324
MAANDAG 24 JULI 1933.
Subsidie Consultatie-bureau voor moeilijke kinderen.
(Wilbrink e.a.)
De lieer Wilbrink zegt, dat het wel eenigszins vreemd
schijnt dat men, wanneer men voor een zaak sympathie
gevoelt, niet alles doet wat mogelijk is om die zaak zoo
ruim mogelijk te steunen. Zoo moet spreker hier den schijn
op zich laden, alsof hij eigenlijk voor deze zaak niet gevoelt,
omdat blijkens de toelichting van mevrouw Braggaar het
voortbestaan van dit consultatiebureau er mee gemoeid is,
of de Baad 600.of 300.subsidie verleent, want
een subsidie van 300.zou gelijkstaan met nietsdan zou
het bureau toch moeten verdwijnen. Daarom is de toestand
voor spreker op het oogenblik wel zeer moeilijk, maar ander
zijds kan hij er toch niet toe overgaan zijn stem aan het
voorstel-Braggaar te geven. Bij de begrooting, toen deze
zaak aan de orde kwam, werd bezuinigd op allerlei zeer
nuttige en ook zeer noodzakelijke subsidies. Toen kwam ook
aan de orde een nieuwe subsidie-aanvrage en spreker kan
zich begrijpen dat het College, dat in de eerste plaats de
verantwoordelijkheid draagt, zich er in dezen tijd niet ge
makkelijk toe laat verleiden nieuwe subsidies in uitzicht te
stellen; allerlei nuttige en wenschelijke, zoo niet noodzakelijke
zaken moet men toch door de tijdsomstandigheden achter
wege laten. Nu mag het consultatiebureau niet voldaan zijn
met de 300.in uitzicht gestelde subsidie, het zal toch
dankbaar zijn voor dit in uitzicht gesteld subsidie. Hier
geeft het gemeentebestuur een bewijs van sympathie met
deze zaak, dat zich verder uitstrekt dan alleen het geven
van die ƒ300.daardoor spreekt het gemeentebestuur uit,
dat het dit een nuttig instituut acht, hetgeen naar buiten
een zekere propagandistische kracht zal hebbendie houding
zal voor de particulieren een stimulans zijn om hun bijdrage
te geven of te verhoogen. Volgens mevrouw Braggaar zou
ds. Kuilman haar hebben verzekerd, dat het zoo zal moeten
en dat het anders niet kan, dat anders de zaak beslist zou
stranden; spreker kent ds. Kuilman goed genoeg om te weten
dat deze zich niet zoo positief zou hebben uitgelaten. In elk
geval is ds. Kuilman iemand, die als hij een goede zaak
voorstaat zich niet op zijde zal laten zetten door de om
standigheid, dat het gevraagde subsidie wat minder zal be
dragen, en omdat hij niet ten volle zijn zin kreeg, de geheele
zaak zou laten rusten.
Mevrouw Braggaarde Does zal echter een verkeerde
interpretatie gegeven hebben van de woorden van ds. Kuil
man, die zoo iets niet gezegd kan hebben. Ook al had hij
deze woorden wel gebruikt, dan nog zou spreker geen vrij
heid hebben voor het voorstel van mevrouw Braggaarde
Does te stemmen. Spreker is het College dankbaar voor de
gedane toezegging.
De heer van Es zal zich gaarne vereenigen met het prae-
advies van Burgemeester en Wethouders. Spreker wil niets
af doen aan hetgeen mevrouw Braggaarde Does heeft ge
zegd over het werk van het bureau, maar dat mag hier niet
in de eerste plaats den doorslag geven. Het verleenenvan
een subsidie moet zijn het uitsteken van de helpende hand.
Men heeft zich daarbij af te vragen: wat heeft het bureau
noodig?
In het jaar van 31 Mei 1932 tot 31 Mei 1933 bedroegen
de ontvangsten 357,29, de uitgaven 626,30 en was dus het
tekort ƒ369,01. Het bureau beschikte op 1 Juni over een
saldo van 964,865, zoodat na dekking van het tekort der
exploitatierekening nog een kleine 600,in kas is. Men
kan dus niet het argument aanvoeren, dat het bureau zijn
werk niet zal kunnen voortzetten, indien het subsidie tot ƒ300
wordt verminderd. Wanneer men in aanmerking neemt,
dat de ontvangsten 357,29 bedroegen en het bureau in totaal
dus 657,29 zal ontvangen, als de gemeente haar subsidie
verleent, mag men verwachten, dat het bureau er wel met
een beetje scharrelen in zal slagen zijn werk althans dit jaar
voort te zetten. Spreker zou zich niet verantwoord achten,
indien hij als lid van den Baad een voorstel tot verleening
van meer dan 300.subsidie zou steunen.
De heer Komijn zegt, dat reeds uit het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders blijkt, dat het College niet
met enthousiasme heeft voorgesteld, een subsidie te ver-
leenen. Dit is echter niet te verklaren uit een gebrek aan
sympathie met het werk van het bureau en daarom spijt
het spreker, dat mevrouw Braggaarde Does de sympathie
van de gemeente afmeet naar de grootte van het subsidie.
Die sympathie bestaat, of zij bestaat niet, maar houdt geen
verband met de grootte van het bedrag.
