DINSDAG 25 JULI 1933. 353 Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon. (Wilbrink, e.a.) van een inrichting als Endegeest b.v. kan even goed een man als een vrouw staan dit punt in deze stukken uit drukkelijk heeft genoemd. Het kan een gevolg zijn van het feit, dat de reorganisatie-commissie in haar rapport het wenschelijk heeft genoemd, dat een man als hoofd van den dienst zou optreden. De Wethouder weet zeer goed waarom die uitspraak in de commissie is gevallen en nu kan men er moeilijk in het openbaar over spreken, maar spreker vraagt, of het wel juist is, dat de Wethouder bij de behandeling van de zaak in den Raad deze kwestie weer dubieus gaat stellen en zegt: er moet niet worden gesproken over man of vrouw, maar er dient te worden gelet op de geschiktheid van den candidaat of de candidaten. Indien de Wethouder naar aanleiding van de uitspraak der commissie de zaak objectief had willen bezien, dan had hij kunnen zeggen, dat gesproken zou worden van „een hoofd van dienst", of van „een directeur" of welken naam hij ook wilde kiezen, doch dan had hij dit punt, waarover verschil van meening in de Commissie bestond, maar waarover tenslotte een uitspraak is gevallen, waarbij hij zich heeft neergelegd, niet opge rakeld. Nu de Wethouder dat wel heeft gedaan, geeft dit niet dat vertrouwen in de objectiviteit als zou hebben be staan, indien de Wethouder dit punt buiten het debat had gehouden. Spreker acht het onjuist om de reorganisatie in al haar geledingen uit te werken en dan te zeggende zaak is prima in orde, nu gaan wij een hoofd van dienst oproepen. Iets dergelijks is nog nooit in Leiden of in een andere plaats gebeurd. Aan het nieuwe hoofd van den dienst zal men de uitwerking van de reorganisatie moeten overlaten en dan zal de Wethouder hebben toe te zien, dat daarbij niet wordt afgeweken van de richtlijnen, in het reorganisatie-rapport aangegeven, maar het is niet de taak van den Wethouder zelf te gaan reorganiseeren en dan een hoofd van den dienst op te roepen, waaraan de zaak wordt overgedragen. Waar spreker in zijn motie aan den Wethouder den tijd heeft gelaten om dringende voorzieningen, welke noodig zijn, te treffen en waar hij den Wethouder de betaalde hulp wil geven, welke deze wenscht te hebben de Wethouder heeft gezegd, dat, wanneer hij hulp recruteert, al is het van een ambtenaar, die aan het hoofd van den dienst staat, die man daarvoor moet worden beloond, iets wat voor het eerst in de annalen van Leiden voorkomt meent hij de uiterste grens te hebben bereikt, welke hij naar zijn oordeel moest stellen. De heer Vallentgoed onderschrijft alle bezwaren van den heer Wilbrink geheel; spreker acht het vraagstuk van het toekomstig hoofd van Maatschappelijk Hulpbetoon belangrijk en waard om zoo ruim en zoo goed mogelijk onder oogen gezien te worden en kan de bezwaren van den Wethouder dan ook niet deelen; spreker begrijpt niet waarom het noodig is pas zoo langen tijd na de reorganisatie een hoofd van den dienst aan te stellen. Spreker ondersteunt dan ook de amen dementen-Wilbrink. De wijze van toekenning van de extra-toelage aan de secretaresse acht spreker niet zoo grootsch; men kan gerust altijd een beroep doen op de bekwaamheid, plicht en ijver van den ambtenaardit kan dan in den een of anderen vorm erkend worden, maar spreker vindt het niet prettig, zelfs tegenover dien ambtenaar, om tevoren voor het extra-werk reeds een toelage te bepalen; spreker zou het veel beter gevonden hebben, wanneer een dergelijk voorstel gekomen was, wanneer bleek, dat die ambtenaar extra werk had moeten verrichten. Spreker houdt er verder aan vast, dat in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon 3 Raadsleden moeten worden benoemd, zooals ook het rapport zegt. Spreker heeft zooeven tot den heer van Es de interruptie gericht: de kerk heeft het er naar gemaakt; spreker wil dit bewijzen, omdat anders van hem gezegd wordt: hij zegt maar wat raak; hij leutert maar wat. Men kan gerust zeggen dat het de schuld van de kerk zelf is, dat in de laatste jaren de arbeiders zich van haar hebben losgemaakt; er zijn reeds stemmen opgegaan, dat dit door de Synode zoo wordt ge voeld, dat de kerk wel degelijk meer belangstelling moet toonen voor het arbeidersvraagstuk en zich niet eenzijdig moet stellen op het kapitalistische werkgevers-standpunt, doch een zekere neutraliteit in acht moet nemen, of het recht moet dienen, aan welke zijde dit dan ook is. Spreker heeft vroeger ook zeer kerkelijk medegeleefd en heeft daarbij ook niet altijd even prettige ervaringen opgedaan. Toen spreker een kind van hem liet doopen, mocht zijn vrouw, omdat zij 1.betaalde daarvoor, afzonderlijk in een kamer zitten, terwijl een vrouw, die voor het doopen niet kon betalen, plaats kreeg in een stovenhok. Yan dien dag af heeft spreker geen kerk bezocht. Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon. (Wilmer e.a.) De heer Wilmer dacht niet, dat de heer Vallentgoed zulk een oppervlakkig man was, dat hij om één verkeerd feit met de Kerk zou breken. Als dat waar zou zijn, zou het met diens mentaliteit treurig gesteld zijn. De heer Vallentgoed kan honderd staaltjes noemen. De heer Wilmer zegt dat men ook om honderd fouten niet mag verloochenen wat men als waarheid aanneemt. De heer Coster zegt, dat de Wethouder heeft medegedeeld, dat zoowel in het College als in de Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon ter sprake is gekomen de eventueele combinatie van Maatschappelijk Hulpbetoon met Sociale Zaken, doch dat daar de tijd nog niet geschikt voor is, doch van de Stedelijke Werkinrichting, daarvan kan absoluut geen sprake zijn. In sommige plaatsen, o. a. Delft, daar is voor Maatschappelijk Hulpbetoon en de Werkinrichting één directeur, terwijl dan aan het hoofd van de Werkinrichting een bedrijfsleider staatdit werkt uitstekend. Mocht te gelegener tijd de reorganisatie van de Stedelijke Werkinrich ting ter sprake komen, dan verzoekt spreker den Wethouder daarop zijn aandacht te vestigen. Spreker heeft verder gevraagd of het salaris van 5.000. niet te hoog is; er zijn meer verantwoordelijke ambtenaren bij de gemeente, die dit salaris niet krijgen, en ook nog, of het gerucht waarheid bevat, dat twee personen zoo goed als aangewezen zijn. Is dit niet waar, dan sluit spreker zich aan bij de amendementen-Wilbrink. Wil de Wethouder daarop antwoorden? De heer Sehiiller zegt, dat de Wethouder spreker, toen hij interrumpeerde: kijk eens naar den Reinigingsdienst, toe voegde: misschien is er bij de reiniging bij uw vriendjes wat te reinigen. Wat bedoelde de Wethouder daarmede? Spreker heeft al zijn tijd en al zijn krachten gegeven, dat kan de heer Splinter als Wethouder van Fabricage weten, om dien dienst te maken tot wat hij moest zijn, tezamen met den heer Splinter, den directeur en de commissie. Wanneer er ongerechtigheden waren en werden gepleegd, ook door leden van de moderne organisatie, en de directeur motiveerde dat, de wijze van werken onjuist was, dan stond spreker naast den directeur, om daar een goeden dienst te krijgen, maar niet naast de arbeiders. Twee leden van de moderne organi satie zijn gepensionneerdde een was zenuwziek, de ander had een hartkwaal. Wanneer de Wethouder bedoelt, dat daarmede de reiniging had plaats gehad, dan is hij al heel mis. Yoor sprekers vriendjes behoeft geen reiniging plaats te hebben. De heer Wilmer heeft verder een interruptie geuit„ga op deze opmerking van den heer Schüller niet in", en wel naar aanleiding van sprekers opmerking, dat baan werd gemaakt voor een bepaalde directrice van dezen dienst. Spreker gaf door deze opmerking blijk eerlijk en open hier te willen zeggen hoe hij de zaken voelt, maar de heer Wilmer schuilt weg achter een bereidverklaring om zoo noodig te stemmen voor een voorstel, dat hij voor deze functie een man den aangewezen persoon vindt. De heer Wilmer zegt echter niet ik wil de bedoelde persoon niet, doch stemt voor dat voor stel. Dat is politiek spelen en spreker speelt open kaart. De heer Eikerbout kan zich met zeer veel uit het betoog van den Wethouder accoord verklaren, doch heeft nog wel eenig bezwaar ten aanzien van sommige dingen. In de eerste plaats wat de Wethouder heeft te kennen gegeven over den nieuw aan te stellen directeur of directrice. De argumenten, door den Wethouder gebezigd, acht spreker zeer zwak. Toen hij zeide, dat hij aan nieuw personeel geen reorganisatie kon opdragen, heeft spreker geïnterrumpeerd: vraag dat eens aan uw buurman. Toen de heer Goslinga 14 of 15 jaren geleden werd benoemd tot Voorzitter van den Raad van Arbeid, stond hij voor een nieuwe functie en heeft hij de zaak zoo moeten organiseeren hij heeft ook personeel moeten aanstellen dat zij behoorlijk liep. Dat is heel goed gegaan. Nu heeft men in dit geval te doen met een zaak, welke alleen gereorganiseerd moet worden en niet van meet af aan behoeft begonnen te worden. Spreker ziet dan ook de noodzakelijkheid niet in om eerst de reorganisatie te laten uitvoeren door ander personeel en daarna een direc teur te benoemen. Of een wet zegt, dat iets moet gebeuren, dan wel een besluit van den Raad in toepassing moet worden gebracht, blijft voor spreker gelijk. Hij acht het gewenscht, dat, alvorens tot uitvoering van de reorganisatie wordt over gegaan, een nieuwe directeur wordt aangewezen. De Wethouder deelde verder mede, dat tevoren vele zaken moeten worden geregeld, dat vele personen daarbij arbeid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 7