456 MAANDAG 4 DECEMBER 1933. Interpellatie-van Stralen Rijkssteunregeling. (Braggaarde Does e.a.) groote lijnen met den inhoud van het reorganisatierapport te kunnen vereenigen, maar zij heeft er een waarschuwend woord bij laten hooren, dat aan het papieren rapport, hoe mooi het ook was, de arbeiders, die gesteund moeten worden, niets zouden hebben, wanneer niet tevens de wil er was om het ook uit te voeren. Die waarschuwing was niet tevergeefsch, spreeksters vrees was niet ongegrond. Op blz. 11 van het rapport staat: ,,Voor het vaststellen van de hun d.i. den werkloozen toe te kennen ondersteuning behoort niet te worden gevolgd de leidraad in hoofdstuk III van dit rapport bedoeld, doch zullen de normen van de Rijksregeling gevolgd dienen te worden, waarbij echter in aanmerking moet worden genomen, dat de daarin genoemde bedragen immer maxima zijn, zoo dat alleen afwijking naar beneden kan plaats vinden, al moge niet onvermeld worden gelaten, dat met toestemming van den betrokken Minister ook hoogere ondersteuningsbedragen kunnen worden verleend." Dit is de uitspraak van de reorganisatie-commissie en hoewel de sociaal-democraten in Maatschappelijk Hulpbe toon al het mogelijke gedaan hebben om den steun, zooals ook voorgesteld werd, gelijk te doen zijn aan de Rijksnormen, en zelfs een voorstel in dien geest deden, is dit hun niet ge lukt, helaas; een daartoe strekkend amendement is zelfs verworpen met op 2 na algemeene stemmen, die van den heer de Roo en van spreekster, die beiden tenslotte ook tegen het voorstel van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon stemden. Als argument voor haar standpunt heeft spreekster toen aangevoerd 17 plaatsen van ongeveer gelijke grootte als Leiden, waar de steunbedragen hooger waren dan ze hier nu zouden worden. Toen spreekster tot den Wethouder zeide, dat dan de reorganisatie, op deze wijze uitgevoerd, voor de ondersteunden geen verbetering zou be- teekenen, zeide de Wethouder, dat spreekster dit geheel ver keerd had gezien, dat dit reorganisatierapport er niet is ge komen om verbetering te brengen voor de door Maatschappe lijk Hulpbetoon gesteunden, maar om verbetering te brengen in de werkwijze, zoodat de taak der leden van Maatschappelijk Hulpbetoon wat lichter zou worden. Al geeft spreekster als lid van Maatschappelijk Hulpbetoon toe, dat de taak van de leden dier instelling niet licht is, veel zwaarder acht zij de taak van de honderden ondersteunden, die grootendeels aan den honger zijn prijs gegeven. De grootste fout, welke de Raad heeft begaan, is deze, dat de reorganisatie is tot- standgebracht zonder dat een nieuwe leider is benoemd, want, als de reorganisatie op deze wijze voortgaat, dan voor ziet spreekster, dat er slechts verbeteringen van technischen aard zullen worden verkregen, maar er, wat de uitkeeringen betreft, weinig verandering zal komen. Spreekster stelt zich voor, dat de menschen, die zitting hebben gehad in de reorganisatie-commissie, wel meer ver beteringen der gesteunden hebben beoogd en gaarne hadden gezien, dat de Raad en Maatschappelijk Hulpbetoon hun voor stellen hadden overgenomen en uitgevoerd. Gebeurt dit niet, dan is het zonde van den tijd, welken de reorganisatie-com missie aan haar werk heeft besteed. Spreekster hoopt, dat de Raad, die zich met het reorganisatie-rapport heeft ver- eenigd, daarnaar zal handelen, en toeziet of het wordt uit gevoerd, want het is voor een dergelijke Commissie minder aangenaam, als zij met haar voorgestelde verbeteringen aan een doovemansdeur klopt. De heer Wilmer had veel kunnen zeggen van hetgeen door den heer Wilbrink is opgemerkt. Ook hij heeft zeer stellig den indruk, dat de Raad meermalen duidelijk als zijn meening heeft uitgesproken, dat ten aanzien van de ondersteu ning van werkloozen niet mag worden afgeweken als algemeene regel wel in bijzondere gevallen van de door de Regee ring vastgestelde normen. Een dergelijke discussie is o.a. gevoerd bij de brandstoffenvoorziening, welke zich niet alleen uitstrekt tot de georganiseerde werklooze arbeiders, maar ook tot de werkloozen, ondersteund door Maatschappelijk Hulpbetoon. Bij die gelegenheid hebben verschillende sprekers gezegd, dat zij zich op het standpunt stelden, dat er als alge meene regel niet minder moest worden gedaan dan het Rijk toestond om te doen. Spreker neemt niet het standpunt in, dat, als de Raad een wensch uitspreekt, Maatschappelijk Hulpbetoon zich daaraan heeft te houden, maar wel meent hij, dat, voor het geval Maatschappelijk Hulpbetoon zich aan zulk een wensch niet houdt, het op den weg van die instelling zelve of van haar voorzitter ligt om den Raad niet in den waan te laten, alsof men dat wel doet, maar tot den Raad te zeggen: gij hebt dien wensch uitgesproken, maar het is onze eerlijke overtuiging, dat wij ons daaraan niet moeten houden. De Raad kan zich dan beraden wat hem te doen staat. In dit Interpellatie-van