402
MAANDAG 2 OCTOBER 1933.
Interpellatie-van Stralen i.z. wijziging van de Rijkssteun-
Bosman e.a.) regeling; enz.
zeer nuttig object voor werkverschaffing; men ziet dan ook
dat veel gemeenten gaandeweg sportparken gaan aanleggen,
terwijl die parken een succes blijken te zijn. Spreker hoopt,
dat de Wethouder in die richting ook stappen zal willen doen.
Verder vestigt spreker de aandacht op den Wassenaarsche-
weg. Eenige jaren geleden heeft de gemeente daar de noodige
terreinen al gekocht, die terreinen krijgen dan waarde als
bouwterrein. Het lijkt spreker ook een zeer goed object om
in uitvoering te nemen, en daardoor het aantal werkloozen
te doen verminderen.
Mevrouw Braggaarde Boes vraagt, of het College zelf
ook wel van meening is, dat deze verslechting niet door
gevoerd moet worden. Spreekster is niet de meening toe
gedaan, dat de Wethouder in dezelfde mate als de sociaal
democraten deze verslechting alleszins betreurt. Immers,
ook onder de leiding van dezen Wethouder was het in Maat
schappelijk Hulpbetoon toch nooit gewoonte om de ver
diensten van de gehuwde vrouw met kinderen niet in aftrek
te brengen. Men bedenke toch, dat wanneer een moeder, die
thuis kinderen te verzorgen heeft, noodgedwongen uit werken
gaat om er wat bij te verdienen, dan de nood hoog gestegen
is; wanneer men hun dat geld weer afneemt, zal men hen
zeker radeloos maken. Betreurt nu het College dezen maat
regel van den Minister evenzeer als de sociaal-democraten?
Spreekster dringt er op aan, dat de Minister hierop door
het College wordt gewezen.
De heer Romijn heeft aan zijn betoog in eersten termijn
niet veel meer toe te voegen, omdat het daarna gesprokene
eigenlijk bxiiten de zaak om gaat.
Op de vraag van den heer van Stralen, of er voor het
College geen aanleiding bestaat zich nogmaals tot den Mi
nister te wenden, heeft de heer "Wilmer reeds geantwoord,
dat het niet op den weg van het College of van den Raad
ligt om over dit onderwerp te requestreerendit heeft de
beraadslaging meermalen uitgewezen. Er bestaat een Com
missie van Overleg, die het contact verzorgt tusschen de
Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en het Departe
ment en die gevormd is door de middelgroote gemeenten;
ook daarvan heeft het College geen bericht gehad, doch het
is wel mogelijk bij die vereeniging te informeeren in hoeverre
er overleg heeft plaats gehad en wat zij meent dat moet
gebeuren, maar het College acht het ongeschikt en onge-
wenscht om zelfstandig te requestreeren.
Verder wenscht men uitbreiding van het lijstje werk
verschaffingsobjecten. Het College meende de burgerij een
weldaad te bewijzen door te trachten eindelijk eens tot
demping van het Levendaal te komen. Omdat vaststaat,
dat dit niet gebeuren zal wanneer dit niet gegoten wordt in
den vorm van werkverschaffing, is het College deze richting
uitgegaanhet is op het oogenblik doende om deze zaak met
den grootsten spoed voor elkaar te krijgen; helaas komt
deze spoed niet tot uitdrukking, omdat het helaas nood
zakelijk is met allerlei commissies overleg te plegen, allerlei
dingen te doen onderzoeken en allerlei wenschen naar voren
te laten brengen. Het College heeft dit niet alleen voor het
zeggen, ook het Departement moet zijn oordeel geven; het
College is bezig een vorm te vinden, die de belanghebbenden
in deze zaak zooveel mogelijk bevredigt; de Raad zal alle
gelegenheid hebben over een eventueel voorstel terzake van
het College zijn standpunt te bepalen. Men moet die lijst
echter niet nog uitbreiden; het kost al moeite genoeg om
deze werken te entameeren en langzamerhand tot een moge
lijkheid van verwezenlijking te brengen; spreker is heilig
overtuigd onderweg te zullen verongelukken, als er nog
andere objecten bij komen, zoodat hij dan in het geheel
geen resultaten krijgt. Intusschen, de projecten van den
Wassenaarscheweg en van de sportvelden hebben nog altijd
de aandacht van het College; het is niet 'uitgesloten, dat te
eeniger tijd een voorstel dienaangaande den Raad zal be
reiken.
De vraag van mevrouw Braggaar, welke de opinie is van
het College omtrent de beslissing van den Minister, meent
spreker niet te behoeven te beantwoorden. De gemeenteraad
is niet de plaats om elkanders meening over verschillende
zaken te vragen. De Minister heeft met het oog op 's lands
belang dezen maatregel genomen en daarmede is het uit.
De keuze, welke de gemeenteraad heeft, is deze: óf de wijzi
gingen niet invoeren en het Rijkssubsidie laten schieten óf
de wijzigingen wel invoeren en het Rijkssubsidie behouden.
Het stellen van academische vragen, of dit wensehelijk is,
of dat mogelijk is, of dit of dat niet zoo zou kunnen enz. is
weinig vruchtbaar, zoolang men niet de noodige gegevens
en cijfers vóór zich heeft om te beoordeelen, of iets al dan
niet uitvoerbaar is.
Interpellatie-van Stralen i.z. wijziging van de Rijkssteun-
(van Stralen e.a.) regeling; enz.
