154
herziening daarvan, behoudens |het bepaalde onder c.
b. vast te stellen een plan van uitbreiding overeenkomstig
de bij dit besluit behoorende kaarten, gemerkt I, II, III, IV,
Y en VI, waarvan de bestemming in onderdeelen nader is
omschreven in de hierna onder II opgenomen verordening,
met bepaling, dat het plan zal gelden voor het gebied der
gemeente, hetwelk is gelegen buiten de op de hiervoren ge
noemde kaarten, gemerkt I, II, III en IV aangebrachte zwarte
stippellijn
c. te herzien het plan van uitbreiding, vastgesteld bij
Eaadsbesluit van 18 April 1907 gelijk dit sedert is herzien
en wel, zooals op de onder b bedoelde kaarten I, II, III en IV,
binnen de op die kaarten aangebrachte zwarte stippellijn,
met roode en groene lijnen en met kleuren is aangegeven;
d. aan de bepaling van de bestemming in onderdeelen bij
het onder b genoemde plan van uitbreiding, alsmede aan de
herziening, bedoeld onder c, voor Burgemeester en Wet
houders de bevoegdheid te verbinden om:
1°. de grens of de richting van een straat, gracht, plein of
plantsoen nader vast te stellen en dienovereenkomstig den
vorm der bouwblokken eenigszins te wijzigen, hetzij wanneer
bij definitieve uitmeting blijkt, dat eenige afwijking nood
zakelijk is, hetzij wanneer zoodanige afwijking in het belang
van een juiste of behoorlijke bebouwing of van het verkeer
blijkt te zijn;
2°. één of meer der geprojecteerde straten te verplaatsen
of te doen vervallen of nieuwe straten in te voegen en dien
tengevolge den vorm van enkele bouwblokken te wijzigen of
eenige bouwblokken samen te voegen of te splitsen, een en
ander wanneer zulks in het belang van het verkeer of van een
juiste of behoorlijke bebouwing blijkt te zijn;
3°. op eenig onderdeel de soort der bebouwing nader vast
te stéllen, daaronder begrepen het wijzigen, verplaatsen of
doen vervallen van terreinen voor openbare gebouwen;
4°. de op eenig onderdeel in het plan opgenomen voortuinen
te doen vervallen of te wijzigen of voortuinen op te nemen;
5°. de dwarsprofielen van de ontworpen verkeerswegen te
wijzigen;
II. vast te stellen de volgende
VERORDENING,
houdende voorschriften ten aanzien van de bebouwing en het
gebruilc van de in het uitbreidingsplan der gemeente Leiden
begrepen gronden.
AFDEELENG I.
Algcmeene Bepalingen.
Artikel 1.
Deze verordening verstaat onder uitbreidingsplan, het plan
van uitbreiding der gemeente Leiden, vastgesteld bij besluit
van den Gemeenteraad van alsmede
het bij dat besluit herziene plan van uitbreiding, vastgesteld
bij besluit van den Gemeenteraad van 18 April 1907, zooals
deze plannen in de toekomst zullen worden herzien.
Art. 2.
Op het gebied, hetwelk is gelegen buiten dat, waarvan bij
het uitbreidingsplan de bestemming in onderdeelen is bepaald,
mogen geen gebouwen worden opgericht, uitgebreid of geheel
of gedeeltelijk vernieuwd.
Burgemeester en Wethouders kunnen, in afwijking van het
in het eerste lid bepaalde, het oprichten, uitbreiden en ver
nieuwen van gebouwen al dan niet onder door hen te
stellen voorwaarden toestaan, evenwel uitsluitend indien die
oprichting, uitbreiding of vernieuwing betreft gebouwen,
welke verband houden met ter plaatse uitgeoefende bedrijven
van landbouw, tuinbouw, veeteelt en dergelijke, of gebouwen,
welke kennelijk van tijdelijken aard zijn, als clubhuizen en
kleedlokalen ten behoeve van ter plaatse uitgeoefende takken
van sport.
Onder geheele of gedeeltelijke vernieuwing, als bedoeld in
het eerste lid, zijn niet begrepen werkzaamheden tot onder
houd.