Spreker verklaart namens Burgemeester en Wethouders,
dat het College zeer groote sympathie heeft voor het werk
van het Comité. Het College is er dankbaar voor, dat dit
werk in de gemeente wordt verricht. Bij de beantwoording
van de vraag, of een subsidie zal worden verleend, heeft
Subsidie Consultatie-bureau voor moeilijke kinderen.
(Komijn e.a.)
het College echter ook rekening te houden met financieele
argumenten. Wanneer op de subsidies, die aan andere sym
pathieke vereenigingen worden verleend, een korting moet
worden toegepast, kan men voor de onderhavige vereeniging
geen uitzondering maken. De sympathie van het College
voor die vereeniging bestaat dus voldoende; waar de heer
van Es het jaarverslag van dit bureau heeft aangehaald,
behoeft spreker niet meer uitvoerig uiteen te zetten dat
met 300.dit bureau inderdaad wel geholpen is. Volgens
het jaarverslag 1932/1933 waren de ontvangsten 357.en
de uitgaven 626.wanneer de gemeente 300.subsidie
geeft, zijn de totale inkomsten van die vereeniging voldoende
om de uitgaven, althans gebaseerd op het jaar 1932/1933,
te betalen en behoeft daarvoor het saldo van de vereeniging
niet te worden aangewend, maar kan dit worden gebruikt
voor de bijzondere 'doeleinden, die die vereeniging noodig
acht. Waar dit bureau met ƒ300.voldoende wordt ge
holpen, is het niet noodig en niet verantwoord om meer
subsidie te geven.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de heer Wilbrink
wel sympathiek tegenover dit bureau staat, maar meent,
dat het al dankbaar is voor deze 300.Erger is echter,
dat de heer Wilbrink betwijfelt, of het wel juist is, dat ds.
Kuilman spreekster verzekerd heeft, dat het met 300.
subsidie onmogelijk is dit bureau op dezelfde wijze voort te
zetten. Het is spreekster zeer onaangenaam, dat de heer
Wilbrink dit in twijfel trekt; spreekster zal daarom dit schrij
ven van Ds. Kuilman, dien de heer Wilbrink misschien meer
vertrouwt dan spreekster, even voorlezen: ,,Naar wij uit
de dagbladen vernomen hebben, stellen Burgemeester en Wet
houders voor om aan het Consultatiebureau voor moeilijke
kinderen in ieder geval geen hooger subsidie toe te kennen
dan 300.Indien wij slechts 300.zullen ontvangen,
zouden wij niet. in staat zijn het Bureau behoorlijk in stand
te houden.
Immers een bezoldiging van 600.per jaar voor de
sociale werkster van deze instelling is wTel het minimum, wat
wij, gezien haar vele werk, kunnen toekennen.
Omtrent de nuttige werkwijze van ons Bureau meenen
wij U voldoende te hebben ingelicht.
Wij verzoeken U derhalve met aandrang het daarheen
te willen leiden, dat deze subsidie van 600.wordt toe
gestaan."
Spreekster meent veel meer waarde te moeten hechten
aan wat ds. Kuilman zegt dan aan wat de heer van Es zegt.
Nu vraagt de heer van Es spreekster, of die cijfers haar dan
niets zeggen; maar op het oogenblik is er zeer veel werk,
dat gedaan moet worden, maar dat wegens geldgebrek niet
kan uitgevoerd worden. De heer van Es zegt nu, dat er zoo
veel in kas is, maar het geld van die vereeniging wordt zoo
sterk ingeteerd; het is nu aangevuld door een legaat, dat
de vereeniging gekregen heeft.
De heer Bomijn zeide, dat er sympathie bij het College
voor deze vereeniging bestaat, maar in het praeadvies staat
toch, dat het College het belang om dit subsidie te geven,
niet inziet, maar dat het hiertoe overgaat nu van twee zijden
uit den Baad daartoe aandrang is uitgeoefend. Nu zegt de
Wethouder er wel sympathie voor te gevoelen, maar dit is
eigenlijk apenliefde; men houdt van iemand, maar men ont
houdt hem het geld voor zijn verzorging.
De heer Wilbrink heeft verstaan van mevrouw Braggaar
de Does, dat zij ds. Kuilman had gesproken. Thans blijkt
echter, dat zij geciteerd heeft uit een circulaire, die ook aan
spreker is toegezonden en waarin ds. Kuilman niet zegt,
dat een subsidie van 600.moet worden verstrekt en
anders het bureau zal worden opgeheven, maar waarin de
voorzitter en de secretaresse van het het comité opmerken,
dat het noodig is 600.subsidie te verleenen, wil het
bureau zijn werk kunnen voortzetten. Ds. Kuilman schrijft
dat als voorzitter van het comité, nadat het comité over
deze zaak heeft beraadslaagd.
Spreker kan zich niet voorstellen, dat ds. Kuilman het
werk zou opgeven, omdat hij geen kans zag, 300.bij
elkaar te krijgen. Spreker kent ds. Kuilman zelf daarvoor
te goed.
Spreker heeft met den heer ds. Kuilman zelf gesproken,
maar deze heeft hem niet gezegd, dat het bureau zou moeten
worden opgeheven, wanneer geen subsidie van 600.zou
worden verleend. Toen spreker tot hem zei, niet te kunnen
medewerken aan de verleening van het bedrag, merkte
ds. Kuilman op: ,,U moet de zaak beoordeelen in den Baad,
wij hebben alleen de zaken van het comité te behandelen
en zoodra het besluit van den Baad ons bekend is, kunnen
wij weer zien, wat ons te doen staat."