124
De aandacht wordt er op gevestigd, dat het jaar 1932 Yoor een overzicht van de finaneiëele gevolgen van den
het eerste is, waarin de op 1 Mei 1931 in werking getreden nieuwen toestand over de jaren 1930, 1931 en 1932 wordt
wet op de finaneiëele verhouding tusschen het Eijk en de verwezen naar onderstaand staatje.
Gemeenten ten volle haar invloed heeft doen gelden.
1930
1931
1932
Uitkeering van het Eijk per inwoner
voor bijdrage in de jaarwedden van
Burgemeester en Secretaris (over 1931 3/4 ged.)
Uitkeering uit het Gemeentefonds (over 1931 3/4 ged.)
Opbrengst van de straatbelasting (over een vol jaar).
Hoofdsom der grondbelasting (over een vol jaar)
Hoofdsom der personeele belasting (over een vol jaar)
Gemeentelijke inkomstenbelasting
60 opcenten hoofdsom gemeentefondsbelasting (over 1931
Af: kwade posten gemeentelijke inkomstenbelasting
200.855.—
600.—
1.754.036.x)
2.250.—
811.350.—
215.850.—
139.800.—
245.000.—
679.362.—2)
265.417.—
3.000.—
1.097.714.—
221.643.—
144.000.—
250.000.—
v
443.230.—
1.955.491.—
113.242.—
2.359.029.—
11.442.—
2.159.587.—
1.842.249.— 2.347.587.—
2.159.587.—
Over 1932 werd derhalve aan uitkeering krachtens de wet
betreffende de finaneiëele verhouding tusschen het Eijk en
de Gemeenten en aan belastingen tezamen 317.338.meer
ontvangen dan over 1930, doch 188.000.minder dan
over 1931.
Aarn winst en retributie van de Lichtfabrieken werd in
1932 225.329.37 meer ontvangen dan over 1930 en
191.819.47 meer dan over 1931.
Daarentegen bedroegen de netto-uitgaven op Hoofdstuk
IX 1 „Ondersteuning aan behoeftigen" over 1932 respec
tievelijk ƒ224.391.44 en ƒ153.474.89 meer dan over 1930 en
3931, de netto-uitgaven op Hoofdstuk IX 2 „Ondersteuning
aan werkloozen" over 1932 respectievelijk 466.353.46 en
ƒ391.648.67 meer dan over 1930 en 1931.
Voorts werd aan „Subsidiën aan werkloozenkassen" over
1932 respectievelijk 70.245.75 en 5.012.67 meer betaald
dan over 1930 en 1931.
Vervolgens was de uitgaaf aan rente en aflossing van
geldleeningen der gemeente over 1932 122.442.93 liooger
dan over 1930 en 16.730.19 hooger dan over 1931, waarbij
wel in aanmerking moet worden genomen dat, zooals hier
boven reeds wordt medegedeeld, tengevolge van eene andere
wijze van boeking, 57.600.minder aan rente ten laste
van den dienst 1932 is gekomen, dan op de begrooting was
uitgetrokken.
Voor een meer gedetailleerde opgave van de verschillen
-tusschen de rekening en de begrooting, wat betreft den
gewonen dienst, verwijzen wij naar het hieronder volgend
overzicht, dat hoofdstuksgewijze is samengesteld.
Hoofdstuk I Vroegere diensten).
Het batig slot, geraamd op „nihil", bedraagt 128.230.92
Zie de toelichting hierboven.
Hoofdstuk II Algemeen beheer).
Het batig slot, oorspronkelijk geraamd op 783.650.
bedraagt 792.125.48, d. i. 8.475.48 hooger. Vermits een
bedrag van 3.496.wegens in 1932 niet-verwerkte credieten
op den dienst 1933 wordt overgebracht, bedraagt het voor-
deelig verschil feitelijk slechts 8.475.48 3.496.
ƒ4.979.48.
De uitkeering uit het Gemeentefonds ingevolge artikel 3
onder b der wet van 15 Juli 1929 (S. 388), welke was uit
getrokken op 1.085.478.bedroeg 1.097.717.34 of
12.239.34 meer.
