354
DINSDAG 25 JULI 1933.
Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon.
Eikerbout e.a.)
moeten verrichten en dat het noodzakelijk is vooraf grati
ficaties of persoonlijke toelagen vast te stellen. Spreker acht
dat absoluut verkeerd; eerst wanneer werk is gepresteerd,
kan op belooning worden gerekendtevoren moet niet worden
vastgesteld wat er voor gegeven zal worden.
Yan de verklaring van den Wethouder, dat hij spoedig
aandacht zal schenken aan de herziening van de salarissen
van het personeel, werkzaam bij Maatschappelijk Hulp
betoon, neemt spreker dankbaar akte. Hij hoopt, dat dit
een spoedig verloop zal hebben, opdat de betrokken personen
althans op een salaris kunnen worden gesteld, dat aan den
minsten ambtenaar wordt betaald.
De Voorzitter dringt bij de sprekers nogmaals op kort
heid aan.
De heer van Stralen herinnert er aan, dat de Wethouder
aan het einde van zijn betoog een beroep heeft gedaan op
de Raadsleden om, nadat de reorganisatie zal zijn totstand
gekomen, een sfeer te scheppen, waarbij samenwerking
mogelijk is, zoodat de onrust, welke zoo lang in Maatschap
pelijk Hulpbetoon heeft geheerscht, in rust zal veranderen.
De heer Wilbrink heeft te dien aanzien al direct twijfel
uitgesproken; hij voorziet, dat, ook na afhandeling van deze
zaak, nog wel ettelijke malen in den gemeenteraad over de
gestie van Maatschappelijk Hulpbetoon zal worden gesproken.
Spreker zal zich daarover niet uitlaten, maar hij wil er toch
wel op wijzen, dat, wanneer de Wethouder nu werkelijk
prijs stelt op het scheppen van een sfeer als door hem be
doeld, men had mogen verwachten, dat hij ten opzichte van
zaken, door sprekers fractiegenooten en door spreker zelf
besproken speciaal doelt hij op de wijze, waarop de werk-
looze arbeiders zullen worden behandeld wat meer mee
gaande zou zijn geweest. Het is spreker tegengevallen, dat,
waar hij had geconstateerd, dat aan de hand van het reor
ganisatie-rapport een verandering van inzicht was gebleken,
de Wethouder antwoordde, dat daarvan geen sprake was,
dat Maatschappelijk Hulpbetoon nog altijd op het standpunt
stond, dat de werklooze arbeiders op den voet van de Armen
wet moeten worden behandeld, en dat alleen enkele practische
bezwaren, welke waren gerezen, o. a. in verband met het
groote aantal van die menschen, en de mogelijkheid, dat
met het Rijk omtrent die personen bepaalde afspraken werden
gemaakt en van het Rijk bepaalde maatregelen uitgingen,
de redenen waren, waarom deze reorganisatie gewenscht
werd geacht. Ofschoon spreker aanneemt, dat de Wethouder
dat zoo voor zich zelf meent, moet hij constateeren, dat die
meening van den Wethouder niet is de meening van de
commissie, die de reorganisatie heeft voorbereid.
Op bladz. 9 van het rapport leest men het volgende:
,,Onze Commissie is van meening, dat de Armenwet niet
het oog heeft gehad op een economische ontreddering, als
waarin wij thans leven, en dat het niet aangaat hen, die
door de crisis-omstandigheden niet in staat zijn in het levens
onderhoud van zich en hun gezin te voorzien, tengevolge
van het feitdat zij wel willen werken, doch geen
emplooi voor hun arbeidskracht kunnen vinden, op één
lijn te stellen met de huiszittende armen als bedoeld in de
Armenwet."
Uit deze uitlating blijkt duidelijk, dat de reorganisatie
commissie van oordeel is, dat werklooze arbeiders anders
behandeld behooren te worden dan gewone armlastigen en
huiszittende armen. Daarom kan spreker tot zijn spijt niet
heel veel vertrouwen stellen in de houding, welke de Wet
houder zal aannemen, wanneer de reorganisatie zal zijn tot
standgekomen en de nieuwe werkwijze dus zal moeten worden
toegepast, speciaal ook hierom niet, omdat de Wethouder
ten opzichte van de normen, waarnaar de werklooze arbeiders
door Maatschappelijk Hulpbetoon zullen worden gesteund,
heeft verklaard, dat de toestand bij het oude bleef. Spreker
betreurt dit ten zeerste. Zijn vrees is gegrond gebleken.
Hij vreesde na de woorden van den Wethouder is die
vrees nog toegenomen dat bij de invoering van de nieuwe
werkwijze de bedragen der uitkeeringen aan de ondersteunden
door Maatschappelijk Hulpbetoon weinig of geen verandering
zouden ondergaan. Mocht dat het geval blijken te zijn, dan
zal er inderdaad geen rust intreden ten aanzien van Maat
schappelijk Hulpbetoon en dan zal sprekers fractie niet eens,
maar meermalen, als het noodig is, terugkomen op de zaak
ten einde te bereiken, dat de werklooze arbeiders, die nu
eenmaal bij Maatschappelijk Hulpbetoon zijn ondergebracht,
niet op een geheel andere en veel ongunstiger wijze worden
behandeld dan de georganiseerde arbeiders, die via den
Socialen Dienst worden gesteund.
Het is juist, dat in de Rijksregeling staat, dat de normen
maxima zijn, en dan is er dus dit verschil, dat de onder-
Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon.
