GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
123
DIWBEOHGS STUKKEN.
N°. 197. Leiden, 28 September 1933.
Ter toelichting van de U aangeboden Rekening van de
Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over het jaar 1932
zij het volgende onder Uwe aandacht gebracht.
Blijkens die rekening hebben de ontvang
sten van den gewonen dienst bedragen de
som van9.344.554.56
de uitgaven van den gewonen dienst de
som van9.182.091.14
zoodat deze dienst een batig kassaldo heeft
opgeleverd van162.463.42
De ontvangsten van den kapitaaldienst
hebben bedragen de som van5.976.935.86
de uitgaven van den kapitaaldienst de
som van9.208.808.96
zoodat de kapitaaldienst sluit met een
nadeelig slot van3.231.873.10
De begrooting van den gewonen dienst werd oorspronkelijk
door Uwe Vergadering vastgesteld in ontvangst en uitgaaf
op ƒ8.427.294.—.
In den loop der jaren 1932 en 1933 werd zij, zoowel in
ontvangst, als in uitgaaf verhoogd met ƒ1.116.573.31, waar
door het eindcijfer werd gebracht op 9.543.867.31.
Voor Afdeeling II „Kapitaaldienst" werden aanvankelijk
de ontvangsten op ƒ5.700.825.en de uitgaven op
5.440.487.geraamd, alzoo sluitende met een geraamd
batig slot van 260.338.
De kapitaaldienst werd naderhand in ontvangst verhoogd
met ƒ11.169.797.10 en dus gebracht op ƒ16.870.622.10, de
uitgaaf werd verhoogd met 11.180.325.67 en dus gebracht
op ƒ16.620.812.67.
Het verschil tusschen de verhooging van de ontvangsten
en die van de uitgaven bedraagt derhalve 10.528.57
11.180.325.67 11.169.797.10), welke verschil is ont
staan door eenige wijzigingen, die in den loop van 1932 en
1933 in den kapitaaldienst van 1932 werden aangebracht.
Ter toelichting van den gewonen dienst merken wij overeen
komstig het in Ingekomen Stuk No. 196 medegedeelde, nog
het volgende op:
Het voordeelig kassaldo van den gewonen
dienst ad 162.463.42
moet wegens bij het sluiten van den dienst 1932
nog te ontvangen gelden, dat dienstjaar be
treffende, worden verhoogd met65.178.23
227.641.65
Daarentegen moet in mindering worden ge
bracht een bedrag van122.679.29
wegens onbetaalde rekeningen en onverwerkt
gebleven credieten.
Het bruto voordeelig exploitatiesaldo be
draagt dus104.962.36
Hierbij moet echter in aanmerking genomen worden, dat,
indien de in bovengenoemd bedrag van 65.178.23 begrepen
Rijksbijdrage ad 15.843.83 in de kosten van de over het
tijdvak van 10 Augustus31 December 1931 aan werklooze
metaal- en textielarbeiders uitbetaalde steungelden niet ont
vangen wordt, het bruto exploitatiesaldo 15.843.83 lager
wordt en dan zal bedragen 89.118.53.
Voor de berekening van het netto-exploitatiesaldo van
den dienst 1932 moet voorts nog het volgende in acht worden
genomen.
Hoofdstuk I „Vroegere diensten" sluit met een batig
saldo van 128.230.92. Van dit bedrag is evenwel 110.052.90
op Hoofdstuk XV van den gewonen dienst overgeboekt ter
storting in het „Fonds voor Stadsverbetering en Sociale
doeleinden", terwijl vervolgens nog op diverse hoofdstukken
een bedrag van in totaal 9.579.67 werd uitgegeven ter zake
van onverwerkte of onverbruikte credieten het dienstjaar 1931
betreffende. Van vroegere diensten kwam dus 128.230.92
119.632.57 110.052.90 9.579.67) 8.598.35 aan den
gewonen dienst 1932 ten goede.
Het netto voordeelig exploitatie saldo van den gewonen
dienst 1932 bedraagt dus 89.118.53 8.598.35
80.520.18.
Op zich zelf is dit resultaat niet onbevredigend. Immers
er kan een niet onbelangrijk bedrag als batig slot van de
gewonen dienst van de rekening 1932 aan de begrooting
voor 1934 worden toegevoegd, terwijl het bedrag van
ƒ119.376.dat aanvankelijk ter gedeeltelijke dekking
van het te verwachten tekort op den dienst 1932 aan de
Algemeene Reserve werd onttrokken, niet behoefde te worden
opgenomen en dus weder tot verhooging van die reserve
kon worden aangewend.
Echter mag niet uit het oog worden verloren, dat ten behoeve
van het dienstjaar 1932 wel werd beschikt over de in 1931
uit de winst der Lichtfabrieken afgezonderde reserves
ad 175.000.(Gasfabriek 35.000.Electriciteitsfabriek
140.000.en dat, door een in 1932 ingevoerde wijziging
in het systeem van boeken 57.600.minder aan rente ten
laste van den dienst 1932 kwam dan aanvankelijk was ge
raamd.
