338 MAANDAG 24 JULI 1933. Reorganisatie Maatsch. Hulpbetoon. (de Reede e.a.) stelling van de Commissie tot reorganisatie, omdat hij daarin tevergeefs heeft gezocht een vertegenwoordiger van de Her vormde Diaconie in Leiden, het College dat meer dan eenige andere gezindte uitkeeringen doet aan menschen, die daaraan behoefte hebben en bijna zooveel als alle andere dergelijke Colleges samen, terwijl toch ook in het rapport wordt erkend, dat het noodig zal zijn om kennis te nemen van de uitkee ringen, die door dergelijke instellingen worden verstrekt. Dat wordt niet goedgemaakt door het feit, dat wel een ver tegenwoordiger van een andere diaconie in deze Commissie zitting heeft, want deze richting neemt, zooals bekend is, een afzonderlijk standpunt in, waarom spreker zijn benoe ming tot lid der Commissie ook toejuicht. Het neemt niet weg, dat spreker het rapport met zeer veel genoegen heeft gelezen en tot zijn groote tevredenheid heeft kunnen constateeren, dat het uitblijven van deze be noeming geen invloed heeft gehad op den zeer goeden inhoud van het rapport. De Commissie heeft met bekwamen spoed gewerkt en kans gezien in zeven vergaderingen een zeer be langrijk stuk werk te leveren. Wanneer spreker dan ook de Commissie hulde en dank brengt en wel in het bijzonder aan de zeer deskundige leden, uit andere gemeenten, doet hij dat van ganscher harte en namens zijn geheele fractie. De goede kwaliteiten van het rapport worden wel eenigs- 7ins weggedrukt door het praeadvies, waartegen men van verschillende zijden bezwaren heeft geuit. Het groote be zwaar is, dat het de reorganisatie te veel in de ruimte laat. Ben deel van de reorganisatie wordt opgedragen aan den Armenraad, die een leidraad moet samenstellen en richtlijnen moet aangeven voor de uitkeeringen. Een ander deel zal uiteraard komen voor rekening van de ambtenaren van Maat schappelijk Hulpbetoon en de Commissie voor Maatschap pelijk Hulpbetoon, die daarop toezicht zal houden. Het belang, dat men heeft bij een snelle reorganisatie is volgens spreker zoo groot, dat men z.i. niet mag spreken, gelijk in het prae-advies gedaan wordt, van de mogelijkheid, dat het zeer lang zal duren, voor ze tot stand gebracht is. Men zal wel veel bezwaren zien, maar die zijn er om over wonnen te worden. Men mag verwachten, dat in het belang van de ondersteunden de reorganisatie binnen den kortst mogelijken tijd plaats heeft. Spreker kan zich dan ook niet vereenigen met Burgemeester eii Wethouders, wanneer zij de vraag, hoe de leiding van den dienst zal zijn, willen uitschakelen, maar is het met den heer Wilbrink eens, dat de reorganisatie zooveel mogelijk moet plaats hebben onder leiding van het definitieve hoofd van den dienst, ongeacht de waag, wie als zoodanig wordt benoemd. Spreker wenscht evenmin als het College de vraag te be spreken, of de leiding zal worden toevertrouwd aan een dame of een heer. Het zou ook niet veel uitmaken, aangezien het College ten slotte de beslissing in handen heeft. Spreker ondersteund wel het denkbeeld van den heer Wilbrink, dat zoo spoedig mogelijk omtrent de leiding een beslissing moet genomen worden. Daaromtrent moet niet eerst worden be slist, wanneer de reorganisatie is tot. stand gebracht. De leider zal zich zoo spoedig mogelijk aan het reorganisatiewerk moeten kunnen wijden. Het voorstel omtrent het toekennen van een gratificatie aan de secretaresse acht spreker voorbarig. Hij heeft meer malen in den Raad doen blijken, dat hij geen voorstander is van gratificatiën en extra vergoedingen. Spreker acht het volkomen fout, dat een ambtenaar, wien extra werk wordt opgedragen, een gratificatie ontvangt. Het is natuurlijk anders gesteld met degenen, die per uur betaald worden en zich benadeeld zouden achten, wanneer zij de uren, dat zij langer gewerkt hebben, niet betaald krijgen. Zoo staat de zaak niet bij den ambtenaar, die leiding geeft en zijn tijd zooveel mogelijk ten nutte van het bedrijf, dat hij leidt, en dus in het belang der gemeente zal moeten besteden. Spreker kan daarom ook die gratificatie niet bewonderen; het zou eigenlijk beter zijn, wanneer die geheel werd ingetrokken. De heer Wilbrink wil haar nog beperken tot 2 kwartalen; dat maakt de zaak eenigszins slapper, maar beter ware het wanneer ze geheel van de baan was en dit zou het geval zijn, wanneer aangewezen werd de persoon, die de reorganisatie zou volvoeren. De heer Bosman schaart zich gaarne onder hen, die hulde hebben gebracht aan het rapport; spreker heeft het met genoegen gelezenook voor iemand, die zich in deze materie niet geheel thuis gevoelt, was het duidelijk, en men kon zich gemakkelijk daar uit een meening vormen. Spreker betreurt met den heer Wilbrink, dat mevrouw Braggaar gemeend heeft den Wethouder de gebezigde woorden te moeten toevoegen; blijkbaar bedoeld om vooraf de atmos- Reorganisatie Maatsch. Hulpbetoon. (Bosman e.a.) feer te bederven; spreker vindt