Stralen Rijkssteunregeling. (Wilmer e.a.) geval zijn de Raadsleden in den waan gelaten, dat die wensch in practijk zou worden gebracht. Met den heer Wilbrink is spreker van oordeel, dat de Raadsleden, die de beraad slaging in de vergadering der reorganisatie-commissie hebben bijgewoond, den indruk hebben gekregen, dat Maatschappe lijk Hulpbetoon bij de werkloozenondersteuning de door het Rijk vastgestelde normen zou volgenen hij staat over dezen gang van zaken wel eenigermate verbaasd. Hij hoopt, dat de Wethouder een bevredigend antwoord kan geven, zoo niet voor het verleden, dan toch ten aanzien van hetgeen in het vervolg zal geschieden. Hier moet noodzakelijk een mis verstand in het spel zijn en spreker hoopt, dat dit alsnog uit den weg geruimd zal kunnen worden. De heer Eikerbout is eenigszins verwonderd over het ant woord van den Wethouder. Spreker had ook niet anders gemeend dan dat de gevallen, die den heer van Stralen aan leiding gaven tot zijn interpellatie, een andere oorzaak hadden, n.l. personen betroffen, die nog niet ten volle rechthebbenden waren. In een circulaire wordt b.v. gezegd, dat aan hen, die na 1 Januari 1931 tijdens hun werkloosheid zijn gehuwd, geen gehuwden-uitkeering mag worden verstrekt dan nadat ze 3 maanden in het vrije bedrijf hadden gewerkt en spreker had gedacht, dat dit in sommige gevallen was toegepast. Deze bepaling is nu wederom gewijzigd bij een circulaire van 30 November 1933 in dien zin, dat die bepaling nu geldt vanaf 1 Januari 1933. Spreker had niet anders verwacht dan dat enkele dergelijke gevallen den heer van Stralen ter oore waren gekomen en hem aanleiding hadden gegeven tot deze interpellatie. Uit het antwoord van den Wethouder blijkt echter achteraf, dat wTel degelijk een regeling is getroffen, die op normen steunt. Nu houdt bet feit, dat Leiden zich bij de Rijksregeling aangesloten heeft, toch ook in, dat de bepalingen, door het departement van Sociale Zaken ge troffen, hier ook tenvolle dienen te worden toegepast. Nu krijgen ongeorganiseerden 0.50 minder uitkeering dan geor- ganiseerden, maar vooral in dezen tijd zijn er verschillende personen, die zelfs geen lid van een organisatie kunnen worden, omdat zij werkloos zijn en tot het laatste oogenblik gewacht hebben met zich bij een organisatie aan te sluiten; er is een Ministerieele beschikking, volgens welke werkloozen zich niet bij een organisatie mogen aansluiten; wanneer men der- gelijken menschen nu, omdat zij nagelaten hebben zich te organiseeren, een strop bezorgt van ongeveer 2.per week, dan acht spreker die straf tamelijk zwaar. Spreker was ook ten stelligste van meening, dat hier de zaak geregeld was over eenkomstig de door den Minister gestelde regels en spreker heeft met verwondering gehoord, hoe de uitvoering bij Maat schappelijk Hulpbetoon plaats vindt. De heer Romijn zegt, hoe onaangenaam het hem ook is dit te moeten doen, dat de Raad tenslotte over deze zaak geen zeggenschap heeft; op het gebied van Sociale Zaken heeft de Raad helaas in vele gevallen geen zeggenschap meer, omdat de Regeering de noodzakelijkheid heeft gevoeld de regeling van deze quaesties aan zich te trekken en de vrijheid van den Raad in te perken. Nu is de werkloozensteun hier zoo geregeld, dat de ver zekerde arbeiders gesteund worden via den dienst van Sociale Zaken, en dat niet verzekerde arbeiders en zij, die daarmede moeten worden gelijkgesteld, worden gesteund door Maat schappelijk Hulpbetoon. Bij het aanvaarden van de minis terieele regeling is gevraagd moeten worden aan het Depar tement, of het er mede accoord ging, dat de steun verleening aan de verzekerden via den dienst van Sociale Zaken en die aan de niet verzekerden en met dezen gelijkgestelden via Maatschappelijk Hulpbetoon zou plaats hebben. Het Depar tement heeft dat goedgekeurd, zoodat er mede voortgegaan is tot op den dag van heden. Toen nu de toepassing van het reorganisatie-rapport plaats vond en Maatschappelijk Hulpbetoon zich realiseerde, dat het krachtens de uitspraken in dat rapport noodig en gewenscht was onderscheid te maken tusschen armlastigen, die onder steund worden volgens de Armenwet, en de niet verzekerde valide arbeiders, die vallen onder de bepalingen van de ministerieele steunregeling, heeft het gevoeld dat niet te kunnen doen zonder toestemming van het betrokken De partement. Omdat iedere verandering op het gebied van de werkloozenondersteuning aan het Departement moet worden voorgelegd, heeft Maatschappelijk Hulpbetoon goedkeuring gevraagd op de bepalingen, welke het te dien opzichte wilde vaststellen. Toen bleek, dat er min of meer een dubium zou kunnen ontstaan, inhoeverre Maatschappelijk Hulpbetoon dan wel een ander orgaan in de gemeente zou dienen op te treden. De Minister heeft zich neergelegd bij den bestaanden toestand, waarbij de ondersteuning van de valide arbeiders, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 12