69
te bindend. Hij wenseht aan alle ouders de verplichting' op
te leggen hun kinderen in het le, 4e en laatste leerjaar door
den schoolarts grondig, d. w. z. ontkleed, te doen onder
zoeken. En dat wenseht men over het algemeen niet; het
verlangen naar een dergelijk onderzoek leeft niet in de burgerij.
Wel heeft de heer Donders in zijn amendement op art. 14
eenige vrijheid toegestaan, n.l. deze, dat de ouders, die tegen
het onderzoek van den Schoolarts bezwaar hebben, hun kin
deren, binnen een zekeren termijn, door hun huisarts kunnen
laten onderzoeken. Deze vrijheid is ook nu reeds bij art. 11
van de thans geldende verordening toegestaan, doch er wordt
nagenoeg geen gebruik van gemaakt.
En nu ten slotte:
Als men de vraag stelt: Welke bedoeling heeft men gehad
bij de instelling van het geneeskundig toezicht op de open
bare en bijzondere scholen, bewaarscholen, kinderbewaar
plaatsen enz.?, dan kan het antwoord niet anders luiden,
dan dat men dat toezicht heeft willen uitstrekken tot alle
leerlingen en dat men niet enkele, maar alle kinderen zooveel
doenlijk heeft willen Vrijwaren voor ziekten, waarmede zij
door onderling verkeer kunnen worden aangetast of besmet.
En als men nu bedenkt, dat bij verwezenlijking van de
gedachte van den heer Donders, hoe goed bedoeld ook, alle
kinderen van de bijzondere scholen aan het geneeskundig
toezicht geheel worden onttrokken, dat de schoolartsen het
voornemen hebben de ouders uit te noodigen om 's Woens
dags of 's Zaterdags middags met hun kinderen te komen,
om ze grondig te doen onderzoeken, en dat de Directeur
van den Geneeskundigen Dienst 50 van het getal opge-
roepenen verwacht, dan vragen wij ons af: Wat blijft er dan
van het geneeskundig schooltoezicht over?
Is het dan niet beter het bestaande toezicht te verbeteren
op de wijze als in de ontwerp-verordening is aangegeven en
daaraan te onderwerpen alle leerlingen, zooals thans plaats
heeft, dan een medisch toezicht in te stellen, waarbij slechts
de kleinste helft der leerlingen betrokken is?
Zou het in het laatste geval niet zijn: het goede nalaten,
terwijl men het betere toch niet verkrijgen kan?
Op grond van al het vorenstaande geven wij Uwe Ver
gadering in overweging het voorstel van den heer Vos en de
amendementen van den heer Donders niet aan te nemen.
Ons College meent in dit praeadvies Uwe Vergadering mede
in kennis te moeten stellen met zijn standpunt ten opzichte
van het voorstel van den heer Knuttel, luidende: ,,De Ge
meenteraad draagt Burgemeester en Wethouders op een
regeling te ontwerpen voor een tandheelkundigen dienst ten
behoeve der leerlingen van de lagere scholen", welk voorstel
in Uwe Vergadering van 25 Januari 1932 in onze handen
werd gesteld om praeadvies.
Va hetgeen wij hierboven reeds hebben opgemerkt omtrent
de voorstellen-Donders, Koole en Vos betreffende het genees
kundig schooltoezicht behoeft het geen lang betoog, om te
doen uitkomen, dat wij aanneming van het voorstel Knuttel
niet kunnen aanbevelen.
Dit toch ligt zoo ver buiten het raam, waarin wij ons de
medische bemoeienis met het schoolkind hebben gedacht, dat
het welhaast bezwaarlijk is, om het tegelijk met de ontwerp
verordening op het geneeskundig schooltoezicht te behandelen.
Immers, hoezeer men daarbij van inzicht kan verschillen
omtrent de voorgestelde intensiviteit van het toezicht, alge
meen is men toch van meening, dat het toezicht moet blijven,
terwijl het voorstel van den heer Knuttel beoogt het instellen
van een tandheelkundigen dienst ten behoeve van de school
kinderen en daarmede dus komt op het terrein van de be
handeling. Tot het doen van dezen stap is ons College niet
te bewegen.
Dit wil niet zeggen, dat Ons College niet erkent, dat er
wenschelijkheden bestaan op het gebied van de mogelijkheid
om tandheelkundige verzorging te verkrijgen, met name voor
de on- en minvermogenden, doch wij ontkennen, dat hier
van een leemte speciaal ten opzichte van de schoolgaande
kinderen kan worden gesproken. Het is ons bekend, dat de
schoolartsen bij hun bezoeken ook mondinspectie houden en
bij ongunstige bevinding de aandacht van de ouders vestigen
op de wenschelijkheid tandheelkundige hulp in te roepen.
Wij meenen, dat zoo het karakter van toezicht het beste wordt
bewaard en dat tevens aan alle redelijke verlangens, die men
te dezer zake kan stellen, wordt voldaan.
