108 N°. 177. Leiden, 25 Augustus 1933. Ter vervulling van de vacature, welke zal ontstaan ten gevolge van de periodieke aftreding van den heer Th. B. J. Wilmer als Commissaris van de Gemeentelijke Hulpbank (Gemeentelijke Bank van Leening en Geldschietbank) bieden wij U hierbij, na raadpleging van Commissarissen, de volgende aanbeveling aan: 1°. Th. B. J. WILMER. 2°. B. J. HUURMAN Dzn. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden. N°. 178. Leiden, 25 Augustus 1933. Met verwijzing naar het in de Leeskamer gelegd schrijven van de Directrice van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, betreffende de aanstelling van tijdelijke leerkrachten aan die inrichting van onderwijs en naar de te dezer zake in gewonnen adviezen van de Commissie van Toezicht op- en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, geven wij Uwe Vergadering in overweging voor den duur van den cursus 1933—1934, te benoemen aan de Hoogere Burger school voor Meisjes, tot: a. tijdelijk leeraar in wiskunde, Dr. J. D. A. Boks; b. tijdelijk leeraar in plant- en dierkunde, Dr. J. A. W. Groenewegen c. tijdelijk leeraar in rechtlijnig teekenen, J. H. Wattez; d. tijdelijk leerares in Duitsch, mej. J. H. Zaaijer. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 179. Leiden, 25 Augustus 1933. In verband met de verbreeding van het gedeelte Zoeter- woudsche Singel tusschen de Pruinstraat en de Wasstraat, tot welke verbreeding in Uwe vergaderingen van 27 Februari j.l. en 26 Juni j.l. werd besloten (Ingek. Stukken nis 50 en 131), is het noodig, dat, ter verkrijging van de gewenschte breedte van den rijweg van gemiddeld 9 M., 37 iepen aan genoemd singelgedeelte worden gerooid. Wij geven U mitsdien in overweging tot het doen rooien en tot het openbaar verkoopen van bedoelde boomen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden' N°. 180. Leiden, 25 Augustus 1933. Bij de behandeling van de gemeente-begrooting 1933 werd om praeadvies in onze handen gesteld het volgende voor stel van Uw medelid, den heer Coster: „Ondergeteekende stelt voor, om de verordening op de heffing van een belasting op openbare vermakelijkheden in dien zin te wijzigen, dat waar gelezen wordt een vloer oppervlakte van 50 M2 te veranderen in 60 M2 en waar gelezen wordt 100 M2 te veranderen in 120 M2." Dit voorstel beoogt een wijziging te brengen in artikel 6, sub 3°, van de verordening van 18 Mei 1931 (Gem. Blad N°. 15), op de heffing van eene belasting op tooneelvertoo- ningen en andere vermakelijkheden, hetwelk luidt als volgt ,,De belasting bedraagt voor het hebben van een radio toestel, een zelfwerkende piano, orchestrion, gramophoon of ander mechanisch muziekinstrument in een inrichting, waar sterke- of andere drank of eetwaren worden verkocht om ter plaatse van den verkoop te worden gebruikt en het geven of houden van muziek- of zanguitvoeringen in zoo danige inrichting, per kalendermaand, gedeelten daarvan voor een gebeele gerekend: voor localiteiten, kleiner dan 50 M2 6. van 50 M2. tot beneden 100 M2. 10. 100 M2. 200 M2. 16.— 200 M2. en daarboven 30. Aanneming van het voorstel-Coster zou derhalve een verschuiving brengen van de laagste tariefgrenzen, waar door de belasting ad f 6.voortaan zou worden geheven voor localiteiten kleiner dan 60 M2. en de belasting ad f 10.voor localiteiten van 60 M2. tot beneden 120 M2. De mindere opbrengst voor de gemeente is te becijferen op 480.per jaar, welk bedrag ten goede zou komen aa i 9 houders van muziekvergunningen. Bij de wijziging van de verordening op de heffing van de vermakelijkheidsbelasting in 1920 is de belasting op vermakelijkheden (uitgezonderd muziek- en zanguitvoerin gen) verhoogd