332
MAANDAG 24 JULI 1933.
Bewaarschoolonderwijs.
(de Reede e.a.)
aangenomen regeling waardeeren. De zonde van deze gelijk
stelling wordt echter, zij het ten gevolge van de tijdsom
standigheden, wel zeer spoedig achterhaald.
De heer Vos heeft eenige opmerkingen gemaakt, die
feitelijk geheel buiten de orde waren. Nu het eenmaal is
geschied, wenscht spreker ook iets van de door den heer Yos
aangeroerde zaak te zeggen.
De Voorzitter kan dit niet toestaan en heeft ook de heeren
Vos en Manders tot de orde geroepen.
De heer de Reede merkt op, dat de heer Vos vrijuit heeft
kunnen spreken.
De Voorzitter heeft den heer Vos tot de orde geroepen.
De heer de Reede zal ten opzichte van dit punt iets zeggen,
dat niet geheel huiten de orde is.
Spreker heeft n.l. den indruk, dat de verordening op het
bewaarschoolonderwijs op het oogenblik door de af deeling
Onderwijs op een zeer scherpe manier wordt toegepast.
Spreker geeft daarvoor den Wethouder met de ambtenaren
mag hij in den Raad niet discussieeren een flinke pluim.
Het is echter weieens lastig en het komt spreker voor,
dat een zekere soepelheid bij de uitvoering van de verordening
wel in acht genomen mag worden, althans in die gevallen,
waarin de kinderen, die sedert korten tijd den leerplichtigen
leeftijd hebben bereikt, de bewaarschool nog bezoeken. De
kinderen, die de bewaarschool bezoeken, verlaten deze school
eerst, wanneer zij overgaan naar de lagere school, die door
hun ouders is gekozen. Dat is niet altijd een school, waarvan
het eerste leerjaar op 1 Maart aanvangt. Hebben de kinderen
op 1 Maart den zesjarigen leeftijd bereikt, dan is het logisch,
dat hun schoolgaan niet wordt onderbroken, wanneer hun
ouders een school kiezen met September-inschrijving, maar
zij de bewaarschool blijven bezoeken, tot voor hen plaats
is op de lagere school, die door hun ouders voor hen is gekozen.
De heer Groeneveld zegt dat deze voorstellen om de open
bare bewaarscholen op een andere wijze over de gemeente
te verdeelen dan nu het geval is wel eenige verbetering
inhouden; zoo b.v. de verplaatsing van de bewaarschool
Groenesteeg naar Haverstraat, omdat in die buurt meer
kleine kinderen zijn dan in de oude omgeving, waar in hoofd
zaak oude menschen wonen, zonder kleine kinderen. Ook is
een verbetering dat, laat spreker hopen zeer binnenkort, de
nieuwe bewaarschool in de Kooi zal worden geopend, die
veel gunstiger ligt. Spreker is wel dankbaar, maar niet
voldaanwanneer deze geheele regeling tot stand is gebracht,
waren er 3 openbare bewaarscholen en blijven er 3 openbare
bewaarscholen. Nu is hier indertijd de z.g. pacificatie tus-
schen openbaar en bijzonder bewaarschoolonderwijs tot stand
gebracht, maar men ziet nog niet veel verbetering; er waren
11 bijzondere en 3 openbare bewaarscholen en dat blijft
zooin dat opzicht is er dus nog niet veel te zien van gelijk
stelling; het aantal openbare bewaarscholen wordt ook vol
gens deze voorstellen niet uitgebreid; spreker is dus nog
lang niet tevreden, en handhaaft zijn motie tot stichting
van openbare bewaarscholen in het Haagwegkwartier en in
de Heerenstraat; het is dringend noodzakelijk dat die on
gelijkheid tusschen openbaar en bijzonder bewaarschool
onderwijs verdwijnt, althans dat daarin eenige verbetering
komt.
Verder dringt spreker er op aan bij de te verbouwen
bewaarscholen de gasverlichting te vervangen door electrische
verlichting. Door de commissie voor het onderwijs is ook
een wenk in die richting gegeven, maar spreker dringt er
uitdrukkelijk op aan om, nu de gebouwen en de verlichting
toch moeten worden veranderd en uitgebreid, nu maar
radicaal de gasverlichting door electrische verlichting te
vervangen. Toen indertijd voorgesteld werd, in een bijzondere
lagere school de gasverlichting te vervangen door electrisch
licht, werd door het College betoogd dat dit een bezuiniging
was; dit zal dan ook wel in andere scholen zoo zijn; spreker
dringt er dus op aan die ouderwetsche verlichting tegelijk
maar te veranderen.
Verder heeft spreker bezwaar tegen de voorgestelde samen
stelling van de commissie, die hierop neerkomt, dat van
deze commissie van 9 leden slechts één sociaal-democraat
deel zou uitmaken. Men heeft het hier altijd zoo druk over
evenredigheid; zelfs is hier al eens, met algemeene stemmen
nog wel, een motie aangenomen, dat bij de samenstelling
van commissies zooveel mogelijk op evenredigheid gelet zal
worden. Nu is het natuurlijk niet altijd precies zoo te knippen.
Wanneer echter aan de sociaal-democraten een van de
negen plaatsen in de commissie wordt toegewezen, kan er
Bewaarschoolonderwijs.
