400 MAANDAG 2 OCTOBER 1933.
Interpellatie-van Stralen i.z. wijziging van de Rijkssteun-
(Romijn e.a regeling enz.
bedoeld in art. 18 der steunregeling, gesplitst te worden in
een regeling voor „dubbel uitgetrokkenen" en „reglementair-
nog-niet-rechthebbenden", voor welke categorieën de steun
krachtens de bij dit artikel gestelde normen moeten worden
vastgesteld, en een regeling voor de niet-verzekerden (on
georganiseerden).
De steunregeling voor laatstbedoelde groep moet hierop
neerkomen, dat de uitkeeringen tenminste 50 cent blijven
beneden het steunbedrag, dat de betrokkenen zouden ont
vangen, indien zij als „dubbel-uitgetrokkenen" zouden
worden gesteund.
Uw College gelieve met deze mijne beslissing te doen
rekening houden."
Het College heeft gemeend tot invoering van deze door
den Minister voorgeschreven wijziging te moeten overgaan
om de subsidieregeling niet in gevaar te brengen. Het is
het College bekend, dat wanneer aan de beschikkingen
van het Departement op dit gebied geen gevolg wordt ge
geven het Departement dan weigert de bestaande subsidie
regeling te bestendigen en de toegezegde bedragen uit te
keeren.
Waar het naar het oordeel van het College niet verantwoord
is dat subsidie in de waagschaal te stellen, heeft het opdracht
gegeven met die wijzigingen in de steunregeling rekening-
te houden.
Naar aanleiding van vraag 4 kan spreker mededeelen, dat
vanwege het Departement omtrent de brandstoffenvoor-
ziening nog niets is bekend gemaakt. Intusschen heeft het
College reeds lang geleden stappen gedaan, zooals den heer
van Stralen bekend is, want het heeft in den afgeloopen
zomer de zaak ter sprake gebracht in de Commissie van Ad
vies voor Sociale Zaken. Die Commissie heeft aan het College
een eenstemmig advies uitgebracht in dien zin, dat de brand
stoffen in natura zullen worden verstrekt, geen geldbons
zullen worden uitgereikt en dat de brandstoffen in zoodanige
hoeveelheid zullen worden verstrekt als door de ministerieele
regeling wordt mogelijk gemaakt, terwijl er naar dient te
worden gestreefd niet alleen parelcokes, doch ook eierkolen
te geven. Burgemeester en Wethouders zijn voornemens dat
advies geheel te volgen.
Alvorens met de brandstoffenvoorziening een aanvang kan
worden gemaakt, moet worden afgewacht een bericht van
het Departement omtrent de bedragen, welke beschikbaar
kunnen worden gesteld, en de periode, gedurende welke de
verstrekking mag plaats hebben.
Op vraag 5 luidt het antwoord als volgt:
Zooals aan den heer van Stralen bekend is, is het College
voornemens aan den Raad voor te stellen de demping van
het Levendaal, den aanleg van den Oegstgeesterlaan en het
afgraven van het kerkhof in werkverschaffing te doen uit
voeren. Het College heeft spreker opgedragen met die zaken
den meesten spoed te betrachten en hij doet zijn uiterste
best om dat te honoreeren. In de maand Juli heeft spreker
een vergadering gehouden met de Commissie van Advies
voor Sociale Zaken; de Commissie wilde toen nog nadere
inlichtingen hebben; daarna is in de maand September
wederom een vergadering gehouden en toen heeft de Com
missie aan Burgemeester en Wethouders geadviseerd nog
eens nader overleg te plegen met een commissie voor werk
verschaffing, gevormd zoowel uit de bonden van patroons
als uit die van werknemers. Dat overleg heeft inmiddels
plaats gehad en Burgemeester en Wethouders hebben aan
de daarvoor in aanmerking komende diensten opgedragen de
noodige maatregelen betreffende deze zaak voor te bereiden.
Het College is dus doende met grooten spoed te trachten
werkgelegenheid te scheppen ten einde de vele werkloozen
aan het werk te kunnen stellen.
De heer van Stralen wijst er op, dat de Wethouder begon
met de mededeeling, dat Burgemeester en Wethouders niet
officieel kennis hebben genomen van een voornemen van
de Regeering om de steunregeling slechter te maken, maar
bij de beantwoording van een der laatste vragen wel sprak
van een officieele kennisgeving van de Regeering betreffende
een zoodanige verslechtering.
De heer Romijn doet opmerken, dat het geen voornemen
is, maar een gevolg geven aan een bepaald besluit.
De heer van Stralen zegt, dat de bedoeling van zijn vraag
natuurlijk was om te vernemen, of Burgemeester en Wet
houders op eenigerlei wijze kennis hadden gekregen van een
voornemen der Regeering waarmede ook is bedoeld een
besluit van de Regeering om verslechtingen in de steun
regeling aan te brengen. Nu valt de Wethouder over een
woord en omdat de vraag niet precies zoo is gesteld, vindt
Interpellatie-van Stralen i.z wijziging van de Rijk-steun-
(van Stralen.) regeling enz.
hij aanleiding om op vraag 1 te antwoorden, dat hem van
een voornemen der Regeering niets bekend is, terwijl hij
even later zegt, dat hij wel iets weet van een besluit der
Regeering.
