MAANDAG 24 JULI 1933. 327 Loonkorting personeel Zweminrichting Rijn-Schiekanaal. (Kuipers e.a.) XXI. Voorstel van den heer IJ. Kuipers, om Burgemeester en Wethouders te verzoeken uitvoering te geven aan het door den Raad aangenomen voorstel inzake de korting over 1932 op de loonen van het personeel van de zweminrichting aan het Rijn-Schiekanaal. (Zie Ing. St. Nis. 104 en 127.) De heer Kuipers zegt, opnieuw een voorstel ingediend te hebben in zake de korting op de loonen van het personeel van de zweminrichting aan het Rijn-Schiekanaal om het College te herinneren aan de aanneming van sprekers voorstel om niet te korten op het loon van dat personeel bij Raadsbesluit van 6 Maart 1933. Waarom wordt door het College geen uitvoering gegeven aan dit Raadsbesluit hetwelk met 19—16 stemmen is aangenomen? Volgens de Gemeentewet is aan het College opgedragen de uitvoering der besluiten van den Raad. In het Ing. Stuk van 19 Mei '33 zeggen Burgemeester en Wethouders boudweg: „Met betrekking tot dit voorstel, dat het karakter draagt van een motie enz. En verder: „Wij vertrouwen dan ook, dat Uwe Vergadering bij nader inzien met ons van oordeel zal zijn, dat in het onderhavige geval de korting op de juiste wijze plaats vond en dat dus aan den in de motie uitgedrukten wensch geen gevolg kan worden gegeven." Men moet toch maar durven om zulk een praeadvies samen te stellen. Spreker heeft de Handelingen nog eens nagegaan, maar toen is het woord motie in het geheel niet door spreker gebruikt. Trouwens, op de agenda voor deze vergade ring spreekt het College zelf ook weer van „voorstel" Kuipers. Het College voert het door den Raad aangenomen voorstel van spreker niet uit, maar toovert het om in een motie; het is kras. Bovendien worden nu maar ineens de 19 raads leden, die voor sprekers voorstel gestemd hebben, in een hoek gezet en als kwajongens behandeld. M. a. w. „jullie hebben dit voorstel wel aangenomen, maar wij voeren het toch niet uit." Of een stemming heeft plaats gehad, daarover maakt het College zich in het geheel niet druk. Waar halen Burgemeester en Wethouders den moed vandaan om zoo te handelen en een met meerderheid van stemmen aangenomen besluit niet uit te voeren. Over het voorstel zelf zal spreker nu niets zeggen. Het College is in verzuim geweest en spreker vertrouwt dat het alsnog uitvoering zal geven aan dit voor stel; daarop dringt hij ten sterkste aan. De heer Goslinga is buitengewoon teleurgesteld na de rede van den heer Kuipers; spreker had zoo gaarne gewild, dat hij eens wat gezegd had over Ing. Stuk No. 104, dat hij eens aangevallen had het betoog van het College ten aanzien van die korting; daarover gaat het toch tenslotte. De heer Kuipers geeft een geheel foutieve uitlegging aan het kortings- besluit; het College heeft dit den Raad nog eens ernstig uiteengezet om hem te wijzen op de groote consequenties, verbonden aan uitvoering van het voorstel-Kuipers. Toen April 1932 de loonen voor de personeelen van de zweminrichtingen weer moesten worden vastgesteld, wat elk jaar gebeurt, heeft het College uitdrukkelijk aan de besturen van de Zijl en van de Leidsche Zwemclub gezegd: „wij keuren die loonen goed, maar onder voorbehoud, dat een gelijke korting zal plaats vinden als door den Raad op het gemeentepersoneel toegepast wordt". Dit was noodig, om dat die zweminrichtingen op 1 Mei geopend werden en de Raad pas op 2 Mei het kortingsvoorstel heeft aangenomen. Toen er in April '32 aan de besturen die mededeeling werd ge daan, wist het College nog niet, op welke wijze op de salarissen van het gemeentepersoneel gekort zou worden. In dat kortingsbesluit staat uitdrukkelijk, dat Burge meester en Wethouders gemachtigd zijn, maatregelen te nemen, tot invoering in de door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevallen van een overeenkomstige korting als die voor het gemeentepersoneel, voor het personeel in dienst bij instellingen, in wier financiën geheel of gedeeltelijk door de gemeente wordt voorzien. Men heeft aan de besturen van de zweminrichtingen ge schreven, dat zij de weekloonen moesten herleiden tot jaar- loonen en daarop boven 700.4.4 korting moesten toepassen, gelijk van 1 Mei af is geschied met de loonen van de losse arbeiders en de seizoenarbeiders, zonder dat daartegen eenig bezwaar is gerezen. Het bestuur van de Leidsche zwemclub Hooge Rijndijk heeft aanvankelijk de instructie van Burgemeester en Wet houders niet juist uitgevoerd en tout court 3 gekort. In de maand Juli of Augustus van het vorige jaar ontving spreker bezoek van den heer Kuipers, die hem vroeg of dit bestuur