(Groeneveld e.a.)
geen sprake zijn van evenredigheid. De sociaal-democratische
fractie is daarover niet tevreden, maar wel zeer teleurgesteld.
De heer Wilmer meent, zulks in tegenstelling met den heer
de Reede, dat die voorstellen van Burgemeester en Wet
houders, welke beoogen het openbaar bewaarschoolonderwijs
te verbeteren, inderdaad goed zijn en de aanneming van die
voorstellen een verbetering van dat onderwijs ten gevolge
zal hebben. Dit was ook de meening van de leden der commis
sie, die principieel meer aan de zijde van het openbaar
onderwijs staan.
De voorstellen van Burgemeester en Wethouders beoogen
vervolgens, den bouw van bewaarscholen, zoowel bijzondere
als openbare, voorloopig niet te doen plaats hebben. Hoezeer
spreker dit ook betreurt, omdat er z.i. op het oogenblik
behoefte bestaat zoowel aan bijzondere als openbare bewaar
scholen in de stad, moet hij met dit voorstel medegaan, ten
eerste met het oog op de gemeentefinanciën, die op het
oogenblik den bouw van nieuwe bewaarscholen niet toelaten,
maar in de tweede plaats ook in het belang van het bewaar
schoolonderwijs zelf. Wanneer men in deze omstandigheden
den bouw van nieuwe bewaarscholen zou voortzetten, zou
de vrees niet ongegrond zijn, dat men in Leiden zou moeten
komen tot een regeüng, waarbij de uitgaven voor het bewaar
schoolonderwijs zeer beperkt zouden worden. Dit zou zeer
zeker noodlottig zijn voor het bewaarschoolonderwijs, zooals
dat op het oogenblik in Leiden wordt gegeven en waar
over men zich mag verheugen.
Op zichzelf dus dit voorstel betreurende gelijk ook de
geheele Raad, het College van Burgemeester en Wethouders
incluis, het betreurt meent spreker dat de Raad door de
financieele omstandigheden gedrongen is, het te aanvaarden.
De heer Tepe zou na de zeer beknopte en niet zeer enthou
siaste critiek, die op de voorstellen van Burgemeester en
Wethouders is geoefend en vooral na de voortreffelijke ver
dediging van de voorstellen door den heer Wilmer, bijna
kunnen volstaan met voor te stellen, thans tot de stemming
over te gaan. Spreker wil er echter gaarne een woord over
zeggen, omdat het hem zeer ter harte ging, toen hij zich
gedwongen zag met deze voorstellen te komen.
De heer Groeneveld, die over deze voorstellen niet voldaan
is, weet, dat ook spreker dat niet is en dat Burgemeester
en Wethouders tot het indienen er van door de financieele
omstandigheden zijn gedwongen.
Toch ligt er in deze voorstellen, voor zoover zij de gemeente
geld kosten, een verbetering voor het openbaar bewaarschool
onderwijs opgesloten.
De heer Groeneveld veronderstelt, dat dit dient om den
achterstand in te halen.
De heer Tepe beweert volstrekt niet, dat daardoor het
openbaar onderwijs den achterstand heeft ingehaald, die in
te halen was, maar door dit voorstel wordt alles gedaan wat
onder deze omstandigheden mogelijk is om het openbaar
onderwijs te verbeteren. De verbouwing van de school aan
het Elisabethshof beteekent een belangrijke verbetering van
een openbare bewaarschool; de verplaatsing van de school
Groenesteeg naar de Haverstraat beteekent zoowel wat
lokaliteit als wat ligging betreft een belangrijke verbetering
voor het openbaar bewaarschoolonderwijs. Wanneer de heer
Groeneveld nu, terecht, zegtwij hadden en wij houden drie
openbare bewaarscholen, dan wijst spreker er op, dat de
3 toekomstige scholen aanmerkelijk beter gelegen en beter
over de stad verdeeld zullen zijn dan de oude, dat de scholen
veel beter ingericht zullen zijn en dat bovendien, de 3 open
bare bewaarscholen, die volgens Lug. Stuk No. 266 van 1930
in totaal 500 leerlingen telden op dat tijdstip, thans 354
leerlingen tellen, dus 146 minder. Terwijl er dus een af
vloeiing is van het aantal leerüngen van het openbaar be
waarschoolonderwijs, is het aantal scholen gelijk gebleven,
zijn ze beter verspreid over de stad en is de inrichting ver
beterd. Spreker erkent echter onmiddelüjk dat met deze
3 verbeteringen niet is bereikt hetgeen spreker zich althans
altijd heeft voorgesteld, toen de gelijkstelling hier door hem
is verdedigd, maar spreker hoopt van harte dat de tijd nog
eens zal komen, dat men in elk opzicht de gelijkstelling ten
volle zal kunnen doorvoeren. Wanneer dit op het oogenblik
niet geschiedt, is dit uitsluitend een gevolg van het feit,
dat men daartoe in de onmogelijkheid verkeert.
Indien de heer Groeneveld het Ing. Stuk nog eens goed
wil overlezen, zal hij tot de conclusie komen, dat beide
scholen zullen worden voorzien van electrische verlichting.
De samenstelling van de commissie is door den heer
Groeneveld ook in de commissie voor het onderwijs uitvoerig