Daarmede heeft de Wethouder blijkbaar bedoeld vraag 2
te beantwoorden op de wijze, waarop hij dat heeft gedaan.
Hij neemt blijkbaar het standpunt in, dat mededeelingen
van den Minister inzake wijziging van de steunregeling door
Burgemeester en Wethouders slechts aanvaard kunnen
worden, omdat anders de subsidie-regeling in gevaar komt.
Dit laatste houdt er het College blijkbaar van af om stappen
te doen teneinde het besluit van den Minister gewijzigd te
krijgen. Spreker acht die houding van het College niet juist.
Blijkens een mededeeling van den Wethouder omtrent de
wijzigingen, welke vanaf 1 October in de steunregeling worden
aangebracht, zijn die wijzigingen van zoodanige strekking
en van zoodanig belang, dat het zeer gewenscht zou zijn
daarover met de Regeering nader overleg te plegen en te
trachten haar van dat voornemen of besluit terug te brengen.
Spreker denkt, dat de steun van een zeer groot aantal ge
zinnen met een aanzienlijk bedrag, n.l. 2/3 van 4.-zal
worden verminderd, hetgeen in die gezinnen een zeer schade
lijke uitwerking hebben zal. Indertijd is er in den Raad sterk
op aangedrongen, dat het vrij geven van een bedrag, dat
door de vrouw mocht worden verdiend, zou worden gehand
haafd, en, toen de Minister dat bedrag op ƒ4.had gesteld,
is door de rechterzijde een voorstel gedaan dat bedrag op
ƒ5.te brengen en daarop de goedkeuring van den Minister
te vragen. Daaruit blijkt, dat de Raad sterk hecht, niet
alleen aan behoud van een dergelijke bepaling in de steun
regeling, maar ook aan de verbetering daarvan.
De Regeering heeft blijkbaar besloten vanaf 1 October
die bepaling uit de steunregeling te schrappen. Het is de
vraag nog, of de Minister het doel, dat hij daarmede wil
bereiken, n.l. bezuiniging op de uitgaven voor de werkloozen-
zorg, werkelijk zal bereiken, want het is begrijpelijk dat,
wanneer van eiken gulden, welken de vrouw, door zich van
haar gezin los te maken, kans ziet te verdienen, 66 cent in
mindering wordt gebracht op den steun van haar man, de
vrouw weinig animo zal hebben haar gezin te verlaten, met
al de daaraan klevende bezwaren, om met een bedrag van
33 cent per verdienden gulden te worden bevoordeeld.
Behalve dat het buitengewoon slecht zal werken op de
gezinnen, acht spreker het een zeer onverstandigen maat
regel van de Regeering om op die wijze te willen bezuinigen
op de uitgaven voor de werkloozenzorg. Hij wenscht op de
een of andere wijze door den Raad te laten uitspreken, of
deze het eens is met het standpunt van het College, dat,
als er uit den Haag een bericht komt, dat de steunregeling
moet worden gewijzigd, daaraan direct gevolg moet worden
gegeven, en of er naar het oordeel van den Raad geen aan
leiding bestaat een schrijven tot den Minister te richten,
met verzoek het meergenoemd besluit in te trekken, omdat
het naar de meening van Burgemeester en Wethouders on
juist is. Hij wil daaromtrent iets vastleggen in een door den
Raad te nemen besluit, omdat, wanneer de Raad in dezen
niets deed, de Minister nog op verschillende andere punten
de steunregeling slechter zou kunnen maken, terwijl de Raad
daaraan maar steeds niets zou kunnen doen, terwijl de Raad
spreker is blij, dat dit hier meermalen vastgesteld is op
het standpunt staat, dat de steunregeling niet slechter be
hoort te worden gemaakt; het zou jammer zijn, wanneer
dan geen maatregelen zouden worden genomen om daaraan
te ontkomen. Is het tenslotte niet beter om, wanneer een
gemeentebestuur op een dergelijke wijze wordt verplicht door
de Regeering om bepaalde dingen, desnoods tegen den wensch
van den Raad of van het College in, door te voeren, afstand
te doen van het subsidie, omdat men door aanvaarding daar
van alle rechten zou prijsgeven niet alleen, maar ook eigenlijk
onmondig verklaard zou worden inzake de behandeling van
de werkloozen en hun gezinnen en dit geduldig zou moeten
overlaten aan het Departement, dat dan wel zou uitmaken,
hoe hoog of hoe laag het steunbedrag dan wel mag zijn.
Spreker had het antwoord van den Wethouder op vraag 4
wel verwacht. De Regeering heeft in den regel niet zoo heel
veel haast met dergeüjke dingen. Misschien komt het den
heeren, die daarover te zeggen hebben, aan het einde van
deze maand, wanneer zij het zelf een beetje huiverig krijgen,
wel eens in de gedachte, dat het eind October is en dat het
nu toch tijd wordt even te bedenken, of er in de gezinnen
van de werkloozen misschien koude geleden wordt. Wanneer
de Regeering dan zeer laat met een circulaire aan de ge
meentebesturen komt, inzake de verstrekking van brandstoffen
of van een toeslag, dan staat men alweer voor een voldongen
feit en zal dit misschien weer hals over kop uitgevoerd
moeten worden en zal de Raad geen gelegenheid krijgen om