dat jammer en bovendien de woorden in het geheel niet op hun plaats. Spreker betreurt verder, dat als deskundigen in de Commissie alleen genomen zijn een directeur en een oud-directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon uit de groote gemeenten des lands. Niet dat spreker twijfelt aan hun bekwaamheid. De heer Fortanier heeft in Rotterdam zijn sporen wel verdiend, dat is spreker wel bekend en er zeer goed werk verricht, al heeft spreker vroeger ook wel critiek op zijn werk gehoord, uit de kringen van armenzorg, speciaal om de groote uitgaven die zijn systeem veroorzaakte. Nu neemt Leiden in dit voorstel het systeem van de groote gemeenten over, waar natuurlijk geheel andere eischen gesteld kunnen worden aan Maat schappelijk Hulpbetoon dan in een stad als Leiden. Spreker had zoo gaarne gezien, dat er ook een adviseur bij was ge weest uit een stad, waarmee Leiden op één lijn te stellen is. Voorzoover spreker bekend, heeft geen der plaatsen, waar mede Leiden te vergelijken is, een weg gevolgd als hier nu wordt voorgesteld. Spreker vreest, daarom dat de instelling, die men nu in het leven gaat roepen in een tijd waarin natuur lijk veel aan armenzorg gegeven moet worden, doordat er vele werkloozen zijn, op den duur een zal blijken te zijn, die de kracht van Leiden min- of meer te boven gaat. Hopelijk zullen wij toch niet altijd leven in een tijd als den tegenwoor- digen, en dan zit men later weer met een geheel nieuwe instelling, met een directeur en met vele ambtenaren, die bekostigd moeten worden, terwijl hun taak zijn beteekenis min of meer verloren heeftdan zal men weer werk voor hen moeten zoeken. Spreker acht den geheelen opzet voor Leiden te duur, een gevaar, mede daardoor ontstaan, doordat men juist de adviseurs heeft genomen uit gemeenten, waarmede Leiden niet vergeleken kan worden. Spreker begrijpt, dat op het oogenblik wel een voorziening getroffen moet worden omdat Maatschappelijk Hulpbetoon, zooals het thans werkt, het werk niet af kan, maar men moet daarbij toch ook bedenken, dat de tijden thans abnormaal zijn en dat er wel weer eens andere tijden zullen komen. In andere gemeenten weet men zich wel op minder kostbare wijze te helpen. Over de vraag, of het beter is een directeur of een directrice te benoemen wil spreker zich niet uitlaten; dat hangt voor hem tenslotte geheel van de(n) persoon af. Is het noodzakelijk, dat de directeur direct wordt benoemd? Spreker is het in dit opzicht niet eens met den heer Wilbrink, die zijns inziens geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Men wil toch niet een directeur kiezen om de reorganisatie voor te bereiden, want men heeft immers verschillende des kundigen reeds benoemd, die de geheele reorganisatie reeds ter hand genomen hebben, er wordt in voorstellen al een bepaald systeem aangegeven, dat gevolgd zal worden. Men kan dus niet een directeur benoemen om hem te raad plegen over het te volgen systeem, van reorganisatieDe reor ganisatie heeft reeds plaats en daarvoor is de directeur dus niet noodig. Dat men een directeur benoeme, zoodra men hem noodig heeft, maar bij de reorganisatie die thans geschiedt moet men de leiding laten aan hen, die haar op het oogenblik hebben. Spreker gevoelt niets voor een vergrooting van het aantal raadsleden in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon en zou veel liever in het geheel geen raadsleden daarin be noemd willen zien. Men doet het allerbeste met den gemeente raad er geheel buiten te laten en tot leden der Commissie enkel te benoemen personen, die hun sporen op het gebied van armenzorg al hebben verdiend. Met de raadsleden haalt men het politiek gemodder binnen en daarmede kan men de zaak slechts schaden. Spreker zou liever alleen personen kiezen, die reeds op het oogenblik een of andere functie op het gebied van de armenzorg vervullen. Met den Wethouder is spreker van oordeel, dat men daarmede veel veiliger handelt dan met de benoeming van raadsleden. De heer Wilmer verheugt zich er over, dat hij lid is geweest van de Commissie, die een plan tot reorganisatie van den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon aan den Raad heeft mogen voorleggen, omdat de Commissie na een zeer aange name en vruchtbare bespreking vrijwel met eenparigheid van stemmen tot een resultaat mocht komen. Op gevaar af van vervelend te worden, omdat het reeds herhaaldelijk door anderen is gedaan, meent spreker geen weerstand te mogen bieden aan den drang, hulde te brengen aan den samensteller van het rapport, Wethouder Romijn. Spreker beschouwt het rapport als een leerboek voor allen, die lid van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon zullen worden. Spreker constateert, dat de Raad met tevredenheid heeft kennis genomen van de conclusies (op een enkele uitzonde ring na) waartoe de reorganisatiecommissie is gekomen en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 22