DINSDAG 25 JULI 1933. 349 Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon. (Romijn e.a.) de Commissie zitting hebben hij heeft de ervaring, dat die personen bereid zijn hun tijd er aan te geven, omdat zij dat werk doen uit roeping en liefdeer is een zekere gemeen schapszin voor noodig, welken men moet bezitten, als men deel uitmaakt van dergelijke colleges en instituten maar datzelfde niet mag doen ten opzichte van ambtenaren. Trouwens, zoodra hij een ambtenaar langer dan 8 uren laat werken, dan komen de sociaal-democraten in den Raad daar tegen op en zeggen zij, dat men de ambtenaren niet overwerk mag laten verrichten zonder hen daarvoor te betalen. De heer Schüller zegt, dat aan den waarnemend Directeur van de Reiniging een gratificatie gegeven is nadat hij deze diensten had verricht. De heer Romijn zegt, dat het geen straatmakers zijn, die men per uur kan betalen. De heer Schüller: Zeg het maar ronduit: hier moet de baan schoon gemaakt worden voor een bepaalde directrice. De heer Wilmer: Ga nu toch niet op die interrupties van den heer Schüller in! De heer Romijn achtte het niet verantwoord, om aan den ambtenaar, die speciaal belast wordt met al de werkzaam heden, aan de reorganisatie verbonden, niet eenige grati ficatie in uitzicht te stellen en toen heeft hij, ten einde de zaak niet te embrouilleeren, op den voorgrond gesteld, dat tevoren diende te worden vastgesteld, waaraan men toe was, dat men van weerskanten tevoren wist, wat ten aanzien van de reorganisatie was uitgesproken en beslist. Op die wijze werd de zaak veel zuiverder gehouden dan wanneer men, als de reorganisatie eenmaal was tot stand gekomen, de vraag zou stellen: moet er een gratificatie worden gegeven en zoo ja, hoe groot? Er zouden dan elementen in het spel komen, welke de zaak in zoodanige richting dreven, dat men haar niet zoo zuiver meer kon zien als men dat zou wenschen. Daarom heeft het College dezen weg gekozen. Nu ligt in de motie van den heer Wilbrink dit idee: ga reorganiseeren, doe het binnen 6 maanden en zorg, dat er dan een nieuw hoofd van dienst is. Spreker moet eerlijk uitspreken het onmogelijk te achten deze reorganisatie binnen 6 maanden tot stand te brengen. Spreker heeft zelf de reor ganisatie van Maatschappelijk Hulpbetoon herhaaldelijk naar voren gebracht en heeft er zelf als voorzitter der commissie permanent aangedrongen om zoo spoedig mogelijk met het rapport klaar te zijn; spreker heeft alles in het werk gesteld om te zorgen, dat niet de gewone wijze gevolgd zou worden, maar dat inderdaad met bekwamen spoed dat rapport zou verschijnen; spreker betreurt, dat dit nog niet eerder het geval was; spreker heeft daarnaar gestreefd en daarvoor geijverd, maar door omstandigheden, o. a. ziekte van een lid der commissie was het hem niet mogelijk het eerder tot stand te brengen. Met den meesten spoed dringt spreker zelf op reorganisatie aan; dat gevoelt spreker zelf als voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon als absoluut noodzakelijk; het zal niet aan spreker liggen wanneer het een maand langer duurt dan strikt noodzakelijk is; sprekers geheele inzicht en streven zijn er op gericht het zoo spoedig en zoo goed mogelijk te doen. Met het oog daarop kan spreker daartegenover ook juist met zooveel oprechtheid verklaren, dat hij geen kans ziet het binnen 6 maanden voor elkaar te krijgen. Spreker zou het wel kunnen, wanneer het alleen aan hem lag, wanneer hij het alleen te regelen en te doen had. De heer Wilbrink acht het niet goed, wanneer een Wet houder zoo sterk zijn persoonlijk stempel op den gang van zaken legt; spreker weet niet in welken zin de heer Wilbrink dit bedoelde, maar spreker bemoeit zich inderdaad zeer intensief met Maatschappelijk Hulpbetoon, omdat hij het zijn allerbelangrijksten dienst vindt, allereerst om den dienst zelf, maar ook om alles wat daaraan vastzit. Bij de eigenlijke dienstzaken houdt spreker zich echter op den achtergrond; daar blijft hij buiten; dat is niet zijn terrein; hij kan niet beoordeelen de administratieve inrichting en de werkverdeelingspreker blijft buiten die zaken, omdat die niet voor zijn verantwoording kunnen worden gebracht; spreker is niet capabel die te beheerschen; wel bemoeit hij er zich mee, dat de beslissingen van de commissie, waarvan hij voorzitter is, worden genomen in den geest, die z. i. ge- wenscht en noodzakelijk is. Nu zou spreker z. i. in zijn taak tekortschieten, wanneer hij zich persoonlijk bij deze reorga nisatie en bij de beslissingen ten aanzien daarvan op den achtergrond zou houden; de uitvoering van dit raadsbesluit tot reorganisatie is opgedragen aan het College en aan Maat- Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon. (Romijn e.a.) schappelijk