Romijn zegt, dat dat insinuaties zijn. Dit is alleen voor de courant en voor de galerij. De heer van Stralen spreekt in het geheel niet voor de galerij en ook niet voor de courant. De overwegingen, welke hebben geleid tot het stellen van de norm op 10.laat spreker een oogenblik daar, maar dat Maatschappelijk Hulpbetoon het zoover drijft, dat het daarvan weer 50 cent afhaalt, kan hij zich niet voorstellen van een instelling, welke begaan is met het lot der betrokken personen. Ook spreker heeft een onderzoek ingesteld in andere plaat sen en daarbij is hem gebleken, dat in de meeste gemeenten Interpellatie-van Stralen Rijkssteunregeling, (van Stralen e.a.) de uitkeering aan de onverzekerde werkloozen slechts 1. lager is dan die, welke de verzekerde werkloozen ontvangen. Spreker kan de volgende opgave geven: Delft11.— 1.35 8.— Deventer11.1.25 7.50 Dordrecht11.50 1.35 8.50 Eindhoven11.1.30 7.50 Enschede 11.50 1.35 7.50 Gouda11.— 1.50 7.50 Oldenzaal11.50 1.35 7. Voorburg 11.1.35 7.50 Zeist 11.1.35 7.50 Zuilen11.50 1.30 6.70 In de grootere gemeenten den Haag, Rotterdam en Am sterdam is de norm 12.50, welk bedrag nu met 50 cent moet worden verminderd. Er is geen sprake van, dat men te Leiden in een gunstige positie verkeert. Leiden neemt een zeer ongunstige positie in, hetgeen volstrekt niet noodzakelijk is. Spreker beroept zich op de gedane toezegging, dat uit de Rijkssteunregeling gehaald zou worden wat er uit te halen was, zoowel voor de verzekerde als voor de niet verzekerde werkloozen. De Wethouder heeft gemeend, op grond van overwegingen, welke spreker niet kan beoordeelen en niet kan bewonderen, dat die 10.moest zijn 9.50, en hij zeide, dat de Leidsche regeling voor de groote gezinnen zoo prachtig is. Spreker begrijpt niet wat de Wethouder er mede bedoelt, want hij verhoogt niet eens den kindertoeslag tot 1.35, wat het Rijk zou goedkeuren. De Wethouder heeft medegedeeld, dat het Departement de regeling heeft goedgekeurd, maar de heer Eikerbout merkte terecht op, dat het Departement elke regeling goed keurt, welke niet uitgaat boven de door het Rijk vastge stelde maxima. In enkele gevallen op het platteland, waarin de steunbedragen schandelijk laag waren, heeft de Minister aan het gemeentebestuur te kennen gegeven, dat het zoo niet ging, maar het gemeentebestuur van Leiden wordt ge acht voldoende op de hoogte te zijn van den stand van zaken en van de behoeften, zoodat, als Leiden goedkeuring van een regeling vraagt, die goedkeuring zeker wordt verkregen. Daaruit volgt echter geenszins, dat de regeling is zooals zij behoort te zijn. Er is hier gehandeld in strijd met den duidelijken wensch en uitspraak van den Raad en nu heeft de Raad den plicht in den toestand, die in het leven is geroepen, wijziging te brengen. Spreker dient daarom een voorstel in, dat hij op het bureau van den Voorzitter deponeert. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer van Stralen, luidende: „De Raad verzoekt B. en W. desteunnormenvoordoorM.il. gesteunde valide werkloozen te bepalen op 11.50 voor gehuwde niet verzekerden, plus een toeslag per gezinslid van 1.35 en op 7.50 voor alleenstaande personen." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8 uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op Maandag 4 December 1933, des avonds te 5! uur. Ook thans is de heer Vos afwezig. Voortgezet wordt de behandeling van punt 19 der agenda. De heer Wilmer zegt, dat het niet gaat om rechthebberij en hij daarom niet veel meer zal zeggen over een kwestie, die op het oogenblik van ondergeschikten aard is, maar dit niet zou zijn, wanneer het de vraag betrof: kunnen wij aan den betrokken Wethouder ons ■vertrouwen schenken? Het gaat thans om de vraag: is het duidelijk, dat de Raad er zich over heeft uitgesproken, dat ook aan de ongeorgani seerde werkloozen als regel het maximum wordt uitgekeerd, hetwelk de Rijksregeling toestaat en is in de beraadslagingen der Commissie voor Reorganisatie van Maatschappelijk Hulp betoon die meening ook uitgesproken? Het blijft sprekers zeer besliste overtuiging, dat de beide vragen bevestigend beantwoord moeten worden. Het is z.i. voor geen bestrijding vatbaar, dat in genoemde Commissie de indruk is gevestigd, dat de werkloozen, die bij Maatschap pelijk Hulpbetoon zijn ondergebracht, een uitkeering zullen krijgen naar de normen van de door den Minister als maxima Gehuwden. Kindertoeslag. Ongehuwden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 16