394 MAANDAG 2 OCTOBER 1933. Verbouwing H. B. S. voor Meisjes. (Schüller) De lieer Schriller zegt, dat het beter ware geweest, indien de heer Beekenkamp niet gemaakt had de opmerking, dat de sociaal-democraten tegen deze verbouwing hebben ge stemd. Dit is zoo, maar dan had hij ook de argumenten daarvoor, zij het in het kort, moeten vermelden. Door de feiten zijn de sociaal-democraten hier weer in het gelijk gesteld. Het is wel eigenaardig, dat het College zoo weinig stukken ter beschikking van de Raadsleden heeft gesteld om een juist inzicht in deze materie te krijgen. Spreker heeft in de Leeskamer niets anders gevonden dan een rapport van den Directeur van Gemeentewerken en het Ingekomen Stuk No. 164 van 1932. Het dossier van het begin af aan was niet te vinden; noch een berekening noch een bestek was aanwezig. De raadsleden, die na het raads besluit van 15 Augustus 1932 geen enkel stuk meer hebben gezien, dat op deze zaak betrekking had, worden voor het feit gesteld, dat er niets meer aan te doen is, omdat het geld eenmaal is uitgegeven. De Raad had er recht op gehad beter te worden ingelicht dan is geschied. In het rapport van den Directeur van Gemeentewerken en in het Ingekomen Stuk van Burgemeester en Wethouders wordt gezegd, dat de meerdere kosten o.a. zijn veroorzaakt, doordat de houten trappen vervangen moesten worden door steenen trappen, maar men kan in het bestek van 10 Januari, volgens hetwelk de aanbesteding heeft plaats gehad, lezen, dat er marmeren trappen moeten worden gemaakt. Spreker begrijpt niet, hoe de Directeur van Gemeentewerken kan vertellen, dat de vervanging van de houten trappen door steenen meerdere kosten heeft veroorzaakt, terwijl de aannemingssom was gebaseerd op het aanbrengen van marmeren trappen. Het is echter nog erger. De raming van de kosten bedroeg 51.000.en de laagste inschrijver, aan wien het werk is gegund, heeft ingeschreven voor 48.300.een verschil dus van 2.700.Dat bedrag is dus ook opgemaakt. Spreker herinnert er aan, dat de Wethouder bij de behandeling van de begrooting voor 1933 hem nog al fel heeft aangevallen, omdat hij het gezag van den Directeur van Gemeentewerken zou ondermijnen, maar hij vraagt zich af, wie het gezag ondermijnt, de Directeur van Gemeente werken, die de heer Beekenkamp wees er terecht op zonder voorkennis van den Wethouder en van Burge meester en Wethouders werken uitvoert, waartoe hij geen opdracht heeft, dan wel een raadslid, dat daarop de aandacht vestigt. De Wethouder heeft in de Commissievergadering gezegd, dat de Directeur van Gemeentewerken zich wilde verdedigen met te zeggen, dat de Wethouder het bestek had geteekend en dat in het concept-bestek stond, dat er houten trappen moesten zijn, heeft de Wethouder opgemerkt: niemand, ook niet een raadslid, zal het een Wethouder, die zooveel stukken te teekenen krijgt, kwalijk nemen, dat hij, als hij het oor spronkelijke bestek vóór zich krijgt, na vooraf het concept- bestek gezien te hebben, dit teekent zonder het in te zien. Maar in het eigenlijke bestek stonden de steenen trappen. Dit is de truc geweest, waarmede de Directeur van Gemeente werken zijn handelwijze heeft willen goed praten. Dit zijn de feiten, welke aantoonen, dat niet het raadslid Schüller het gezag ondermijnt, maar de Directeur van Gemeentewerken Wat de electrische verlichting betreft, geeft spreker on middellijk toe, dat men, als men gaat breken, voor feiten komt te staan, welke men niet kon voorzien, maar dit neemt niet weg, dat de Directeur van Gemeentewerken niet zonder voorkennis van den Wethouder of van Burgemeester en Wethouders de opdracht had mogen geven om een geheel nieuwe lichtleiding te maken, denkendedat zal ik later wel met Burgemeester en Wethouders voor elkander brengen. Dat komt niet te pas. Had hij aan den Wethouder of aan Burgemeester en Wethouders medegedeeld, dat hij aan vankelijk had gedacht, dat de lichtleiding ten deele nog bruikbaar was, maar dat dit was tegengevallen en dat er een geheel nieuwe moest komen, dan had niemand bezwaar gehad om de gelden daarvoor te voteeren. Indien ook was gebleken, dat de houten trap noodzakelijk vervangen moest worden door een steenen, dan zou de Raad en ook spreker niets daartegen hebben gehad, ,,maar het gaat over de wijze, waarop het gebeurd is". Terecht heeft de heer Beekenkamp, toen de notulen van de Commissie van Fabricage, wat zijn oordeel hierover betreft, te zacht waren gesteld, op verscherping daarvan aangedrongen. De aanwezige Commissieleden hebben onomwonden hun scherpe afkeuring over deze handelwijze van den Directeur geuit; dit rapport lag evenwel niet bij de stukken. Mochten de raadsleden