Vóór 1932 werd namelijk de rente verdeeld over de jaren,
waarop zij betrekking had, terwijl vanaf 1932, in navolging
van de meeste andere gemeenten, de rente geheel wordt
gebracht ten laste van het dienstjaar waarin zij verschijnt,
zoodat dit gunstig verschil uitsluitend aan een administra
tieven maatregel is te danken.
Zonder deze beide bedragen nu, tezamen eene som van
232.600.uitmakende, waarop uiteraard voor 1933 en
volgende jaren niet meer kan worden gerekend, zou de ge
wone dienst van 1932, niettegenstaande de ingrijpende be
zuinigingen, welke werden ingevoerd, hebben gesloten met
een tekort van 150.000.
Uiteraard wordt de uitkomst van de gemeenterekening
over 1932 in sterke mate beïnvloed door de slechte oecono-
mische omstandigheden, waardoor de uitgaven voor armen
zorg en steunverleening aan werkloozen aanzienlijk hooger
waren, dan aanvankelijk bij de begrooting was geraamd.
De subsidie aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschap
pelijk Hulpbetoon, welke bij de vast stelling van de gemeente-
begrooting was uitgetrokken op ƒ220.500.bedroeg over
1932 447.492.89 of ƒ226.992.89 meer, terwijl voor „steun
aan uitgetrokken werkloozen", waarvoor ƒ150.000.was
uitgetrokken, ƒ646.477.33 of ƒ496.477.33 meer werd uit
gegeven.
Voorts bedroeg de bijdrage der gemeente in de kosten
van wachtgeldregelingen, welke voor „memorie" was ge
raamd, 21.433.58 en het aandeel der gemeente in de subsidie
aan werkloozenkassen netto 69.245.25 meer, dan oor
spronkelijk geraamd was.
Tenslotte vereischte de subsidie aan het Leidsch Crisis
comité eene netto-uitgaaf van 12.500.waarop niet ge
rekend was.
Tegenover deze hoogere uitgaven, welke tezamen een be
drag van rond ƒ826.000.uitmaken, kunnen, behalve de
hierboven reeds vermelde som van 232.600.nog de
volgende voordeelige factoren worden genoemd, waardoor
tenslotte de gewone dienst over 1932 sluit met een voordeelig
saldo.
In de kosten van steunverleening aan werkloozen werd
over 1932 eene Rijksbijdrage ontvangen van 133.897.93
(Maatsch. Hulpbetoon 13.738.89, Sociale Dienst 120.159.04)
Op de oorspronkelijke begrooting was terzake niets geraamd.
Voorts werden van de Lichtfabrieken de volgende hoogere
bedragen ontvangen: Gasfabriek: aan rente ƒ6.375.42, aan
retributie 2.160.aan winst 133.340.47, tezamen
ƒ141.875.89; Electriciteitsfabriek: aan rente 28.539.95, aan
retributie 15.220.50, aan winst 34.184.81,tezamen 77.945.26.
Het batig slot van Hoofdstuk XII „Belastingen", dat
oorspronkelijk was geraamd op 1.276.169.bedraagt
ƒ1.403.371.43 of ƒ127.202.43 meer, hetgeen o.a. een gevolg
is van de hoogere ontvangst ad 58.647.07 ter zake van de
gemeentefondsbelasting, de hoogere ontvangst ad 22.148.70
aan opcenten op de vermogensbelasting, tengevolge van de
verhooging van het aantal opcenten van 15 tot 50, en de
ontvangst ad ƒ30.751.86 aan belasting naar het inkomen
over vorige dienstjaren, waarop aanvankelijk niet gere
kend was.
De opbrengst van de korting op de wedden en loonen
van het gemeentepersoneel bedroeg over 1932 67.500.
terwijl de bijdragen van gemeenten e.d. ter zake van het
nijverheidsonderwijs, over 1931 en daaraan voorafgaande
jaren, in totaal 71.553.99 bedroegen d. i. 50.553.99 meer
dan was uitgetrokken.
Vervolgens bleven de fabricage-uitgaven 40.000.
beneden de raming, terwijl tenslotte ook andere posten
het nadeelig saldo van den reinigings- en ontsmettingsdienst
bleef o.a. 14.783.66 beneden de oorspronkelijke raming
belangrijke overschotten opleverden.
Terwijl de gewone dienst 1932 (buiten beschouwing latende
de ontvangsten uit vroegere diensten) sluit met een voor
deelig exploitatie-saldo van 80.520.18, sloot de dienst 1931
met een voordeelig exploitatie-saldo van 207.202.01 en
die van 1930 met een nadeelig exploitatie-saldo van
53.932.28.
Het dienstjaar 1932 is derhalve 126.681.83 ongunstiger
dan 1931, doch 134.452.46 gunstiger dan 1930.