Daarentegen moesten verschillende uitgaafposten worden
verhoogd, o. a. volgn. 230 „Uitgifte van het verslag van de
Handelingen van den Gemeenteraad met de Ingekomen
Stukken" met 3.013.35, terwijl op volgn. 256». „Kosten
van het ontwerpen van een uitbreidingsplan", oorspronkelijk
op „nihil" uitgetrokken, 1.902.86 werd uitgewezen.
Hoofdstuk III (Openbare veiligheid).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 637.318.
bedraagt 609.360.16, d. i. ƒ27.957.84 minder. Aangezien
nog een bedrag van 4.782.wegens onverwerkte credieten
op den dienst 1933 wordt overgebracht, bedraagt het voor-
deelig verschil feitelijk ƒ23.175.84.
Op den post „Belooning inspecteurs en agenten van politie"
werd 10.866.12 minder uitgegeven, dan oorspronkelijk
geraamd was, volgn. 273 „Onderhoud der lantaarns en
verdere kosten van verlichting" leverde een overschot van
3.952.12 op, terwijl de kosten van pensionneering enz.
2.751.55 beneden de raming bleven.
Voorts bleven de uitgaven op verschillende posten be
neden de raming, en werd op enkele ontvangstposten meer
ontvangen, dan geraamd was.
Hoofdstuk IV (Volksgezondheid).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 18.293.
bedraagt 8.143.43. Vermits nog enkele posten, subsidie
drankbestrijdersvereenigingen 600.bijdrage exploitatie
badhuis „de Bendracht" 5.600.en subsidie Vereeniging
tot bestrijding der tuberculose 2.000.tezamen 8.200.
als nog te betalen naar den dienst 1933 worden overgebracht,
daarentegen een bedrag van 1.863.89 nog nader te verhalen
is, bedraagt het nadeelig saldo feitelijk 8.143.43
_j_ 8.200.1.863.89 14.479.54, d. i. 3.813.46 min
der dan geraamd is.
De kosten van den geneeskundigen en gezondheidsdienst
waren 1.191.40 hooger, dan geraamd was, die van zieken
verpleging van minvermogenden, welke op 30.000.waren
geraamd, vereischten eene hoogere uitgaaf van 6.037.39,
terwijl ten slotte de kosten van opname van Leidsche kinderen
in het internaat voor kleuters, te Katwijk, welke voor
„memorie" waren uitgetrokken, over 1932 4.247.88 be
droegen.
Daarentegen werd ter zake van de Duinwaterleiding
7.204.06 meer ontvangen, dan geraamd was, vermits het
voordeelig verschil over 1932 tusschen de baten en lasten
voortvloeiende uit den aankoop der aandeelen enz. van de
Leidsche Duinwater Mij, dat voor 1932 was uitgetrokken op
6.309.niet aan Hoofdstuk IV van den kapitaaldienst
werd uitgekeerd.
Hoofdstuk V (Volkshuisvesting).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 79.570.
bedraagt ƒ54.863.64, d. i. ƒ24.706.36 gunstiger.
Aan „rente van geldleeningen" kwam tengevolge van de
boven aangegeven wijze van boeking 19.022.01 minder ten
laste van hoofdstuk V, dan geraamd was.
Voorts bleef het aandeel der gemeente in de bijdragen
ter tegemoetkoming in de betaling van rente en aflossing
van voorschotten 5.960.83 beneden de raming.
Hoofdstuk VI (Openbare werken).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 426.193.'
bedraagt 386.356.39, d. i. 39.836.61 gunstiger. Een bedrag
van 9.137.89 ter zake van op den dienst 1932 onverwerkt
11
11
V
1
De vermenigvuldigingsfactor werd met ingang van l Mei 1930 verlaagd van 0.9 tot 0.7. De opbrengst der gemeentelijke inkomstenbelasting, welke in
verband hiermede voor het belastingjaar 1930/1931 was geraamd op ƒ1.520.100.—, bedroeg echter 1.692.762.26de opbrengst van het belastingjaar
1929/1930 was 2.001.891.89.
2) De opbrengst over het belastingjaar 1930/1931, verminderd met het gedeelte dat op den dienst 1930 moest worden verantwoord.