Hulpbetoon om te zorgen, dat het aldus gebeurt en nu acht spreker zich verantwoord en verplicht tegenover den Raad, die die opdracht geeft, om er dan ook van het begin tot het einde bij te zijn en te weten, dat zij ook overeen komstig de bedoeling van dit besluit wordt uitgevoerd spreker zal zich dus wel persoonlijk met den gang van zaken bemoeienhij acht dit zijn plichtdit is noodig. De vergelijking, die de heer Wilbrink maakt tusschen den directeur, die het werk doet, en den Wethouder, die toeziet om objectief te beoordeelen of alles goed gaat, gaat op ten aanzien van den dagelijksohen gang van zaken; dan neemt spreker die positie ook in, maar niet hier, waar er hier ligt een program van beslissingen, die genomen moeten worden en ingevoerd in overeenstemming met wat hier is vastgelegd; spreker zal en moet zich wel degelijk met die zaken bemoeien. Dit brengt ook mede, dat de Raad elk oogenblik tot spreker het verwijt kan richten, wanneer hij dit noodig oordeelt, dat die reor ganisatie niet opschiet en niet zoo snel voortgang heeft als men noodig acht en als mogelijk is. Daarvoor is spreker de verantwoordelijke persoon en de Raad weet, dat hij, als hem daarover gegronde verwijten worden gedaan, daarvoor ge voelig is en die ter harte neemt, maar dat hij, indien die verwijten naar zijn meening ongegrond zijn, aan den Raad wel zal te kennen geven, waarom de gang van zaken is, zooals die is. Indien de eigenlijke beteekenis van de motie van den heer Wilbrink is, dat de reorganisatie met den meesten spoed zal plaats vinden, dan heeft spreker tegen die motie in het geheel geen bezwaar, maar hij wil er voor waarschuwen om de zaak niet door elkander te gaan haspelen. Er is in den Raad en op andere plaatsen in overweging gegeven om, alvorens te gaan reorganiseeren, een nieuw hoofd van dienst te benoemen. Spreker heeft dat moeten afwijzen, omdat hij niet kan gaan reorganiseeren met iemand, die van den bestaanden toestand niets afweet. De heer Eikerbout voegt spreker toe, dat de Wethouder dat maar eens aan zijn buurman moet vragen. Spreker ant woordt, dat hij het aan zijn buurman heeft uiteengezet en die hem gelijk geeft. De heer Goslinga erkent tenvolle, dat, wanneer op dit oogen blik aan het hoofd van den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon iemand wordt geplaatst, die van buiten komt, die den gang van zaken niet weet, die de menschen niet kent en die niet weet hoe het werk in elkander sluit, de geheele dienst en de reorganisatie verongelukken. De heer Scliiiller zegt. dat de heer Romijn dat eens aan den Directeur van de Reiniging moet vragen. De heer Romijn zegt, dat er bij de Reiniging iets gereinigd moest worden; bij de Reiniging, waar de vriendjes van den heer Schüller zaten, was dat wel noodig, maar hier is niets te reinigen. Wil de Raad uitspreken, dat er eerst een nieuw hoofd van den dienst moet komen, laat hij dan ook de consequentie aanvaarden, dat één of twee jaar wordt gewacht, alvorens met de reorganisatie een aanvang wordt gemaakt. Wordt er thans een nieuw hoofd benoemd, dan blijft alleen de mogelijkheid over, dat spreker niet alleen Wethouder zal zijn, maar ook Voorzitter van de Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon, directeur en reorganisator, een ver menging van functies, welke ook naar het oordeel van den heer Wilbrink niet mag plaats hebben. Kan spreker gaan reorganiseeren met iemand, die den gang van zaken kent, die weet welke gebreken er aan kleven en in welken zin de reorganisatie moet plaats hebben, en is hij dan na 6 maanden zoover gevorderd, dat den Raad gelegenheid kan worden gegeven zich uit te spreken, dan kan er geen bezwaar be staan tegen het benoemen van een nieuw hoofd van dienst, maar, als hij na 6 maanden nog niet klaar is en pas halverwege en hij moet dan een nieuw hoofd laten benoemen, dan staat hij voor nog grooter moeilijkheden. Hij is bereid de zaak met den meesten spoed te behandelen. De Raad heeft van dag tot dag gelegenheid zich op de hoogte te stellen van den stand van zaken; de Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon en de Geneeskundige Dienst worden er telkens in gemengd; er zijn nog andere contacten; er behoeft niets verborgen te blijven en spreker moet met nadere voorstellen komen ten aanzien van beslissingen, welke genomen moeten worden. De bedoeling van het College is, dat thans ten aanzien van de reorganisatie over datgene zal worden beslist, waarin naar zijn oordeel een beslissing moet worden genomen, maar dat niet over kwesties, welke met de zaak niets te maken hebben, beslissingen moeten worden genomen, welke men in zijn hart verkeerd acht. Indien de Raad spreker in dit opzicht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 3