(van Stralen.)
steunden door den Dienst van Sociale Zaken een uitkeering
krijgen, berekend naar die normen, terwijl hoogst waar
schijnlijk Maatschappelijk Hulpbetoon niet alleen die normen
als maatstaf zal nemen, maar daarnaast tevens zal nagaan,
of misschien een of ander familielid van een werklooze in
staat wordt geacht 1.of 0.50 in het onderhoud van
het gezin van dien werklooze bij te dragen. Wordt die maat
staf aangelegd, dan verandert er feitelijk niets en dan is er
niets bereikt.
Spreker wil nog eens herhalen wat hij bij de behandeling
van de begrooting heeft gezegd en waarop hij tot dusverre
geen positief antwoord heeft ontvangen. De gemeenteraad
van Leiden heeft de Rijksregeling aanvaard en daarin worden
de normen bepaald, waarnaar de verschillende groepen zullen
worden gesteund, voor de georganiseerden 13.f- 1.50
per kind, voor de ongeorganiseerden en nog niet recht
hebbende leden van vakorganisaties 12.j- 1.35 per kind.
Yolgens die rijksnorm wordt in het geheele land, althans in
de steden, ook uitgekeerd, zoodat een ongeorganiseerde,
wanneer hij voor steun in aanmerking komt, ook recht heeft
op een norm van 12.1.35 per kind. Nu de rijks
regeling aanvaard is, verlangt spreker ook, z. i. terecht, dat
zij ook ten aanzien van dit onderdeel wordt toegepast en
dat dus hier niet ten aanzien van de ongeorganiseerden en
nog niet lang genoeg georganiseerden een geheel andere
toestand blijft bestaan dan in andere plaatsen; in alle ge
meenten, ook de groote, waar een instelling van Maat
schappelijk Hulpbetoon is, gesplitst in twee groepen, voor
armlastigen en voor ondersteuning werkloozen, zal men
vinden, dat de ongeorganiseerden, die hier dus bij Maat
schappelijk Hulpbetoon ingedeeld worden, gesteund worden
volgens de rijksnorm; spreker kan niet goed vinden, dat
Maatschappelijk Hulpbetoon hier zegt: Jan met zijn gezin
van 2 kinderen komt wel voor de Rijksnorm in aanmerking,
maar Piet, ook met 2 kinderen, niet, want Piet heeft nog
wel een familielid, dat geacht kan worden wat bij te kunnen
stoppen en daarom gaan wij niet tot het maximum. Als dit
niet wordt verbeterd, zal spreker nog meermalen hierop
terugkomen. Spreker zal geen voorstel doen, want hij wil
wel gaarne de practijk afwachten, of na invoering van dit
onderdeel der reorganisatie de toestand beter zal worden.
Yolgens den Wethouder was het niet mogelijk, de Werk
inrichting in het reorganisatieplan op te nemen, omdat deze
is een zelfstandig werkende dienst met een bestuur, en een
directeur, en ging het niet aan daarin nu wijziging te brengen;
dit was zelfs niet mogelijk. Spreker geeft toe, dat het natuur
lijk niet a la minute in orde is te maken, en dat dit onderdeel
misschien wel in aanmerking zou komen voor meer geleidelijke
invoering, maar toch blijft spreker het hoogst gewenscht
achten de Werkinrichting te brengen onder beheer van Maat
schappelijk Hulpbetoon; de Wethouder weet even goed als
spreker hoe vaak en in welk opzicht Maatschappelijk Hulp
betoon in aanraking komt met de Werkinrichting; alle ver
pleegden van de Werkinrichting zijn tevens bedeelden van
Maatschappelijk Hulpbetoon; er is voortdurend wrijving over
de vraag, hoeveel loon de menschen voor htm werk ontvangen
en welk deel door Maatschappelijk Hulpbetoon wordt be
taald, omdat hun loon niet voldoende is; wanneer er in de
Werkinrichting weinig of soms in het geheel niet gewerkt
is, wordt er weinig verdiend, soms 1.of 2.soms in
het geheel nietsdan moet Maatschappelijk Hulpbetoon zijn
steun wat hooger opvoeren, omdat die menschen tenslotte
moeten leven. Wanneer het één dienst was, konden de
menschen onder dien dienst werkzaam zijn in de Werkinrich
ting; voorzoover hun loon niet toereikend is, kan direct
vanwege Maatschappelijk Hulpbetoon een toeslag worden
gegeven. Een dergelijken toestand acht spreker absoluut
wenschelijk; niemand zal ontkennen, dat de Werkinrichting
een tak van sociale zorg is, die in aanmerking komt om door
een dienst als Maatschappelijk Hulpbetoon beheerd te worden.
Een dergelijke toestand bestaat in Delft en voldoet daar
zeer goed; daar staat één directeur aan het hoofd; dit geeft
niet tot de geringste klacht aanleiding, doch geeft integendeel
Vereenvoudiging van werkzaamheden in het belang van de
gemeente. Spreker zou gaarne willen, dat bij de voorbereiding
van de reorganisatie daarop nog eens het oog werd gericht.
Ook de Wethouder is wel, naar hij min of meer uitsprak,
overtuigd van de noodzakelijkheid van eenige reorganisatie
van den dienst van Sociale Zaken door samenvoeging van
dien dienst met Maatschappelijk Hulpbetoon. Wanneer de
Wethouder daarmede zou bedoelen opheffing van den dienst
voor Sociale Zaken en onderbrenging van alle der gesteunde
arbeiders bij Maatschappelijk Hulpbetoon, dan zou spreker
daartegen zeker groot bezwaar hebben, omdat de hier sinds
10 jaren gegroeide toestand, waarbij men een gemeentelijk
orgaan van steunverleening heeft, in niet veel plaatsen be-