juist handelde. Spreker heeft toen den heer Kuipers Loonkorting personeel Zweminrichting Rijn-Schiekanaal. (Goslinga e.a.) gelijk gegeven en gezegd, dat de korting van 3 alleen gold de salarissen voor bijbetrekkingen. Wat het bestuur van de zwemclub te veel gekort had, zou het aan het personeel moeten teruggeven. Spreker heeft daaromtrent nadien niets meer van den heer Kuipers vernomen, tot deze in Januari zijn vrij onbe- grijpelijk voorstel indiende. Bij de verdediging van zijn voorstel heeft de heer Kuipers niet kunnen duidelijk maken, waarom speciaal de door hem voorgestelde maatregel wel zou moeten worden toegepast op het personeel van de zwem inrichting aan het Rijn-Schiekanaal en niet op dat van de zweminrichting aan de Zijl en ook niet op het losse personeel en de seizoenarbeiders van de gemeente. De stemming, die over het voorstel van den heer Kuipers heeft plaats gehad, was de 77ste, welke dien avond werd gehouden. De Raad bereikte dien avond met 80 stem mingen een record. Wanneer Burgemeester en Wethouders meenen, dat de Raad toen de consequenties van het voor stel niet ten volle heeft overzien, is het dwaas te zeggen, dat Burgemeester en Wethouders de 19 raadsleden, die er voor gestemd hebben, in een hoek zetten. Burgemeester en Wethouders hebben rustig in een nota aan den Raad hun bezwaren uiteengezet. Het is zoo klaar als de dag, dat dit Raadsbesluit in strijd is met de Raads besluiten van 2 Mei en 6 Juli 1932. In elk geval moest er op dat punt opheldering komen. Het voorstel van den heer Kuipers is niet uit te voeren, zonder dat men komt te staan voor allerlei consequenties, die de Raad niet zou willen aanvaarden. Men zou de korting dan ook moeten terugbetalen aan het personeel van de zweminrichting De Zijl en aan alle anderen, op wier loon na 1 Mei 1932 een korting is toegepast. Is het niet merkwaardig, dat de fractie van de S.D.A.P. die het moet tot haar eer gezegd worden evenals andere fracties op haar qui-vive is, wanneer het gaat om de rechten van de arbeiders, gedurende de vijftien maanden, dat het Raadsbesluit is toegepast, geen kik heeft gegeven en alleen de heer Kuipers is opgetreden voor een klein groepje per soneel van een zweminrichting? Burgemeester en Wethouders 1 lebben het Raadsbesluit volkomen juist geinterpreteerd, maar de heer Kuipers tracht nu daarop inbreuk te maken voor een klein groepje personen. Hij weet echter, dat wanneer zijn voorstel wordt aan vaard voor deze groep, alle anderen hetzelfde recht voor zich zullen komen vragen. Spreker vindt het niet eerlijk van den heer Kuipers, dat hij zelf dit er niet bij zegt en er zelfs geen enkel woord over spreekt, maar wel oppijpt tegen de wijze van optreden van Burgemeester en Wethouders, die hun handelingen volkomen kunnen verantwoorden, omdat zij daarbij zuiver het gemeentebelang dienen. Spreker geeft den heer Kuipers in overweging, het voor stel in te trekken en daarmede den besten terugtocht te kiezen. De Raad kan onmogelijk aan dit voorstel zijn stem geven. Het zou leiden tot een groot aantal verwikkelingen en moei lijkheden ten aanzien van degenen, op wier loon het Raads besluit sinds 1 Mei 1932 is toegepast op een wijze, die nooit tot critiek aanleiding heeft gegeven. De heer Kuipers moet toegeven, dat Burgemeester en Wet houders het voorstel niet kunnen uitvoeren. Spreker vindt het eigenlijk niet geheel en al fair dat de heer Kuipers weer met het voorstel is gekomen. Of de heer Kuipers moet het betoog van Burgemeester en Wethouders ontzenuwen en aantoonen, wat zij verkeerd hebben gedaan, óf hij moet het voorstel intrekken. Een tusschenweg is er niet. Het gaat niet aan, voor het personeel van de zweminrichting aan het Rijn-Schiekanaal een uitzondering te maken. Nu uit een interruptie van den heer Schiiller blijkt, dat deze het op dit punt met spreker eens is, verheugd het spreker, dat de heer Schiiller zooveel gevoel voor consequenties blijkt te hebben, dat hij dit toegeeft. Het zou dan echter beter zijn, indien de heer Kuipers het ronduit tot den Raad zei, zoodat ieder precies kan weten, waaraan hij toe is. De heer Kuipers heeft thans tot teleurstelling van den heer Goslinga niets over het voorstel zelf gezegd, maar spreker heeft bij de behandeling van de begrooting er meer dan een kwartier over gesproken en meent dat zijn voorstel vol doende bekend is. De heer Goslinga zegt, dat toen niemand er iets van be greep. De heer Kuipers merkt op, dat de overige raadsleden hun stem hebben gemotiveerd. De Wethouder voert nu wel aan, dat de korting ook is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 11