De heer van Stralen zegt, dat de houding, welke Burge
meester en Wethouders in deze zaak innemen, sprekers
fractie zeer teleurstelt. Het College acht een optreden als
de Regeering nu doet en misschien nog verder zal doen zoo
vanzelfsprekend, dat het dit zonder bezwaar aanvaardt.
Van dit College is blijkbaar heel weinig te verwachten
terzake van tegenstand tegen deze en eventueele verdere
verslechtingen, welke de Regeering wil invoeren. Het wil
of durft zelfs niet antwoorden op de vraag van mevrouw
Braggaar, of het dezen maatregel van den Minister billijk
vindt, uit vrees, zich aan koud water te branden. Al zou
de gemeente er weinig aan kunnen doen, indien de Regeering
dezen maatregel doorzette, dan nog zou de gemeenteraad
mogen weten, hoe het College er tegenover staat. De werk-
looze gezinnen zijn niet tevreden gesteld met de mededeeling,
dat het zoo moet en niet anders kan; zij stellen er prijs op
te weten, hoe het bestuur van de stad over deze belangrijke
zaak denkt. Met alleen een verwijzing naar den Haag zijn
de gemoederen niet tot kalmte te brengen en kan men de
menschen niet overtuigen, dat zij moeten aanvaarden wat
zij niet wenschen.
Het gaat hier om zeer beduidende verslechtingen en het
stelt spreker met name van den heer Wilmer zeer teleur,
dat deze meende daarover geen woord te moeten zeggen,
dat hij alleen ziet het Rijkssubsidie en nogmaals het Rijks
subsidie en dat hij niet ziet het groote nadeel, dat aan tal
van gezinnen wordt berokkend. Hij zal het misschien politiek
van de S.D.A.P. noemen, maar het kan er bij spreker niet
in, dat men hier die verslechtingen maar slikt zonder een
woord van afkeuring of verzet, alleen met een beroep op de
financiën van de gemeente. Spreker heeft gezegd: al zou
men daarvoor moeten en willen zwichten, dan zou daarbij
toch passen een woord van protest tegen degenen, die meenen
op deze wijze bezuiniging te moeten aanbrengen, waarbij
het geld moet komen uit de zakken van de werkloozen,
welke toch al leeg zijn. In den Raad is de vertegenwoordiger
van de Roomsch-Katholieke fractie er niet eens toe te brengen
daartegen een protest te doen hooren. Het ziet er dan ook
slecht uit voor de belangen van de personen, voor wie de
heer Wilmer hier ook zit, die tenslotte alles zullen moeten
dulden wat te dien opzichte wordt voorgeschreven.
Deze verslechtingen zijn niet de eenige. Het blijkt niet
zoo naarbuiten, maar de steunregeling wordt toch al bij de
week en bij den dag slechter gemaakt door de verschillende
aanschrijvingen van het Departement, om op alles te letten;
zoo moeten steeds gecontroleerd worden de loonen in de
bedrijven; de steunbedragen moeten aan die telkens verlaagde
loonen worden aangepast. Waar dus de gezinnen der werk
loozen van steeds lagere bedragen moeten rondkomen, omdat
als grens is gesteld 65 van het inkomen, dat door werken
zou kunnen worden verdiend, wordt de ellende in die gezinnen
steeds vermeerderd.
Inzake de uitvoering in werkverschaffing van de demping
van het Levendaal zal spreker wachten tot het desbetreffende
voorstel van het College,- maar het spreekt vanzelf, dat de
sociaal-democraten met deze zaak geen genoegen kunnen
nemen. Als het College zich zoo gemakkelijk aanpast aan
circulaires van het Departement, dan moet toch deze zaak
in den Raad besproken worden, zij het niet nu, maar dan
toch bij de begrooting; dan is het de beste gelegenheid.
Over deze zaak kunnen toch de sociaal-democraten niet
zwijgen; hier staan groote belangen op het spel. In plaats
van knecht te zijn van de Regeering en uitvoerder van de
bevelen van het Departement heeft het College toch een
andere taak, n.l. om toe te zien, dat aan de belangen van de
Leidsche ingezetenen, waaronder toch zeker ook te begrijpen
zijn de gezinnen der werkloozen, aandacht wordt geschonken.
Spreker zal geen voorstellen doen; hij zou dit misschien
wel gedaan hebben, indien hij van den heer Wilmer een
ander geluid had gehoord, maar nu blijkbaar een voorstel
van hem geen kans zou hebben, zal hij dit ook achterwege
laten.
De heer Wilmer zegt, dat het door hem ingenomen stand
punt den heer van Stralen niet heeft kunnen verwonderen,
daar spreker dit steeds heeft ingenomen. Het betreft hier een
verslechting van den werkloozensteun, waarmede spreker
volstrekt niet sympathiseert, die echter niet speciaal voor
Leiden is ingevoerd, maar voor het geheele land, voor alle
gemeenten. Nu zou het onzin zijn wanneer Leiden ging pro
testeeren tegen een voor het geheele land ingevoerde ver
slechting dat ligt niet op den weg van deze gemeente en dat
zou ook niets baten. Het in deze gemeente door de S.D.A.P.
ingenomen standpunt is ook zeer zonderling; in geen enkele
gemeente van ons land wordt, als spreker zich niet vergist, door
de sociaal-democraten ook maar zelfs een voorstel gedaan