van 10 tot 20 van de onzuivere opbrengst, derhalve met 100 Voor de z.g. muziekbelasting voor café's bedroeg de verhooging veel minder, n 1.: veor localiteiten kleiner dan 50 M2 50 (van f 4.tot/6 voor localiteiten van 50 M2 tot beneden 100 M2 33j (van 7.50 tot 10. vcor localiteiten van 100 M2 tot beneden 200 M2 28 (van f 12.50 tot f 16. voor localiteiten van 200 M2 en daarboven 20 (van 25.tot 30. Bij de laatste wijziging van de verordening in 1931 zijn de tarieven voor de muziekbelasting onveranderd gebleven. Y:.n alle gemeenten, waar de belasting berekend wordt naar dezelfde oppervlaktematen, is te Leiden de belasting, juist voor de localiteiten van 150 M2. en kleiner oppervlakte, het laagst, zooals blijkt uit diet ter visie liggende overzicht. Mede in verband met het feit, dat de overige op het cafébedrijf rustende lasten in vergelijking met andere ge meenten, te Leiden niet hoog zijn, is ons College derhalve, evenals de Commissie van Financiën, van oordeel, dat er in deze voor de gemeente zoo moeilijke financieele omstan digheden geen aanleiding bestaat de muziekbelasting voor café's te verlagen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het voorstel van den heer Coster niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Nn. 181. Leiden, 25 Augustus 1933. Bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1933 werd om praeadvies in handen van ons College gesteld een voorstel van den heer van Eek, luidende: „De Raad besluit de door de ingezetenen verschuldigde meterhuren voor het gebruik van gas en electriciteit met de helft te verminderen." Omtrent dit als een motie te beschouwen voorstel hebben wij het gevoelen ingewonnen van Commissarissen der Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, van wie, blijkens hun hieronder afgedrukt advies, de grootst mogelijke meerder heid aanneming van het voorstel met nadruk ontraadt. Aangezien wij ons met dat gevoelen geheel kunnen ver eenigen, geven wij, onder verwijzing naar het schrijven van Commissarissen, Uwe Vergadering in overweging het voorstel van den heer van Eek niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 24 Juli 1933. Ter voldoening aan Uw verzoek van 21 Maart j.l. No. 72/1933/2 F. om Uw College van advies te dienen omtrent een om praeadvies in Uwe handen gesteld voorstel van den heer van Eek, luidende: „De Raad besluit de door de ingezetenen verschuldigde meterhuren voor het gebruik van gas en electriciteit met de helft te verminderen", hebben wij de eer U het volgende te berichten. Het voorste], dat als een motie moet worden beschouwd, bij aanneming daarvan toch zou tot wijziging van de Gas- en Electriciteitsverordening moeten worden overgegaan beoogt de verlaging van de meterhuren tot de ingezetenen van Leiden te beperken. Met deze beperkte strekking is het voorstel echter niet voor aanneming vatbaar, omdat eventueele verlaging van de meterhuren voor de ingezetenen van Leiden automatisch zou leiden tot verlaging van de meterhuren in die gemeenten, waar Leiden rechtstreeks aan de verbruikers gas en (of) electriciteit levert; op grond toch van de met die gemeenten gesloten overeenkomsten geschiedt de gas- en stroomlevering, voor zoover de over eenkomsten geen afwijkende bepalingen inhouden, hetgeen hier niet het geval is, op den voet van de Gas-, resp. de Electriciteitsverordening. Het voorste] van den heer van Eek behoort dus in den vorm van een motie te worden gegoten, welke motie dan als volgt zou kunnen luiden: „De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat de huren van de gas- en electriciteitsmeters met de helft worden ver minderd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 2