dit ook niet zien? Waarom wordt deze zaak weer Verbouwing H. B. S. voor Meisjes. (Schüller e.a.) zoo angstvallig behandeld? Er valt in dezen niets meer te praten, want de aannemer moet zijn geld hebben. Door het College is indertijd medegedeeld, dat het maatregelen had getroffen, zoodat overschrijding niet meer zou plaats hebben. Het gebeurt nu weer, alsof er geen vuiltje aan de lucht is en de Directie Van Gemeentewerken trekt er zich niets van aan. Wie ondermijnt nu het gezag? Niet het raadslid Schüller, maar de Directeur van Gemeentewerken. De heer Huurman kan niet begrijpen, dat deze raming met 10.000.is overschreden. Bij de verbouwing van een oud gebouw kunnen zich dingen voordoen, die men van te voren niet heeft kunnen voorzien, maar de hier genoemde zaken, het maken van een steenen trap in plaats van een houten, de nieuwe lichtleiding, de stoffeer ing van ver schillende lokalen, had men wel kunnen voorzien. Wanneer bij het sloopen was gebleken, dat b.v. een balklaag verteerd of schoorsteenen in slechte conditie verkeerden en vernieuwd moesten worden, dan kan spreker een dergelijke overschrijding billijken, maar wat nu gebeurd is, geeft spreker aanleiding te veronderstellen, dat het plan niet met voldoende zorg is opgezet. Nu wordt hier wel gesproken van den Directeur van Gemeentewerken, is dit nu wel juist? De Directeur moet toch in dit opzicht vertrouwen kunnen stellen in zijn hoofd ambtenaren. De hoofdambtenaren zijn belast met het uit werken en begrooten van plannen. Spreker weet niet of hierbij dezelfde hoofdambtenaar betrokken is, die indertijd ook den bouw van het politiebureau geleid heeftdaar heeft de gemeente ook een beduidend bedrag boven de raming moeten bijleggen. Het bureau is toch voldoende bezet om aan het begrooten der plannen meer zorg te besteden. Indien de Raad geweten had, dat deze verbouwing zooveel meer zou kosten dan geraamd, is het de vraag of hij wel tot deze verbouwing besloten had. Dit is toch de paarden achter den wagen spannen. Wanneer dit zich telkens voordoet, kan men op de ambtenaren in dit opzicht niet behoorlijk staat maken; dan moeten deze als niet geschikt voor deze werkzaamheden beschouwd worden. De Raad wordt hier gesteld voor een fait accompli. Dit bedrag moet worden toegestaan; daaraan is niets te doen. De Raad wordt echter telkens voor dergelijke feiten gesteld en dat acht spreker niet de juiste handelwijze. Spreker hoopt, dat het thans de laatste keer is. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller er op wees, dat in het bestek alleen was opgenomen de vervanging van de houten trap door een steenen, dat dit dus het tekort niet heeft veroorzaakt. Na is de inschrijvingssom nog ƒ2.700.beneden de raming gebleven, zoodat de begrooting is overschreden met 10.000.— 2.700.—, 12.700.— het maken van de steenen trappen, want, aangezien dat reeds in het bestek was opgenomen en de inschrijving beneden de raming was gebleven, behoefde over die steenen trappen niet meer te worden gesproken. Die ƒ10.000.en die ƒ2.700.moeten dus alleen gevonden worden in de stoffeering en in de elec trische lichtleidingen. Spreker meende goed te doen hierop even te wijzen, omdat de Raad anders van den Wethouder te hooren zou krijgen, dat die steenen trappen moesten worden ge maakt. Die trappen kunnen worden uitgeschakeld, want, als men ze inschakelt, moet het bedrag van het tekort worden verhoogd. Nu wordt er gezegd, dat de Raad het geld moet voteeren, omdat het reeds is uitgegeven. De Raad kan het ook niet voteeren en dan uitzoeken wie aansprakelijk is voor deze overschrijding. De Raad heeft er geen toestemming toe gegeven en wordt achteraf voor het feit gezet, dat het geld is uitgegeven. Men mag wel redelijke argumenten aanvoeren om de raadsleden te overtuigen, dat zij het geld moeten toestaan. Spreker begrijpt, dat het moeilijk is het te weigeren, maar de Raad heeft recht op een behoorlijke toelichting, waarom de overschrijding heeft plaats gehad. Het is beter, dat er dingen worden gezegd, die voor een ambtenaar wellicht minder aangenaam zijn, dan dat er getracht wordt met een foutieve voorstelling van zaken zooals het geval is ten aanzien van de houten en de steenen trappen dit voorstel er door te sleepen. Dit acht spreker niet alleen onjuist, maar z. i. mag het ook niet gebeuren. De heer Splinter wil beginnen met te verklaren, dat het ook voor Burgemeester en Wethouders niet aangenaam is met een overschrijding van 10.000.in den Raad te komen. Naar aanleiding van het betoog van den heer Huurman, die de hoop uitsprak, dat dit de laatste maal zou zijn en niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 6