AFDEELING II.
Van de bestemming en het gebruik der gronden.
Art. 3.
De bestemming van de in het uitbreidingsplan begrepen
gronden is met kleuren op dat plan aangegeven.
Art. 4.
Het bebouwen van de voor bouwterrein bestemde gronden
moet, onverminderd de voorschriften, vastgesteld ingevolge
het bepaalde bij de artikelen 1 en 2 van de Woningwet,
geschieden met inachtneming van hetgeen terzake van de
bebouwing in de volgende artikelen van deze afdeeling is
bepaald en verder met inachtneming van hetgeen terzake
van de bebouwing aan eiken in het uitbreidingsplan ont
worpen weg is aangegeven in de bij deze verordening
behoorende tabellen I, II, III en IY.
Burgemeester en Wethouders kunnen, al dan niet onder
door hen te stellen voorwaarden, van de bij de in het eerste üd
bedoelde tabellen aangegeven goothoogten, perceelsbreedten
en dakhellingen afwijkingen toestaan, zoomede ten aanzien
van winkelhuizen, winkel-woonhuizen en openbare gebouwen
de hoogte nader bepalen.
Art. 5.
Voor zooveel de gronden, welke voor bouwterrein zijn
bestemd, niet door gebouwen worden ingenomen, zijn zij
tot tuin bestemd.
Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde
in het eerste lid, al dan niet onder door hen te stellen voor
waarden, afwijking toestaan.
Art. 6.
Het bouwen moet zoodanig geschieden, dat een, naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders, architectonisch
bevredigende aansluiting aan de bestaande bebouwing wordt
verkregen.
Art. 7.
De richting van goten en nokken van kappen moet even
wijdig zijn aan de richting van de straat.
Burgemeester en Wethouders kunnen, al dan niet onder
door hen te stellen voorwaarden, het maken van topgevels
en dergelijke toestaan.
Art. 8.
Zijgevels mogen aan de openbare straat slechts worden
opgericht aan de korte zijde van de donker getinte strook
langs de begrenzing van de bij het uitbreidingsplan voor
bouwterrein bestemde gronden.
Burgemeester en Wethouders beslissen in elk voorkomend
geval, of aan de bepaling van het eerste lid wordt voldaan.
Art. 9.
Bij villa's moet ter weerszijden van het gebouw een open
strook grond behooren.
De gezamenlijke breedte van die strooken moet, gemeten
van het meest uitstekende gedeelte -van elk der zijgevels
tot de zij erfscheiding, ten minste bedragen 7 meter bij enkele
villa's, 9 meter bij dubbele villa's en 12 meter bij drie villa's
onder één kap.
De breedten der strooken mogen verschillen, met dien
verstande, dat geen strook een geringere breedte mag hebben
dan ten minste 3 meter bij enkele villa's, 4 meter bij dub
bele villa's en 5 meter bij drie villa's onder één kap.
Art. 10.
De bij het vorige artikel voorgeschreven open strooken
tusschen de gebouwen, zoomede de ruimten, welke bij open
bebouwing tusschen de bouwblokken moeten worden ge
laten, mogen, behoudens het bepaalde bij artikel 15, eerste
lid, niet worden bebouwd.
Art. 11.
Op de gronden, welke bij het uitbreidingsplan zijn be
stemd voor den bouw van winkelhuizen, mogen, met toe
stemming van Burgemeester en Wethouders en met inacht
neming van de door dezen te stellen voorwaarden, winkels
met woningen, dan wel woningen worden gebouwd.
Art. 12.
Op de gronden, welke bij het uitbreidingsplan zijn bestemd
voor beteren bouw, mogen in bijzondere gevallen op hoeken
van straten, met toestemming van Burgemeester en Wet
houders en met inachtneming van de door dezen te stellen
voorwaarden, winkels of winkels met woningen worden ge
bouwd, indien een, naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders, architectonisch bevredigende aansluiting aan
de bestaande en toekomstige bebouwing zal worden ver
kregen.
Art. 13.
Op de gronden, welke bij het uitbreidingsplan zijn be-