Waar ons College in dit voorstel Knuttel een zoo principieel
verschil zag met de aanhangige materie, leek het ons niet
opportuun hierover eerst nog het advies van de Commissie
voor den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst in te winnen,
temeer niet omdat de nood der tijden ons College bovendien
heeft moeten doen besluiten, om niet dan bij volstrekte nood
zakelijkheid initiatieven op het gebied van de volksgezondheid
op te nemen.
Dit brengt mede, dat ook om finantieele redenen ons College
de verwezenlijking van het denkbeeld-Knuttel niet kan be
vorderen, daar van een bepaalde urgentie geen sprake is.
Wij stellen Uwe Vergadering derhalve voor ook het voorstel-
Knuttel niet aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ondergeteekende stelt voor:
De Eaad besluit, het geneeskundig schooltoezicht, behalve
dat aan de buitengewone scholen, op te dragen aan een
vol-ambtenaar-schoolarts, en verzoekt Burg. en Weths met
behoorlijken spoed een instructie voor dezen ambtenaar aan
hem ter vaststelling voor te leggen.
J. M. Vos Jzn.
Ondergeteekende stelt voor artikel 4, 2e lid sub a) van
de verordening regelende het geneeskundig schooltoezicht te
lezen als volgt:
een grondig onderzoek van alle nieuw ter school komende
leerlingen, van alle leerlingen van het vierde leerjaar en
van alle leerlingen van het laatste leerjaar.
II. F. A. Donders.
Ondergeteekende stelt voor artikel 9 van de verordening
regelende het geneeskundig schooltoezicht te lezen als volgt:
1. ,,Bij de toelating van nieuwe leerlingen op de lagere
school wordt aan de ouders of verzorgers van het kind ge
vraagd eene verklaring over te leggen van hun huisarts
omtrent den hygiënischen toestand van het kind, waarbij in
het bijzonder gelet wordt, dat het kind niet lijdende is aan
eenige in- of uitwendige besmettelijke ziekte. Deze ver
klaring wordt in gesloten couvert gezonden aan den Ge
meentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst. Indien
dit bewijs ontbreekt, zal de schoolarts, vóór dat het kind
tot de school wordt toegelaten, een kort onderzoek naar
besmettelijke aandoeningen instellen. Van de resultaten van
dit voorloopig onderzoek doet hij mededeeling aan den
Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst.
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde verklaring
die kosteloos door den Gemeentelijken Geneeskundigen- en
Gezondheidsdienst wordt verstrekt en door het Hoofd der
School bij de inschrijving uitgereikt, moet zijn gedagteekend
en mag niet ouder zijn dan één maand.
3. De schoolarts is verplicht alle nieuw op school gekomen
leerlingen grondig te onderzoeken en wel binnen den tijd
van 2 maanden na hunne toelating tot de school.
4. De schoolarts is verplicht alle leerlingen van het vierde
leerjaar en alle leerlingen van het laatste leerjaar der onder
zijn toezicht staande scholen grondig te onderzoeken en
wel die van het vierde leerjaar gedurende het trimester
loopende van de Kerstvacantie tot aan de Paaschvacantie
en die van het laatste leerjaar gedurende het trimester
loopende van de Paaschvacantie tot aan de zomervacantie.
5. Indien de schoolarts wenseht over te gaan tot het in
het 3e of 4e lid van dit artikel bedoelde onderzoek doet hij
hiervan door het Hoofd der School kennis geven aan de
ouders of verzorgers en noodigt dezen uit hierbij tegen
woordig te zijn.
Het onderzoek bedoeld in het 3e en 4e lid van dit
artikel heeft bij voorkeur plaats in de school. Daartoe wordt
een behoorlijk verlicht en verwarmd vertrek beschikbaar
gesteld, voorzien van hetgeen bij het onderzoek vereisclit
wordt. Indien de schoolarts van oordeel is dat het onderzoek
niet doeltreffend in de school kan plaats vinden geschiedt
dit op een door den Gemeentelijken Geneeskundigen- en
Gezondheidsdienst aan te wijzen plaats.
7. (Zie 4e lid voorgesteld artikel).
8. (Zie 5e lid id. id.
H. F. II. Donders.
In verband met het bovenstaande wordt het opschrift
„van het eerste onderzoek" gewijzigd in: „van het onderzoek
der leerlingen van het le, 4e en laatste leerjaar".
Ondergeteekende stelt voor artikel 14 van de verordening
regelende het geneeskundig schooltoezicht te lezen als volgt:
1. „Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, 2e lid onder a
heeft niet plaats indien binnen 14 dagen na den aanvang
van den tijd genoemd in het 3e en 4e lid van artikel 9 de
leerling door een geneeskundige grondig wordt onderzocht.
2. Het onderzoek bedoeld in artikel 4, 2e lid onder b
heeft niet plaats indien binnen 8 dagen de leerling door een
geneeskundige wordt onderzocht op die punten, waarop de
schoolarts dit wenschelijk acht. De schoolarts geeft deze
punten op aan het hoofd der school, door wien zij ter kennis
worden gebracht van de ouders of verzorgers van den leerling.
3. (conform 3e lid voorgesteld artikel).
4. 4e lid id. id.
H. F. A. Donders.